woensdag 26 december 2018

Herkantelen


Zo vierkant gepresenteerd als onlangs op de voorpagina van Trouw krijg je het niet gauw: uitspraken over (top)bestuurders in het bedrijfsleven en bij de overheid als “De huidige bestuurders zijn te veel gericht op korte termijn winst, ze vermijden risico’s en hebben te weinig contact met de buitenwereld”. Dat is nog al wat. En dat nog wel uit de mond van bestuurders zelf.

Ja, vanuit de hoek van de antiglobalistische Occupy-beweging kon je dat horen, een aantal jaren geleden. En toen de communistische krant De Waarheid nog bestond was antikapitalistische retoriek op dagelijkse basis verkrijgbaar. Verder ken ik dergelijke kwalificaties uit de meer kritisch ingestelde academische hoek, met name vanuit Critical Management Studies.

Maar de tijdgeest is al een paar decennia aan het kantelen, de neoliberale kant op. Ook bij degenen onder ons die hun passie voor een rechtvaardige samenleving nooit verloren hebben raakte de gedachte in zwang dat de verzorgingsstaat was doorgeschoten, dat geleide economieën gefaald hebben, dat het geld wel ergens verdiend moet worden, en dat een kapitalistisch systeem de boel het beste aan de gang houdt.

In het licht van die kanteling is wat er in het Trouw-bericht gebeurt wel revolutionair. De relatief recente en breed gedragen waardering voor het neoliberale model komt opnieuw op serieuze manier onder vuur te liggen. Zelfs serieuzer dan vroeger, omdat het niet meer alleen om de onrechtvaardige verdeling van rijkdom gaat. Ook omdat de toekomst van de aarde voelbaar op het spel staat, en omdat maatschappelijke ontwrichting dreigt.

En de denigrerende uitspraken komen ook nog eens van de bestuurders zelf. Wat er nu nodig is, zeggen zij, is een nieuw type bestuurder. Iemand met meer zelfreflectie, met een verbindend vermogen, dienstbaar aan de maatschappij en gericht op de lange termijn. Nog niet zolang geleden werd je voor soft of gepensioneerde politicus versleten als je zo’n uitspraak deed. Het neoliberale model is kennelijk ineens heel snel ongeloofwaardig aan het worden.

Maar wat doen we dan nu? Van de zittende bestuurders moeten we het niet hebben. Want hoewel zij zelf de diagnose stellen, vinden zij (met name de mannen onder hen) dat ze zelf niet hoeven te veranderen of bij te leren (‘ik ben niet zo’n cursus type’). Immers, ‘onze boardroom heeft een goede samenstelling – goede mensen met veel ervaring – dan gaat het vanzelf’. Waarmee ze waarschijnlijk bedoelen dat ze allemaal even doorkneed zijn in gerichtheid op snelle winst en kwartaalrapportages, ze vermijden risico’s en hebben te weinig contact met de buitenwereld. Zoals ze het op de business schools en economische faculteiten geleerd hebben.

Voor oplossingen komen ze dan ook niet verder dan de suggesties dat er lef getoond moet worden voor grote veranderingen (door anderen dus), en dat de overheid kaders moet stellen (dat is wel weer revolutionair natuurlijk, tegenover de neoliberale deregulering).

Een aantal jaren geleden werd in de kring van Critical Management Studies de Manifestos for the Business School of Tomorrow uitgebracht. Waarschijnlijk moet het daar beginnen inderdaad.

Zie ook Jeukwoordenfestival

1 opmerking:

  1. Bestuurders, die van hun bedrijf houden zijn uitgestorven. Ze zijn bezig met hun persoonlijke ambities.

    BeantwoordenVerwijderen