zondag 28 september 2008

Crisis van het geld of van het denken?


Innovatie van financiële producten is niet verkeerd, hoor ik sommige commentatoren zeggen die de kredietcrisis analyseren. Het zou in ieder geval verkeerd zijn om via strenge regelgeving de zaak totaal te willen beheersen. Want dat zou alle vooruitgang op financieel gebied smoren en bovendien werkt het toch niet.

Eigenlijk, zegt men, kunnen we ook niemand de schuld geven van de crisis want, op enkele kritische geesten na, deed iedereen mee in het circus van de onmogelijke kredieten: banken, huizenbouwers, toezichthouders en consumenten.

Dat wil ik best geloven, maar het is toch ook een beetje onbevredigend. Ik denk dat er wel iets meer over te zeggen is. Naar mijn idee is de hausse van waanzinnige hypotheekverstrekkingen en bijbehorende handel in de risico’s te zien als een schoolvoorbeeld van de verblinding waarin het denken ons brengen kan.

Want het is wel duidelijk dat de illusiecreërende machine van de rationaliteit hier op volle toeren gedraaid heeft. Men ontwikkelde computermodellen, die waren gebaseerd op meten en rekenen; men ging ‘dus’ wetenschappelijk te werk; men mocht ‘dus’ vertrouwen op de werking van de computermodellen; men mocht ‘dus’ ongelimiteerd geloof hechten aan de zegenrijke werking ervan.

Hier openbaart zich de valkuil van het denken dat, gecharmeerd van zijn eigen eenduidige logica, meent het licht gezien te hebben en ideologisch wordt.

Over het algemeen is het zo dat waar dit – aan ons denken inherente – effect de overhand krijgt, zich op het sociale vlak formaties aftekenen die de heilsleer moeten ondersteunen. In de nabijheid van tot ideologie verworden denken tref je veelal ook een sterke sociale hiërarchie aan en topdown organisatievormen. Zo had het geloof in de financiële computermodellen zijn pendant in een hiërarchisch beloningssysteem. Weliswaar waren ook in de onderste lagen daarvan de bonussen al niet te versmaden maar naar boven toe nam de absurditeit daarvan nog eens exponentieel toe.

En dat leidt weer tot een maatschappelijke dynamiek die zo onweerstaanbaar wordt dat je heel sterk in je schoenen moet staan om twijfel te durven uiten aangaande de computermodellen en het geheel van vooronderstellingen dat aan de dynamiek ten grondslag ligt. Het verwijt dat je achterloopt, saai bent of spelbreker, ligt voortdurend op de loer.

Toch valt er volgens de econoom Lex Hoogduin wel wat te leren van de crisis. We kunnen volgens hem alerter reageren op signalen dat ideeën met je op de loop gaan. Op het niveau van het denken adviseert Hoogduin economen dan ook om minder de eenduidigheid van de logica te volgen. Zij kunnen leren meer te kijken naar de meerduidigheid van de menselijke geschiedenis, van manieren waarop angst wordt bedwongen.

En op het niveau van het georganiseerde bankwezen, dus daar waar het denken uitkristalliseert tot een organisatieconcept, pleit Hoogduin voor meer aandacht voor de werkvloer: hoe worden lager in de organisatie, in direct contact met de klant, risico’s ingeschat en genomen? En hoe verstorend werkt een beloningssysteem daarop?

Ondertussen doet zich, ten aanzien van de illusieproducerende rationaliteit, een merkwaardige paradox voor. Namelijk dat het Angelsaksische kapitalisme een zekere verwantschap vertoont met het communisme, en wel in het doordraven in het stramien van één vooraf bepaalde logica. Een - al snel 'wetenschappelijk' genoemd - idee wordt blind gevolgd om vervolgens tot een impasse te leiden. Tot en met de ironische situatie dat de liberale staat op gigantische schaal gaat nationaliseren om de financiële sector te redden.

Het Rijnlandse kapitalisme lijkt, met zijn nadruk op meerduidigheid en veelheid van belangen, van oudsher meer oog te hebben voor de verraderlijkheid van ideeën. En daardoor, paradoxaal genoeg, met minder staatsinterventie toe te kunnen. Hopen we.


Zie ook Crisis van de moraal of van het denken?

vrijdag 19 september 2008

Il-y-a


Deze plaat verdient een groot formaat. Want bijgaande foto kan bepaalde aspecten verhelderen van het il-y-a, een thema dat vooral in Levinas’ werk uit de vroege en midden-periode een belangrijke rol speelt.

