vrijdag 19 oktober 2018

Vaagtaal


In een artikel op de site liberaalchristendom.nl stelt de theoloog Jan Offringa vast dat Israël tot nu toe een speciale positie inneemt in de Christelijke theologie. In de Kerkorde van de Protestantse Kerk Nederland (PKN) wordt gesproken over een “onopgeefbare verbondenheid met Israël”. Offringa vraagt zich af waarom dat zo is.

Offringa meent dat de Protestantse kerk prima kan zonder Israëltheologie. Hij snapt dat er vanuit de ontstaansgeschiedenis van het Christendom belangstelling is voor het Jodendom, en dat de Sjoa dwingt tot verscherpte reflectie op de verhouding tussen Christendom en Jodendom. Maar verwantschap met het Jodendom moet je niet overdrijven, die is er ook met andere godsdiensten. Daarom pleit Offringa ervoor de Israëlzondag af te schaffen en er een zondag over de relatie tussen het Christendom en het Jodendom van te maken, aangevuld met een zondag over de verhouding met de Islam of het Boeddhisme. Israël is een belangrijke ander, maar toch niet de enige, aldus Offringa. Hij roept ertoe op om de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël om te zetten in een onopgeefbare strijd tegen antisemitisme en elke vorm van discriminatie op grond van ras of geloof. En om geen religieuze argumenten te gebruiken om “het stukje land”, aldus Offringa, van Israël te rechtvaardigen.

Op het artikel van Offringa kwamen allerlei reacties. Onder anderen van Rachel Reedijk, die er op wees dat Offringa’s stellingname er niet toe zou mogen leiden dat Israëls bestaansrecht wordt ontkend. Dan zou een grens worden overschreden. Bovendien, hoever kun je gaan in het losmaken van de Hebreeuwse Bijbel, die toch ook onderdeel is van de Christelijke Bijbel, van zijn context? Verhalen hebben zich in dat landje aan de Middellandse Zee afgespeeld “en niet op de Tibetaanse hoogvlakte”, aldus Reedijk.

Daarnaast las ik een reactie van predikant Wouter Klootwijk. Hij stelde dat de Protestantse kerk de staat Israël helemaal geen religieuze betekenis wil toekennen. Wel erkent de kerk dat de staat voor veel Joden onderdeel is van hun identiteit en van grote betekenis, maar dat is wat anders.

Zelf vind ik over het geheel genomen de tekst van Offringa sympathiek geschreven, en afgewogen van karakter. Waar ik aan blijf haken, is het motief dat Offringa geeft voor zijn actie. “Ik wil de mist doen optrekken in de relatie tussen kerk en Israël. De mystificaties vragen om opheldering”, en met die mystificaties doelt hij op termen als ‘onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’ en ‘uitverkiezing’. “Onbedoeld bevestigen de uiteenlopende reacties in Trouw mijn stelling dat het terrein van kerk en Israël een grote mistbank is. Allerlei vaagheden, misverstanden en schuldgevoelens lopen door elkaar heen.”

Ik moet zeggen, dat herken ik wel een beetje. Ik houd zelf ook erg van helderheid en kan bij momenten kriegel worden van speculaties, vage verbanden, mistige termen. ‘Uitverkoren volk’ en ‘landsbelofte’ horen daar soms bij, maar ook de verwarring die kan ontstaan over de verhouding van de termen volk, religie, staat, en land tot elkaar. Wanneer ik in de liberaal-moderne stand sta wil ik het clair et distinct hebben (Descartes) en erger ik me aan allerlei onnavolgbare categorievermengingen en particuliere gehechtheden die een verlicht mens kwijt zou moeten willen. In hoeverre mag een modern denkend mens zich nog hechten aan “een stukje land”?

Maar ik weet ook dat de werkelijkheid zich minder houdt aan de heldere categorieafbakeningen dan het moderne westerse gemoed zou willen. Hoe je ook je hoofd erover breekt, een strikte eenduidige afbakening tussen volk, geloof, land en staat is in het geval van Israël simpelweg niet te maken.

Dat ras en geloof geen rol mogen spelen is niet zozeer het probleem, daar zijn de meeste mensen het wel over eens. De storende meerduidigheid begint juist waar de begrippen volk, land en staat ook onderdelen zijn van identiteit van mensen, zoals Klootwijk zegt. Maar het heeft iets gemakzuchtigs om die categorieën dan maar liefst uit je denken weg te zuiveren.

Dat is op allerlei manieren al eerder geprobeerd. Aan het eind van de achttiende eeuw wilde men op de golven van het universaliserende Verlichtingsdenken de term ‘Joodse natie’, voor de aanduiding van de Joden in Nederland, vervangen door te spreken over een groep ‘Nederlanders van de mozaïsche confessie’.

En vandaag de dag pogen Joden in de diaspora vaak te voorkomen dat zij in verband worden gebracht met onsympathiek gedrag van Israël. Wat er in Israël gebeurt, mag vooral niet terugslaan op Joden in de rest van de wereld. Dat die afschermingspoging iets kunstmatigs heeft en daardoor niet echt werkt, werd ooit goed verwoord door Esther Voet, hoofdredacteur van het NIW. Zij vroeg zich af: als wij er zelf al niet in slagen om Jodendom en Israël uit elkaar te houden, hoe kunnen we dan van buitenstaanders verwachten dat ze dat wel doen?

Mijn drang naar heldere categorisering en eenduidigheid moet het dus regelmatig afleggen tegen werkelijkheden van historische, culturele of religieuze aard die weigeren zich in mijn categorieën te laten persen. Historisch gegroeide verbanden verdragen zich (misschien wel meestal) niet zo lekker met het verlangen naar eenduidige helderheid. De onmogelijkheid om heldere schotten te plaatsen tussen Joods volk, Joodse religie en Joodse staat behoort daartoe.

Tegen die weerbarstige werkelijkheid moet Offringa toch vaker aanlopen, denk ik dan. Want in de Christelijke kerk barst het ook van de vaagtaal waar mijn liberaal-moderne gemoed het moeilijk mee zou hebben. Denk aan uitdrukkingen als ‘één-zijn-in-Christus’, de kosmische betekenis van ‘Jezus-als-de-Christus’, struikelt hij daar dan niet over?

Misschien denkt Offringa: ik heb mijn handen al vol aan mijn eigen traditie, ik kan de Joodse vaagtaal er niet bij hebben.

Zie ook Bij Kaag ontbreekt een dimensie

woensdag 3 oktober 2018

Bij minister Kaag ontbreekt een dimensie


Laat ik vooropstellen dat ik Sigrid Kaag een sympathieke vrouw vind, zowel in haar intenties als in haar acties. Het hart zit op de goede plaats bij deze minister, wat blijkt uit haar inzet voor brandhaarden wereldwijd en haar oproepen om je stem te laten horen waar onrecht plaatsvindt. Maar ik ben bang dat zij in haar analyse van de problemen waar wij als samenleving en zij als minister van ontwikkelingssamenwerking voor staan tekort schiet.

Dat maak ik op uit de Abel Herzberglezing die zij afgelopen zondag hield en die ik tot me heb genomen via de verkorte versie ervan in Trouw. Het trof me in die lezing dat er in het wereldbeeld van Kaag niet veel zit tussen de dimensie van het individu en de dimensie van de universele menselijke waardigheid.

Om met dat laatste te beginnen, warm wordt Kaag van het “geïnstitutionaliseerde antwoord op de leegte van Herzberg”. Met die leegte – of stilte – doelt zij op het akelige gebrek aan proteststemmen tegen de nazi’s voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. En het antwoord daarop, voor Herzberg en voor haar, is het grotendeels naoorlogse stelsel van internationale samenwerking en bewaking van mensenrechten. Na de rampen van twee wereldoorlogen en de Shoa, bieden onder andere de Europese Unie en de Europese mensenrechten een zekere institutionele garantie voor de bescherming van menselijke waardigheid.

Daarnaast spreekt ze met enthousiasme over een andere dimensie van het menselijk bestaan, wanneer het gaat over het belang van een eigen identiteit voor iedere mens. Dat is in haar presentatie steeds een geheel individueel bepaalde identiteit. “Identiteit is nooit monolithisch, maar gelaagd en complex. Identiteit wordt gevormd door opvoeding, door vrienden die je maakt, door boeken die je leest, door reizen die je maakt, door ontmoetingen met wildvreemden en door persoonlijke ambitie en ontwikkeling”. Ieder mens heeft het recht op die manier zijn eigen identiteit te creëren.

Wat ik, tussen die twee dimensies in, mis, is een tussenliggende identiteit, namelijk die van de natie of etnische, al dan niet religieuze, groep. Ze noemt hem wel, maar dan vooral in negatieve zin, als ze de populisten van vandaag benoemt. Zij zijn onruststokers die de internationale orde afdoen als cultuur-marxistisch project, die manipuleren en schermen met halve waarheden, en terug willen naar een romantisch negentiende-eeuws nationalisme. We weten allemaal over wie dat gaat.

