Als reactie op dit succesverhaal zeggen mensen op andere werkterreinen vaak: zo zou ik het ook wel willen, maar mijn werk leent zich daar niet voor.
Ik denk dat dat waar is voor veel werkterreinen. Denk aan de NS, waar je voor een heel land de treinenloop en inzet van personeel moet coördineren. Of aan de projectorganisatie voor de bouw van een torenflat.
Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat de basisgedachte van De Blok – “Managen is flauwekul, je moet mensen gewoon hun werk laten doen” – veel breder kan worden toegepast dan nu het geval is. Als ik die probeer toe te passen op mijn eigen omgeving kom ik in ieder geval een heel eind.
Mijn eigen omgeving: dat is de gemeente Amsterdam. Daar vallen drie kenmerken van te noemen die Jos de Blok ook aantrof in de zorg voordat hij er de boel op z’n kop zette.
1. De basisactiviteiten van de gemeente zijn stabiel tot zeer stabiel. De straten moeten worden geveegd, de erfpachtcanon geïnd, paspoorten uitgegeven en facturen betaald. Net zoals het vak van wijkverpleegkundige in 30 jaar tijd nauwelijks is veranderd.
2. Over die primaire processen heen zit in Amsterdam een (zeer) grote laag van beleidsmedewerkers, managers en bestuurders, en die zijn eigenlijk niet zo geïnteresseerd in die basale activiteiten. In de woorden van De Blok: bestuurders houden van complexiteit, “want dat maakt je baan interessanter”. Die creëren dus hun eigen wereld en houden zich vooral veel met elkaar bezig.
3. Door het naast elkaar bestaan van twee parallelle werelden binnen de gemeente (die van bestuur en beleid naast die van de basis, denkers naast doeners) is er veel onderling wantrouwen. Men neemt niet zomaar van de ander aan dat die van zijn vak iets moois wil maken. De Blok gaf als oplossing: “We laten mensen met kennis van zaken doen wat ze denken dat goed is”.
Dat laatste kan ook in Amsterdam, daar ben ik van overtuigd.
Zie ook Uit het hart gegrepen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten