vrijdag 27 december 2013

Volwassen worden


Dit wordt een moeilijk stukje. Want ik schrijft het naar aanleiding van een tragische gebeurtenis, namelijk het overlijden van een ALS-patiënt, waarover werd bericht in de krant. Een overlijden waarmee de betrokkenen zijn omgegaan op een manier waar ik alleen maar respect voor kan hebben.

Maar tegelijkertijd blijft het artikeltje dat recent berichtte over zijn leven en sterven me bezig houden. Met name trof mij een vorm van lichtzinnigheid die naar ik vrees vrij wijd verspreid is.

Zijn weduwe (40) vertelt dat de laatste jaren samen met haar man waardevol waren. “Het was een soort snelkookpan volwassen worden. We praatten intensief over het leven en wat je ervan verwacht”. Tot die tijd leidden ze een vrolijk leven met veel vrienden, hij als bankier, zij als consultant. Hij kon goed skieën, squashen en golven.

Ja, dacht ik, zo gaat dat dus. Met een beetje geluk blijf je je hele leven lang spelen. Ook deze mensen hadden gerust 65 kunnen worden of nog ouder zonder “intensief over het leven te praten”. Dit impliceert dat hele volksstammen hoogopgeleiden en beter gesitueerden zich spelend naar hun pensioen toe bewegen zonder ooit volwassen te worden.

Als je je dat realiseert wordt het iets begrijpelijker hoe het kan gebeuren dat kringen als die van Rijkman Groenink hun banken op speelse wijze naar de afgrond stuurden en de samenleving naar een crisis. Dat komt regelrecht voort uit een opvatting van het leven als één groot speelveld waarop je je vooral zoveel mogelijk moet uitleven en waarover je niet moeilijk gaat doen. Dat vind ik zorgelijk.

Het gaat mij nu niet om deze mensen van het krantenbericht. Want ik denk dat zij er iets bijzonders van gemaakt hebben. Het gaat mij wel om de lichtzinnigheid van een deel van de hoogopgeleide elite, die tegelijkertijd voor weldenkend wil doorgaan.

Want het is toch schokkend dat een dergelijke tragedie moet toeslaan om überhaupt tot volwassenheid te komen. Missen wij soms wat, in ons opvoedingssysteem?

Zie ook Crisis van hoog en laag

donderdag 19 december 2013

Tikoen olam


Vorige week bezocht ik een discussieavond over tikoen olam. Op initiatief van het Liberaal Joodse Studiecentrum gingen Menno ten Brink, rabbijn van de LJG, en Talmoedkenner Michaël Bloemendal met elkaar in gesprek over dat Joodse begrip. Kort gezegd betekent tikoen olam ‘verbetering van de wereld’, of ‘herstel van de wereld’ of ‘rechtzetting van de wereld’, maar wat langer gezegd bleek het van alles te kunnen betekenen.

Op basis van de uiteenlopende ideeën van die avond en van wat ik er ooit over geleerd heb, voel ik me vrij om er het mijne van te denken. Uit de aangedragen interpretaties van tikoen olam heb ik voor mezelf de volgende mix samengesteld.

Primair denk ik dat tikoen olam te maken heeft met ordening, waarbij het zowel gaat om de inrichting van de wereld als om manieren waarop mensen met elkaar samenleven. En dan niet ordening in de zin van het kortstondig opruimen van rotzooi of het goedmaken van een ruzie, maar in zin van: voor de langere termijn, op structurele manier, zaken beter inrichten dan ze nu ingericht zijn.

Bloemendal kwam met een voorbeeld dat ontleend was aan de Joodse regelgeving inzake echtscheiding. Als het zo is dat een bepaalde regeling voor echtscheiding iedere keer weer tot verwarring en frustratie leidt, dan richt je als rabbijnencollege het scheidingsproces op een gegeven moment zo in dat het voortaan goed gaat. Bijna als een vorm van management, maar dan wel een doordachte vorm, niet de hijgerige korte termijn-gerichte variant ervan.

Bij een scheiding komen goede afspraken ten goede aan de vrouw, omdat die meestal de benadeelde partij was in die situatie. Maar er hoeft, volgens Bloemendal, niet altijd sprake te zijn van een zwakkere partij die beschermd moet worden. Bijvoorbeeld bij het voorschrift om gijzelaars niet te snel los te kopen is vooral het algemeen belang gediend bij de regeling. Het te makkelijk betalen van losgeld zou een aanmoediging kunnen zijn voor meer gijzelingen.