Terecht wijst Kaag op de grote gevaren daarvan. Maar natiestaten, net als etnische en religieuze groepen daarbinnen, hebben de afgelopen eeuwen ook een constructieve rol gespeeld. Ze waren de broedplaatsen voor democratie, politiek debat en rechtsstatelijkheid, en vehikels voor onderwijs en verheffing van hun burgers.

Die dimensie komt bij Kaag alleen ter sprake op een meer terloopse wijze, als ze haar eigen Nederlandse achtergrond beschrijft en vertelt wat ze daaraan te danken heeft. Maar meer fundamenteel lijkt die dimensie bij haar geen rol te mogen spelen, hij krijgt geen stevige plaats in de structuur van haar lezing als een categorie sui generis. Identiteitsvorming op het niveau van de etnische groep of de natie lijkt bij haar toch vooral verdacht te zijn, te omschrijven als ‘tribaal identiteitsdenken’.

Terecht zegt Kaag dat mensen niet kunnen worden gereduceerd tot één kenmerk van hun wezen. Tot de kosmopoliet, de immigrant, de Moslim, de Jood. Of vul aan: de Nederlander, de Fransman, de Kroaat. Maar het lijkt erop dat veel van die groepsidentiteiten wat haar betreft beter helemáál geen plek kunnen krijgen. Want dat soort identiteit heeft de neiging ‘de angst voor de ander’ aan te wakkeren.

Dat vind ik problematisch, en wel om de volgende redenen.

In de eerste plaats omdat in veel landen in West-Europa dat niveau van de groep of de natie nog steeds een houvast blijkt te bieden aan veel ‘gewone’ mensen. Vooral als die mensen niet zo veel hebben met de twee andere polen die Kaag omhelst: zij zijn niet van die bewust gevormde individuen en nemen weinig of niet deel aan de globalisering, hebben daar eerder last van. De middencategorie van de natiestaat en de groepsidentiteit biedt hen stevigheid. Moet je dat negeren of daar laatdunkend over doen, omdat je dat zelf overstegen hebt?

Verder hebben natiestaten zich vooralsnog meer overtuigend bewezen als complete rechtsorde dan de ideële internationale structuren waar Kaag over spreekt. Hannah Arendt heeft indringend beschreven hoe weinig haar ‘universele menselijke waardigheid’ haar hielp toen ze op de vlucht was voor Hitler. Burgerschap van een fatsoenlijk land, dát had ze nodig. Zo is het vandaag de dag nog steeds voor statenlozen of inwoners van barbaarse staten. Dat dat schreeuwt om verdere uitwerking van ons internationale rechtsstelsel ben ik helemaal met Kaag eens, maar dat mag er niet toe leiden de verdienste van de feitelijke bescherming die nationaal burgerschap biedt te onderschatten. Dat is geen romantisch gegeven, maar eerder een soort organisatieprincipe, uitgaande van wat werkt.

Tenslotte vind ik het iets ironisch hebben dat uitgerekend in een lezing die is genoemd naar Abel Herzberg de tussendimensie van het nationale en etnische ontbreekt. Want als er iemand was die, met al zijn appreciatie voor de verlichtingsidealen van menselijke waardigheid en gelijkheid, doorhad dat die idealen concrete inbedding nodig hebben binnen historisch gegroeide lotsgemeenschappen, dan was het wel Abel Herzberg. En dat al op een moment – ruim vóór Hitlers machtsgreep in 1933 – dat je nog kon geloven in de werkzaamheid van die idealen zoals de meeste van zijn ontwikkelde mede-Joden in die tijd ook deden. Hij koos, tegen de op assimilatie gerichte hoofdstroom in, al in 1912 voor het zionisme, omdat hij het belang van het middenniveau van een eigen Joodse staat op waarde wist te schatten.

Tribaal? Zo zou Kaag Herzbergs stap destijds misschien gekwalificeerd hebben, als ze tijdgenoot was geweest. Handelde Herzberg uit angst? Hij was, geloof ik, niet zo’n angstige man, maar hij moet een voorgevoel hebben gehad dat de situatie voor Joden in het verlichte Westen wel eens rampzaliger uit zou kunnen pakken dan menigeen zich kon voorstellen.

Nee, die kant van Abel Herzberg is beslist niet Kaags cup of tea. Dat is jammer voor zo’n sympathieke minister. Misschien is het een idee als Sigrid Kaag en Stef Blok met elkaar eens een discussie op het scherp van de snede zouden voeren?

Zie ook Europa is mijn landGrenzen en Erbij horen