Het il-y-a staat bij Levinas voor het anonieme, vormeloze zijn. Hij noemt het wel een gedruis, een ruis, maar het is ook verwant aan het eeuwige zwijgen van de oneindige ruimte waar Pascal het over heeft. Het roept associaties op met het niets waarover andere filosofen spreken, maar Levinas noemt het erger, juist omdat dat anonieme zijn maar eindeloos doorgaat. Het is afschrikwekkend van karakter, aan de ene kant vanwege het niet te stoppen karakter ervan: het is oeverloos. Maar nog meer door het stuitend onverschillige karakter van het il-y-a, de kolossale neutraliteit van een ijzingwekkende kosmos. Het oeverloze aspect ervan roept walging op vanwege de eindeloze voortgang, het neutrale aspect jaagt schrik aan door zijn betekenisloosheid. Levinas komt het il-y-a tegen in de slapeloosheid.

Al in zijn boek Over de ontsnapping (1935/36) beschrijft Levinas de beklemming gekluisterd te zijn aan het onverschillige zijn, al noemt hij het daar nog geen il-y-a. Hij spreekt – al vóór Sartre - over de walging en de angst die dat anonieme bestaan oproept. Het doet hem zoeken naar een ontsnapping daaruit. Levinas constateert dat de beschavingsprojecten die de mens in de loop van de geschiedenis heeft ontwikkeld precies daarop gericht zijn: het terugdringen van het woeste en deprimerende il-y-a. De mens wil het il-y-a op afstand zetten. Waar mogelijk zal hij proberen zichzelf een veilig onderkomen te verschaffen, waar hij kan schuilen voor het kosmische geweld. De mens gaat ordenen en temmen. Dit krijgt vorm door het cultiveren van de omgeving en, in ieder geval in het Westen, door de ontwikkeling van een rationalistische denktrant. Hij gaat zijn verstand gebruiken en bouwt huizen, dammen in rivieren, dijken tegen de zee. Hij organiseert de samenleving, dekt zich in tegen schades en verzekert zijn toekomst.

Maar, constateert Levinas, het antwoord van de beschaving – de vormgeving van het zijn en de rationalisering van de wereld – voldoet niet als antwoord op de betekenisloosheid van het il-y-a. Want, zegt hij, er is de voortdurende terugkeer van het il-y-a, en dat nog wel in twee gedaanten. Het oorspronkelijke il-y-a, zeg maar het oer-il-y-a, slaagt er op gezette tijden in om onze rationele ordening en beheersing te doorbreken, waardoor overspoeling door losgebroken elementen, door tsunami’s en orkanen, een permanente dreiging blijft. Maar daarnaast brengt de geordende, verzekerde wereld een bepaalde dofheid, vervreemding en eenzaamheid met zich mee. Die lijken inherent te zijn aan de rede en aan het hoge rationaliteitsniveau van een georganiseerde beschaving. Eigen vormen van weerzin en walging horen daarbij, die echter wel herinneren aan het verdreven gewaande oer-il-y-a, met name in de beleving van betekenisloosheid en onbehagen die gepaard gaan met een gerationaliseerd universum. Je zou kunnen spreken van variant van het oer-il-y-a, ik noem het het versluierde il-y-a.

Voor wie bekend is met deze beschrijvingen door Levinas van enerzijds het oer-il-y-a en anderzijds het versluierde il-y-a, heeft bovenstaande foto iets heel treffends. Hij toont in zekere zin de twee sferen naast elkaar gescheiden door de Afsluitdijk.

Het oer-il-y-a is dan uiteraard terug te vinden boven de dijk, als Waddenzee. Die straalt de woestheid en eindeloze openheid uit waardoor dat il-y-a gekenmerkt wordt. Wat niet helemaal opgaat voor de Waddenzee op deze foto is het kenmerk van de vormeloosheid die Levinas associeert met de kosmische krachten. Integendeel, het beeld toont krachtig oplichtende vegen en kleurschakeringen in het water. Het komt daarmee eerder in de buurt van het ‘sublieme’ zoals dat benoemd werd door dichters en denkers uit de Romantiek: eng en machtig, maar huiveringwekkend mooi.

Het versluierde il-y-a komt daarentegen wel geheel tot uitdrukking in het afgesloten IJsselmeer op de foto. Veilig, getemd en geordend. Maar ook monotoon, dof en grauwgroen, in zekere zin betekenisloos geworden. Verwant aan ruilverkavelde landschappen, spiegelende kantoorpanden, straffe arbeidsritmes, verveling en bureaucratie. Hier wordt zichtbaar hoe de rationaliteit, op de foto belichaamd in de Afsluitdijk, drager kan worden van dezelfde kwalijke eigenschappen als die welke het oer-il-y-a kenmerkten: betekenisloosheid en onverschilligheid.

Zoals gezegd, de Waddenzee op de foto laat ruimte voor spannender associaties. Maar ten diepste ligt – wat Levinas betreft – een ijzingwekkende onverschilligheid verscholen onder de sublieme lichtweerkaatsingen van de Waddenzee en van de rest van de kosmos.

Zie ook Ontsnapping en Paradoxen en Eigenzinnig

dinsdag 16 september 2008

Bewustwording


Misschien is een van de belangrijkste kenmerken van ons poldermodel wel dat besluiten veel tijd kosten, heel veel tijd. Als we daar onrustig van worden kan het een geruststelling zijn dat de Amerikaanse filosoof Daniël Dennett alle bewustwording ziet als een vaag, ongedefinieerd proces. Bewuste beslissingen kosten veel tijd, zegt hij, ook al omdat er zoveel onbewuste en emotionele factoren een rol in spelen waar je pas geleidelijk aan zicht op krijgt.

Door deze kijk op het bewustzijn breekt Dennett met de opvatting ervan als een actief en localiseerbaar centrum waarin een vrije wil daadkrachtig thema’s agendeert, deze vervolgens uitwerkt en planmatig naar conclusies voert. Volgens Dennett is er voor het bewustzijn geen vaste plek aan te wijzen en fungeert het niet als een omslagpunt in de tijd.

Wie bang is dat hiermee de menselijke verantwoordelijkheid door Dennett afgeschreven wordt, hoeft zich geen zorgen te maken. Want tegelijkertijd met zijn vaststelling dat er geen onstoffelijke vrije wil en geen tastbaar beslissingscentrum bestaan constateert Dennett – heel feitelijk – dat wij mensen ons verantwoordelijk voelen.

Levinas zou, denk ik, met de opvattingen van Dennett over het bewustzijn goed uit de voeten kunnen. Hij heeft het ook niet zo op het bewustzijn dat gezien wordt als een autonoom centrum van zin, overzicht en besturing. Hij zou waarschijnlijk Dennetts constatering verwelkomen dat het bewustzijn op zichzelf niet te localiseren is en niet als verantwoordelijk omslagpunt gezien kan worden. En dat in combinatie met Dennetts omschrijving van het bewustzijn als een oneindig uitbreidende capaciteit tot nadenken, evalutatie en zelfkritiek. Waarbij we onszelf tevreden zullen moeten stellen met vallen en opstaan, met stapsgewijze verbeteringen van onze denkproducten, met – zeg maar – eindeloos polderen.

Maar Levinas voegt wel wat toe. Want hoe geruststellend ook Dennetts pragmatische vaststelling is dat de mens zich voor van alles verantwoordelijk voelt, het houdt iets ongerijmds. De afwezigheid van een zingevend centrum staat naast en geheel los van de aanwezigheid van verantwoordelijkheid. De toevoeging van Levinas bestaat erin dat hij de illusie van een autonoom bewustzijn regelrecht in verband brengt met de realiteit van de morele impuls. Het een (bewustwording) vloeit voor Levinas namelijk voort uit het andere (verantwoordelijkheid), waarbij de verantwoordelijkheid een hoger werkelijkheidsgehalte heeft dan het bewustzijn. Kort gezegd: al polderend worden we getroffen door de slachtoffers van onze traagheid en de aldus gewekte verantwoordelijkheid doet ons verder polderen.

Levinas slaat een brug tussen de eindeloosheid van het bewustzijn en de concreetheid van de verantwoordelijkheid. Want, zegt hij, als het zo is dat het autonome bewustzijn niet af te bakenen is, dan geldt dat wel degelijk voor een andere invloed: de inbrekende Ander die de illusie blootlegt. Die is vaak zo concreet als een ander mens maar zijn kan.

Of nog anders gezegd: als voor Levinas, net als voor Dennett, de tijd van het zichzelf evaluerende bewustzijn eindeloos is, onafgebakend en niet aanwijsbaar, dan geldt het tegenovergestelde voor het moment waarop het appèl van een ander in dat voortkabbelende bewustzijn van ons inbreekt. Zo’n moment is meestal scherp afgebakend en precies aanwijsbaar.

Langs de weg van het beschrijven van dat fenomeen – de ander die ons zelfgenoegzame bewustzijn doorbreekt en zo een nieuwe impuls geeft – komt Levinas uiteindelijk tot dezelfde conclusie als waar Dennett langs pragmatische weg bij uitkomt: de gebrekkige autonomie van het menselijke bewustzijn gaat heel goed samen met een verantwoordelijke opstelling in de samenleving. Beiden kunnen Kant – met zijn nadruk op het autonome individu als voorwaarde voor verantwoordelijkheid – achter zich laten.

Met dit verschil dat de localisering van de oorsprong van de verantwoordelijkheid in de Ander door Levinas die verantwoordelijkheid net iets begrijpelijker maakt dan Dennett het kan maken, althans voor mij. Die localisering in de Ander verklaart beter waarom we het polderen zolang volhouden, ondanks onze poneringsdrift en onze illusie van autonomie.

Zie ook Iets kleins en Il-y-a