Een ander voorbeeld ontleen ik aan de recente plaatsing van zonnepanelen bij mij thuis. Als het zo is dat de ontwikkelingsgang van de mensheid – kennelijk – leidt tot milieuvervuiling en opwarming van de aarde, dan verzin je manieren van energieopwekking die minder schadelijk zijn en de toekomst hopelijk kunnen veiligstellen. Dat is, met recht, te benoemen als rechtzetting van wat krom aan het groeien is.

Wat daarbij hoort, net zoals bij de andere voorbeelden van tikoen olam, is een intens goed gevoel. Dat kun je ook bij een heleboel andere dingen hebben, maar het speciale van het tikoen olam-gevoel is het idee dat je de wereld niet incidenteel, maar structureel een beetje beter helpt maken.

In het structureel ordenende karakter van tikoen olam ligt naar mijn idee een duidelijke afgrenzing ten opzichte van het verrichten van goede daden aan en solidariteit met hulpbehoevenden. Dat betekent niet dat dat laatste niet nodig zou zijn of niet ook een goed gevoel kan geven. Maar ik zou dat geen tikoen olam noemen maar hulpverlening.

Mijn mix overziende ben ik het dus wel eens met Ten Brink, die stelde dat tikoen olam ook kan gaan over bescherming van het milieu. Maar niet met zijn standpunt dat er altijd een hulpbehoevende partij of een underdog in het spel moet zijn.

En ik ben het eens met Bloemendal dat het gaat om herstellende actie, gericht op duurzaamheid in onze verhoudingen tot elkaar en tot de rest van de schepping. En dat dat kan aanvoelen alsof God een beetje naïef is geweest: ons samenleven verloopt niet zomaar vanzelf goed, ook niet met Zijn geboden erbij. Wij mensen moeten extra maatregelen nemen.

En iets soortgelijks geldt voor onze omgang met de natuur. Kennelijk zijn we zo geschapen dat we de schepping zelf in gevaar brengen met onze uitvindingen en slimmigheden. Ook daar moeten we dus wat op verzinnen. En als we dat doen voelt het goed. Dat noem ik tikoen olam.

Zie ook Pittoreske sjoeltjes

donderdag 12 december 2013

Ubuntu


In allerlei bespiegelingen naar aanleiding van de dood van Nelson Mandela ging het regelmatig over de Afrikaanse filosofie van Ubuntu waardoor de Zuid-Afrikaanse staatsman geïnspireerd zou zijn. Met name Mandela’s idealen van gelijkheid en verzoening zouden daarop terug te voeren zijn.

In de verwijzingen naar Ubuntu wordt er vaak bij gezegd dat het woord nauwelijks te vertalen is. In één van de pogingen tot uitleg kwam ik de volgende uitspraak tegen: “Het wezen van de mens is dat hij onlosmakelijk is verbonden met andere mensen. Westerlingen  zeggen: ik denk dus ik ben. Afrikanen zeggen: ik ben mens omdat ik meedoe en deel”. Daaruit volgt de aansporing om conflicten op te lossen door sociale harmonie, eindeloos overleg en dialoog.

Hoewel de uitspraak aan bisschop Tutu wordt toegeschreven, lijkt het me net zo goed een romantische Westerse opvatting over Afrikanen te weerspiegelen. Compleet met de generaliseringen en onjuistheden die aan alle romantiseringen zijn verbonden.

Zo’n onjuistheid is wat mij betreft de vooronderstelling dat het Westen de collectiviteit niet zou kennen. Integendeel, zou ik zeggen, wat anders waren de vaderlandslievende bewegingen in veel Europese landen in de negentiende eeuw, tot in het enthousiasme toe waarmee die landen in de grote oorlog van 1914 elkaar te lijf gingen? En hoezeer burgers ook daarna door een gevoel van saamhorigheid nog begeesterd konden worden is te zien in films van Nazi-Duitsland uit de jaren dertig. Probleem: we hebben er onze bekomst van gehad.

Langs deze historische lijnen redenerend kan ook worden afgerekend met een andere vooronderstelling die in het romantische beeld ligt opgesloten. Want dat collectiviteiten, niet alleen in West-Europa maar ook in Afrika, niet zaligmakend zijn kan toch genoegzaam blijken uit de vreselijke slachtingen die de afgelopen vijfentwintig jaar op het Afrikaanse continent hebben plaatsgevonden tussen Afrikaanse bevolkingsgroepen onderling. Veelal niet uitgevochten met Westers oorlogstuig maar met authentieke Afrikaanse machetes.

Tenslotte, als Mandela iéts duidelijk maakte, is het de onmisbaarheid van het individuele geweten. In een vergelijking van Mandela met een aantal andere grote eigentijdse geesten  zoals Havel en Sacharov komt commentator Stevo Akkerman tot een kenmerk dat zij met elkaar gemeen hebben. “Hun grootheid is onlosmakelijk verbonden met de pogingen van de macht om hen klein te maken – dat dat niet lukte, was dankzij een besef van persoonlijke autonomie waar geen beul tegenop kan. De grootheid huist hier in het koppige vasthouden aan de idealen van gelijkheid en waardigheid, wetende – dat gold heel sterk voor zowel Havel als Mandela – dat mensenrechten onvervreemdbaar zijn, voor iedereen, altijd. Dus ook voor boosdoeners”. Abstracter en minder collectivistisch kun je het bijna niet zeggen.

Mijn conclusie is dat Ubuntu, in ieder geval in de populair-romantische betekenis waarin het veel gebruikt wordt, mij niet goed kan inspireren. Daarvoor hemelt het ‘collectiviteit’ en ‘meedoen’ te veel op, en helpt het begrip niet om te onderscheiden tussen het goede en het foute meedoen.

Ik wil hiermee niet zeggen dat je een sociaal verband niet nodig hebt. Een mens heeft dat volgens mij heel hard nodig. Dat vindt zelfs een extreem individualistisch ingestelde commentator als Frits Bolkestein wanneer hij pleit, zo niet voor een bezield verband dan toch wel voor de warmte van een baan. Hij had daarmee wel het uiterste punt bereikt van zijn voorstellingsvermogen op het vlak van menselijke gemeenschappelijkheid, maar dat geeft meteen ook het belang ervan aan.

Wat ik wel wil zeggen is dat je moet oppassen met collectiviteiten als het gaat om onderscheidingen tussen goed en fout. Misschien is het individu toch wel de vindplaats voor dat soort onderscheidingen. In ieder geval is een grote mate van eenzaamheid juist ook tekenend geweest voor het leven van Nelson Mandela.

Zie ook Menselijke waardigheid

donderdag 5 december 2013

Pittoreske sjoeltjes


Ik was eigenlijk wel blij met de column van Harry van den Bergh van vorige week. Die ging  over de publicatie Kern en Toekomst. Progressief Jodendom in de 21e eeuw, een bezinning van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam op haar toekomst, waar ik aan meegewerkt heb.

De reden is dat Van den Berghs reactie, gewild of ongewild, een goede illustratie biedt van waar ons stuk over gaat. Die illustratie ligt in de vanzelfsprekendheid waarmee Van den Bergh onze suggestie verwerpt dat Verlichtingsidealen ons kunnen inspireren. “Wat zegt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ons?”, roept hij uit tegen het einde van zijn column.

Wat Van den Bergh zegt is: een échte Jood is toch niet onder de indruk van mensenrechten, gelijkberechtiging, democratie en andere Verlichtingsidealen! Die houdt het liever bij prettige en pittoreske sjoeltjes en traditionele Joodse bronnen.

Daar kan dus de beklemming beginnen die ons regelmatig in de greep houdt: “Oei, ik loop wél warm voor de mensenrechten, ben ik geen echte Jood dan?” De neiging kan bestaan om je te laten intimideren door een dergelijke uitspraak, zodanig dat er een code ontstaat van correcte Joodsheid waarin de mensenrechten hooguit voor de buitenwereld relevant zijn, maar toch niet voor onszelf.

De strekking van ons stuk is: een zelfbewuste en trotse Liberaal Joodse gemeente laat zich door dat soort uitspraken niet van de wijs brengen. Die onderkent dat idealen zoals mensenrechten en democratie niet alleen van de buitenwereld zijn, maar dat wij daar vanuit onszelf, en ondersteund door de Joodse traditie, warm voor kunnen lopen en dat we dat ook uitspreken.

In zekere zin heeft Van den Bergh wel gelijk: helemaal vanzelfsprekend is die Joodse  omarming van Verlichtingswaarden niet. Binnen de Joodse wereld zijn bijvoorbeeld genoeg stromingen te vinden die niet zoveel op hebben met democratie.

Jitzchak Greenberg toonde dat onlangs toen hij in The Jewish Week schreef over de wijze waarop de Charediem de spanningen zichtbaar maken die zijn ingebouwd in de relatie tussen Jodendom en democratie. En Gerald Blidstein besprak in zijn artikel Halakhah and Democracy onder andere aan de hand van Or Sameach de tweeslachtige positie van de traditie tegenover democratie.

Misschien is die omarming van Verlichtingswaarden, naast de koestering van Joodse waarden, dus precies wat Liberaal Joodse gemeenten onderscheidt van andere Joodse denominaties. Vandaar het pleidooi in Kern en Toekomst om, als dat zo is, daar dan duidelijk voor uit te komen.

En de genoemde literatuur maakt duidelijk dat er ook voor Liberale Joden genoeg te lernen overblijft.

Zie ook Liberale varianten, Heilig en Menselijke waardigheid