maandag 22 juni 2009

Irritant


Waarom zijn Joden zo irritant? Althans, volgens de Romeinen en de vroege Christenen? En trouwens ook volgens Mohammed en de latere Christenen en Verlichtingsdenkers zoals Voltaire en Rousseau?

Afshin Ellian legt dat uit (in de NRC van 6 juni) voor het Christendom en de Islam. Die beide godsdiensten claimen universele geldigheid. Jezus is volgens de Christelijke leer voor iedereen gekomen, en de Islam pretendeert de waarheid voor alle mensen te kennen.

Uiteraard botsen die twee universalistische claims met elkaar, want omdat ze elk de totaliteit opeisen sluiten ze elkaar uit. Maar zij hebben tenminste nog met elkaar gemeen dat ze geloven in een waarheid die voor iedereen geldt. Fundamenteler voor beide godsdiensten is dan ook de confrontatie met een stroming die níet gelooft in eenzelfde waarheid voor iedereen. En die in ieder geval weigert om haar eigen particuliere geloof op te geven ten gunste van de universaliteit. Dat is pas werkelijk aanstootgevend want algemene geldigheid, van welke kleur dan ook, biedt houvast. Wie dat ter discussie stelt gaat echt te ver.

Maar dat is precies wat de Joden eeuwenlang gedaan hebben. Zij bekeken de blijde boodschap van het evangelie met scepsis en bedankten ervoor want ze zagen nog weinig verlossing. Voor een ideologie, zoals het Christendom, die zijn kracht juist put uit de algemene geldigheid van zijn boodschap, is dat een affront.

Hetzelfde gebeurde met de waarheid die Mohammed bracht. Daarvan zeiden de Joden: dat is niet onze waarheid. Maar dat kun je niet ongestraft zeggen tegen een ideologie die voor iedereen wil gelden want dan ben je spelbreker. Dan roep je weerzin en ergernis op.

De pech – of de stommiteit? – van de Joden is dus geweest dat zij voor zichzelf het recht op vrijheid van meningsuiting opeisten op momenten in de geschiedenis dat je dat beter nog niet kon doen. Nee zeggen tegen universalistische pretenties is levensgevaarlijk als je niet door mensenrechten beschermd wordt, en dat is ook wel gebleken. Je kunt de Joden er ook om bewonderen.

Het probleem is dat de universalistische pretenties niet minder werden naarmate het Christendom aan invloed verloor. Zoals gezegd, ook Verlichtingsdenkers als Voltaire en Rousseau stoorden zich aan de koestering door de Joden van hun eigen tradities. En dat heeft alles te maken met de universele waarden die de rede, als opvolger van het Christendom, propageerde. Daar passen geen afwijkende volkeren, godsdiensten of culturen bij. Die verstoren het universalistische feestje.

Volgens Ellian konden, vanwege hun universele claims, Christendom en Islam niet zonder de ontkrachting en demonisering van Jodendom en Joden. Met als gevolg een spiraal van onderdrukking en angst, geweld en tegengeweld waarvan je mag hopen dat het ooit nog goed komt.

De pathologie als gevolg van het geweld en de angst heeft de oorspronkelijke inzet voor een groot deel overwoekerd. Maar die inzet is er – historisch gezien – wel degelijk. Het ging om de vrijheid van meningsuiting, ook zonder dat je daarvoor beschermd werd. Misschien gaat het daar nog steeds wel om.

donderdag 11 juni 2009

Collectieve onmacht


De krant meldde gisteren dat de Jeugdzorg hervormingen van minister Rouvoet tot niets zullen leiden. Althans dat denkt ongeveer de vierde commissie die zich hierover buigt. Coördinatie- en bekostigingsproblemen belasten de instellingen. Kinderen en gezinnen zijn de dupe van de slecht functionerende jeugdzorg, ondanks alle goede bedoelingen. Iedereen is het erover eens dat de bureaucratie bestreden moet worden maar dat blijkt iedere keer uit te lopen op nog meer bureaucratie.

Aan de vooravond van de Europese verkiezingen woonde ik een debat bij over Europees kunstbeleid waaraan onder andere Hedy d’Ancona en Stefan Sanders deelnamen. Ondanks mijn sympathie voor d’Ancona vielen me haar regelzuchtige reflexen op. Woorden als gericht beleid, stimuleringssubsidies en cultuurnota’s rolden haar net te makkelijk uit de mond. De echte inspiratie is bij mij dan al gauw zoek. Ik heb het niet zo op zijn VVD maar ik moet zeggen dat ik Sanders’ meer liberale houding wel verfrissend vond. Terwijl ik heel goed begrijp wat d’Ancona wil en het eigenlijk wel met haar eens ben.

De dag erna werd er afgerekend met de PvdA, de partij ging van 7 naar 3 zetels in het Europese parlement. Daar had d’Ancona natuurlijk niets mee te maken maar door diverse commentatoren werd wel een verband gelegd met het bleke profiel van de partij. Die barst van de goede bedoelingen en de genuanceerde standpunten maar loopt tegelijkertijd vast in gehechtheid aan procedures, overmatige politieke correctheid en regelgevingssocialisme.

Verder las ik nog over een promotieonderzoek van Lida van den Broek waarin zij concludeert dat discriminatie meer voorkomt bij organisaties waarvan de medewerkers denken dat ze juist níet discrimineren. Juist bij die bedrijven wordt veel onderscheid gemaakt tussen prestaties van allochtonen en autochtonen.

In hoeverre is er een gemeenschappelijke lijn te ontdekken in bovenstaande plannen en projecten, behalve dat ze een zekere moedeloosheid veroorzaken? Het start allemaal met goede bedoelingen en het eindigt in het tegendeel of in stroperigheid. Wat betekent dat?

Wat bovenstaande zaken gemeenschappelijk hebben is een zekere hooggestemdheid, een bepaald geloof in de eigen progressiviteit, althans bij de start van de plannen, projecten en bewegingen die hier aan de orde zijn. Er is een sterk vertrouwen in maakbaarheid aan verbonden, dat zich uitdrukt in de gedachte dat je het allemaal wel geregeld hebt of op z’n minst kúnt regelen. En juist dat blijkt in al die gevallen anders uit te pakken.

Het is zonder meer waar dat deze fiasco’s aan de linkerkant van het politieke spectrum het sterkste uitkomen. De verklaring daarvoor is waarschijnlijk dat aan die kant het aantal goede bedoelingen groter is of dat ze daar de goede bedoelingen meer uitdragen.

Maar als je goed kijkt is die onmacht om dingen goed te regelen collectief. In feite delen alle politieke stromingen in de onmacht. Rouvoet is van de Christen Unie, de VVD deed aardig mee toen Erica Terpstra in de jaren negentig de hele geestelijke gezondheid overplaatste van de duinen naar de stad, en het Innovatieplatform van premier Balkenende is blijkens het boek van Frans Nauta daarover in zijn tegendeel verkeerd.

De onmacht zit dus dieper, het heeft met de ingewikkeldheid van onze samenleving te maken. Maar ook met een geloof dat alle politieke stromingen met elkaar delen omdat het diep in onze cultuur verankerd zit. Dat is het geloof in de ordenende rede, met zijn hooggestemdheid die steeds harder aanloopt tegen het feit dat zij iets wezenlijks verwaarloost. Ik doel op het verschijnsel dat anderen niet zo makkelijk in jouw plannen te vangen zijn als je zou willen. Verwaarlozing van dat verschijnsel is gelijkelijk verdeeld over alle politieke stromingen.

Daar is wel iets tegenover te stellen, zegt Levinas: een meer ingebed besef dat een ander wel eens veel meer en totaler anders zou kunnen zijn dan je in eerste instantie geneigd bent te denken. En dat besef zou voor zowel het technocratische als het ideologische denken, van rechts én van links, een aanwinst kunnen zijn.

Al met al kan ik dus gerust PvdA blijven stemmen.

Zie ook Geen eer meer aan te behalen

dinsdag 2 juni 2009

Bewaak het perspectief


In een van de columns in Trouw van Willem Breedveld viel mij de vanzelfsprekendheid op waarmee hij traditionele clichés presenteerde over de opvatting van God in het Oude Testament en in het Nieuwe Testament. Die traditionele opvattingen komen erop neer dat de eerste beschouwd wordt als wraakzuchtig en jaloers, de tweede als vergevingsgezind en vredelievend.

Gelukkig is Breedveld realistisch genoeg om op te merken dat de God van het Christendom lange tijd niet gefunctioneerd heeft volgens het Nieuw Testamentische model. Dat zou ook lastig vol te houden zijn, niet alleen vanwege de Kruistochten die Breedveld noemt, maar ook vanwege bijvoorbeeld de Inquisitie en het Westerse imperialisme.

Toch blijft Breedveld uiteindelijk vasthouden aan het traditionele schema, tegen beter weten in, zou ik zeggen. Dat zeg ik niet alleen vanwege het krijgshaftige karakter dat de Christelijke God eeuwenlang gehad heeft. Maar ook omdat de Oud Testamentische God niet zo monolithisch wraakzuchtig was als hij vaak wordt voorgesteld. Al in het Oude Testament komt hij ook naar voren als een mededogende God. En in het rabbijnse Jodendom bleek die Bijbelse God zich verder te kunnen ontwikkelen tot een God die vooral medemenselijkheid en solidariteit ondersteunde.

Dat kan blijken uit de mensvriendelijke manier waarop de rabbijnen omgingen met meningsverschillen, uit de democratische besluitvorming en de gerichtheid op onderlinge solidariteit. Het blijkt ook, zoals Ron van der Wieken onlangs opmerkte in het NIW, uit de relatieve vrouwvriendelijkheid van de Joodse traditie. “In de andere Midden Oosterse culturen waren vrouwen vaak niet meer waard dan vee, terwijl in het Jodendom de huwelijks- en scheidingswetten vaak relatief zachtzinnig waren. Ze stelden de man niet altijd bij voorbaat in het gelijk, de erfwetten lieten alleenstaande vrouwen niet helemaal berooid achter, en bij verdenking van overspel had een vrouw tenminste een kans om haar onschuld te bewijzen.”

Van der Wieken wijst erop dat pas na 1800 die relatieve vooruitstrevendheid werd ingehaald door ontwikkelingen in de omringende Westerse samenleving. Die kwam met grote stappen voorop te lopen waar het ging om de gelijkberechtiging van vrouwen, maar ook in de bestrijding van armoede en verankering van democratische praktijken. Tegelijkertijd geldt dat de inspiratie voor deze verworvenheden niet meer exclusief Christelijk was, maar ook humanistisch of socialistisch.

Zo schematisch als dat vroeger gebeurde vallen de Oud Testamentische en Nieuw Testamentische tradities dus niet tegenover elkaar te stellen. Renée van Riessen toont dat in haar boek Man as a place of God. Zij laat zien dat een nederige, mededogende voorstelling van God eigenlijk pas na Hegel een plaats krijgt in de Westerse filosofie, in de periode waarin ook de secularisatie een aanvang neemt. Tot die tijd heerst daar het beeld van God als de verhevene die bij voorkeur bij zichzelf blijft en alleen door zichzelf begrepen kan worden.

Tot 1800 dus. Dat is, voor het juiste perspectief, wel negen tiende deel van de afgelopen 2000 jaar.

Zie ook Heilig vuur