vrijdag 14 oktober 2011

Lekker irrationeel


Modes komen en gaan, ook in de filosofie. Primair zijn dat lange termijn golfbewegingen op grote diepte in een cultuur. Voor het Westen denk ik bijvoorbeeld aan een filosofische pendelbeweging tussen ratio en gevoel zoals die tot uitdrukking kwam in de Verlichting met de Romantiek als reactie daarop, gevolgd door het nuchtere positivisme dat op zijn beurt de meer op ervaring gerichte bewegingen opriep van de fenomenologie, het existentialisme en diverse postmodernistische stromingen.

Er lijkt zich de laatste jaren, bovenop die grotere onderstromen, een extra golfje irrationaliteit voor te doen. Ik ontwaar dat golfje onder andere in recente publicaties van Ger Groot en Thierry Baudet. Ger Groot bespreekt onder de kop De grenzen van het barbaarse de afschaffing in Catalonië van het stierenvechten. Hij ziet in die afschaffing de triomf van het rationele verlichtingsdenken dat probeert al het tragische uit te bannen. Het maakt de rede almachtig en steriliseert de wereld door al het aanstootgevende eruit de bulldozeren. Maar “onderhuids weet het universele humanisme zich niettemin aangevreten door iets dat niet redelijk, niet universeel en misschien zelfs niet moreel is, maar dat wel onlosmakelijk verbonden is met ons menselijk wezen”, aldus Groot.

Groot voelde de behoefte om zelf het terrein van het irrationele te betreden en ging stierenvechten. En inderdaad, opwinding, spanning en ook een beetje trots heeft hij kunnen ervaren. Het zorgde ervoor dat zijn vraag des te klemmender werd: “hoe lang zal het duren, voordat de moderniteit zelfs de laatste resten tragisch levensgevoel heeft uitgeroeid?”

Thierry Baudet haakt in zijn NRC-column in op die vraag. Baudet stelt vast dat de corrida op algemene afkeuring kan rekenen onder zich als ‘modern’ en ‘weldenkend’ beschouwende mensen. Daardoor ziet hij veel waardevols verloren gaan, want als je stierenvechten, plezierjacht en visserij verbiedt, raak je vervreemd van de natuur. De moderniteit schiet dan door, wil alles steriel en uniform maken en heeft zo uiteindelijk ook de gaskamers mogelijk gemaakt. “Het was kortom geen toeval dat Hitler veganist was”.

Voor Baudet is het duidelijk: de waarde van het leven hangt op mysterieuze wijze samen met de aanwezigheid van dierlijkheid, gevaar en dood in ons bestaan. Hij kan helemaal warm worden van de volheid van het stierenvechten. Hij viert de gedachte dat grandeur en dood, noblesse en tragiek nauw samenhangen en dat het leven strijd is. Hetgeen mij trouwens ook even aan Hitler deed denken.

Het modegolfje dat ik hierin ontwaar wordt dus gevormd door pleidooien voor minder uniformerende en verstikkende rationaliteit. Opmerkelijk is dat die pleidooien afkomstig zijn van soepele, gevestigde filosofen die hun mars door de denk-instituties en de bijbehorende normaliteit zonder noemenswaardige problemen doorlopen, keurig binnen de bandbreedtes van de meer en minder rationalistische onderstromen. Kennelijk kom je daar op een gegeven moment niet meer mee uit en wens je wat extra irrationaliteit, beargumenteerd vanuit de gedachte dat twintigste-eeuwse rampen als fascisme en nazisme hun oorsprong vinden in de moderniteit.

Dat ik dat betitel als een modegolfje komt misschien wat denigrerend over. Maar ik vind het meeste wat ze zeggen niet raar, ik begrijp Groot en Baudet wel. Ik herken daarin veel van wat mij via Levinas bekend en sympathiek is. Ook Levinas meent dat de Westerse filosofische traditie in haar adoratie van de rede blind is geweest voor de verstikkende en totalitaire tendensen die de rede aankleven. En dat die blindheid mede totalitaire systemen als communisme en fascisme heeft mogelijk gemaakt.

Maar tegelijkertijd heb ik zo mijn reserves tegenover de invulling door Groot en Baudet van het irrationele en hun pleidooi voor het vieren van machismo en strijd. Ik ben geneigd om die reserves in verband te brengen met twee verschillen die ik vaststel tussen hen en Levinas.

Een eerste verschil is dat Levinas, al vanaf het prilste begin van zijn filosofische belangstelling, het verstikkende karakter van de rede en de moderniteit heeft onderkend en, waarschijnlijk precies om die reden, al direct voor zichzelf in de academische filosofie geen toekomst zag weggelegd.

Een tweede verschil is dat Levinas, waarschijnlijk door zijn weigering om in het academisch-modernistische keurslijf te stappen, nooit in de toch enigszins anti-intellectualistische tegenreactie is terechtgekomen die we nu bij Groot en Baudet waarnemen. Integendeel, hij heeft gezocht naar mogelijkheden om de interactie van het irrationele met het rationele te beschrijven op een manier die niet per se de strijd en het geweld als dé vieringen van het irrationele bij uitstek omarmt. Ons zintuig voor het irrationele, het tragische en het transcendente moet zeer zeker aan zijn trekken komen, aldus Levinas. Maar dat kan ook, en net zo of meer vruchtbaar, gewoon in het dagelijks leven – als we maar oog hebben voor het ongerijmde van de Ander. Want die is misschien wel de irrationaliteit zelve. En die tref ik niet aan in de arena, maar thuis of op het werk.

Dat vind ik belangrijke verschillen. Want met Groot en Baudet vind ik aandacht voor het irrationele terecht en nodig. Maar met Levinas ben ik van mening dat je ermee op moet passen. Per slot van rekening is, zoals gezegd, Hitler niet alleen in verband te brengen met het veganisme als uitdrukking van de klinische en steriele moderniteit, maar ook met de verheerlijking van strijd en geweld die een uitwas vormde van de Romantiek.

Zie ook Veranderingsporno, Lekker irrationeel (2) en Ongerijmd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten