Hans-Georg Gadamer (1900 - 2002) staat bekend als de filosoof van de
hermeneutiek. Dat wil zeggen: hij wil weten wat er gebeurt als mensen teksten
interpreteren, want hermeneutiek is de leer van het uitleggen of interpreteren.
Nu mag je van Gadamer teksten heel ruim opvatten, poëzie en andere culturele
uitingen ziet hij als zodanig, maar ook een mensenleven is te benaderen als een
tekst die je wilt verhelderen. De centrale vraag is steeds: waar is het in die
tekst – of in dat schilderij of in dat mensenleven – om te doen? Als Gadamer gevraagd
werd om zijn hermeneutische filosofie in één kernzin te karakteriseren
antwoordde hij: “Het zou kunnen dat de ander gelijk heeft”. Het komt erop aan,
aldus Gadamer, om “vooraf de mogelijke correctheid, zelfs de superioriteit van
je gesprekspartner te erkennen”. Of die gesprekspartner nu een mens, een
kunstwerk of een tekst is.
Deze nadruk op de ander doet veel mensen denken aan Levinas, omdat in diens filosofie
de ander voortdurend centraal staat. Dat wekt de suggestie dat Gadamer en Levinas
misschien verwante denkers zijn. En inderdaad, de ander hakt er bij Gadamer,
net zoals bij Levinas, beslist behoorlijk in, je leven kan door dialoog
ingrijpend veranderen. Kenners van het werk van Gadamer stellen dat voor hem het
begrijpen van de ander altijd een kritische vraag naar verandering (in onszelf)
met zich mee brengt. De filosoof Bruns legt Gadamer bijvoorbeeld als volgt uit:
“We worden altijd blootgesteld aan wat we willen begrijpen. Dat wil zeggen dat
we bij het begrijpen van wat dan ook – of het nu gaat om een tekst, de wereld
of andere mensen – altijd te maken krijgen met een claim”. Vooral door de
woorden ‘blootgesteld’ en ‘claim’ lijken Gadamer en Levinas elkaar wel heel
dicht te naderen. Omdat Levinas die woorden gebruikt als hij spreekt over het
gezag dat kan uitgaan van het gelaat van de ander.
Toch blijven de posities van Gadamer en Levinas wezenlijk
van elkaar verschillen. Een belangrijk
verschil bestaat erin, wat mij betreft, dat Gadamer niet echt geïnteresseerd is
in de andersheid van de ander, terwijl het Levinas daar juist om te doen is.
Gadamer wil de andersheid eigenlijk omzeilen, of inpalmen. Levinas denkt dat
dat niet kan.
Van
het omzeilen van verschillen of andersheid is bij Gadamer sprake wanneer een
gemeenschappelijke traditie of taal door Gadamer als bemiddelende instantie
voor interpretatie wordt neergezet. Wat daar gebeurt, verheldert de filosoof Bernasconi,
is dat “men zich plaatst in de situatie van een ander door zich te verheffen
tot een hoger universeel niveau, waardoor men niet alleen zijn eigen
particulariteit overwint, maar ook die van de ander. Maar deze onttrekking aan
de particulariteit door een beroep op taal en traditie is een manier om begrip
mogelijk te maken zonder zich rekenschap te geven van een alteriteit.” Gadamer
gaat liever voor verbinding dan voor alteriteit. Inpalming van de ander is aan
de orde, aldus Bernasconi, in de wijze waarop Gadamer openheid van de
gesprekspartners presenteert. Er is wel openheid, maar altijd bedoeld om wat de
ander zegt in te passen in het eigen betekenissysteem. Via de tussenkomst van
taal en traditie assimileer ik de ander aan mezelf. Het gaat, aldus commentator
King om “the reduction of otherness into familiarity” en zo is de dialoog in
feite een monoloog.
Levinas
vindt, als je het over waarheid hebt (en dat is Gadamers onderwerp, zeker in zijn
grote werk Wahrheit und Methode), dan is respect voor de eigenheid en
andersheid van de ander cruciaal en voorafgaand aan iedere dialoog. Dialoog en
interpretatie kunnen niet zonder, want “waarheid is de beweging naar het
absoluut andere”, of het nu tekst is of een andere mens. Voorafgaand aan alle
taal is er voor Levinas een fundamentele scheiding tussen mensen, tussen mij en
de ander, en die scheiding, zegt King, “is wat taal mogelijk maakt. Taal als
relatie ontkent of overwint deze scheiding niet”. Als Gadamer daaraan voorbij
gaat is hij, naar de maatstaven van Levinas, te optimistisch over
interpretatie, communicatie en dialoog. Hij stelt communicatie dan te makkelijk
en maakbaar voor, en zo werkt het niet, aldus Levinas. Let wel, Levinas is ook
voor dialoog en interpretatie, maar je kunt volgens hem geen goede dialoog of
interpretatie hebben zonder respect voor andersheid.
Het
verschil in interesse voor andersheid verraadt een tweede verschil tussen
Gadamer en Levinas. Dat verschil gaat over de inzet van hun filosofie.
Uiteindelijk gaat het Levinas om ethiek en verantwoordelijkheid, en Gadamer om een vermogen tot kennis en waarheid. Behalve een kwestie van effectiviteit (werkt het of werkt
het niet voor het begrijpen) is respect voor andersheid, aldus Levinas, ook een
ethische kwestie. Want wat gebeurt er als je niet volledig recht doet aan
andersheid? Dan pleeg je geweld. Het is voor Levinas een serieuze vraag of het
niet gewelddadig is om, in de woorden van Bernasconi, “verschil of anders-zijn
voor te stellen als een probleem dat opgelost moet worden”.
Respect
voor als onophefbaar beschouwde andersheid maakt mij op een bijzondere manier
verantwoordelijk voor de ander. Bernasconi schrijft: “Als er een gepaste
reactie is op de persoon die mij uitdaagt door mij de mogelijkheid tot begrip
te ontzeggen, dan ligt die in het feit dat ik mezelf beoordeeld weet en mezelf
in dit oordeel bevind, ook al houd ik het
misschien geen moment vol in deze houding”. De gepaste reactie is, met
andere woorden, niet om te begrijpen dat ik het niet begrijp, maar om ethisch
betrokken te zijn bij de beschuldiging in mijn richting. Per slot van rekening
vindt Levinas dát het belangrijkste van alles; kennen vindt hij – ondanks zijn
waardering voor dialoog en interpretatie – minder interessant dan
verantwoordelijk zijn voor elkaar.
Gadamer
zegt: dat werkt juist niet. Levinas gaat met zijn verantwoordelijkheidsrelatie
zo ver dat er geen kenrelatie meer is en ook geen handelingsperspectief meer.
Een directe reactie van Gadamer op Levinas is niet bekend, maar King kan zich
iets voorstellen bij zijn hypothetische reactie op Levinas: “Gadamers kritiek
zou zijn dat Levinas, door het zelf als onvoorwaardelijk verantwoordelijk te
beschouwen, het zelf feitelijk berooft van de mogelijkheid om de ander in
dialoog te begrijpen. Hij zou vinden dat het zelf geen authentieke relatie met
anderen kan hebben als het zelf de enige verantwoordelijke partij is en als de
concrete ander niet aan de dialoog deelneemt.”
Je
kunt dit een onbesliste controverse noemen, met verschillende antwoorden op de
vraag of radicale andersheid een plek moet hebben in waarheidszoekende
hermeneutiek. Wel wijzen sommige commentatoren erop dat Gadamer aan het eind
van zijn bijzonder lange leven blijkens een aantal uitspraken is opgeschoven
naar de positie van Levinas: hij ging meer ruimte maken voor andersheid. In
zijn Selbstdarstellung uit 1975 ontbreken die uitspraken, maar een tekst
uit 1989 wijst in die richting: “Er zit nog iets anders in de dialogische
ervaring, namelijk de mogelijkheid om anders te zijn, die verder gaat dan het
bereiken van overeenstemming over wat gemeenschappelijk is”. Evenals de vraag
die Gadamer zich in 1985 stelde: “In hoeverre ben ik erin geslaagd de
hermeneutische dimensie te presenteren als voorbij het zelfbewustzijn, dat wil
zeggen, de Andersheid van de Ander in het begrijpen te behouden en niet
simpelweg teniet te doen?”
Bernasconi is geneigd die vraag ontkennend te
beantwoorden want ruimte laten voor andersheid staat haaks op Gadamers theorie.
Maar, concludeert Bernasconi, “ook al lijkt Gadamer in zijn theorie het moment
van alteriteit te bagatelliseren, dan komt dit mogelijk doordat de praktische (nvdv) hermeneutische
ervaring waarvan hij uitgaat en waarvan hij veelvuldig getuigt, die van
alteriteit is”. Dat te veranderen in de theorie zou wel eens te moeilijk geweest
kunnen zijn. Dus heeft Gadamer het maar gelaten bij losse uitspraken aan het
eind van zijn lange leven.
Zie ook Werk en Reflectie over Gadamer.
Wil je commentaar geven of zien: klik op Levinas en Gadamer en scrol naar beneden door.