vrijdag 31 augustus 2012

Chicklit


Het lijkt me een leuke boekwinkel, die van Ton Schimmelpennink aan de Weteringschans, afgelopen weekend geportretteerd in NRC Zomerinterview. Ik ga er binnenkort beslist een keer kijken.

Het viel me wel op hoeveel sekse-gerelateerde kwesties een rol spelen in het boekenvak, althans afgaande op de uitspraken die Schimmelpennink deed.

Gevraagd naar het geheim van het succes van zijn winkel antwoordde hij bijvoorbeeld dat hij niet meegaat met al die “trendjes van spannende vrouwenboeken die de boekhandel binnenrollen, zoals Vijftig kleuren grijs”. Niettemin is zeventig procent van zijn klanten vrouw en hoogopgeleid.

In een bij het artikel afgedrukte column van zijn hand neemt Schimmelpennink prachtig het opbrengst-per-vierkante-centimeter-management van de Selexyz-winkels op de hak. Maar daarnaast moet het toch ook even gaan over de gebrekkige inzet van de dames communicatiewetenschappers die uitgevers op hun communicatieafdelingen in dienst hebben.

Verder is van de ongeveer twintig auteurs die met name genoemd worden er maar één vrouw: Jane Austen. Of zegt dat misschien niets omdat deze aantallen simpelweg de verhoudingen weerspiegelen tussen mannelijke en vrouwelijke auteurs in de loop van de geschiedenis?

Zie ook Baas in eigen boek

zaterdag 25 augustus 2012

Levinas en empathie


Wereldverbeteraars verwachten veel van empathie, zeg maar het vermogen van mensen om zich in te leven in de situatie van anderen. Als we dat vermogen maar meer zouden inzetten dan zou de wereld er een stuk aardiger uit kunnen gaan zien.

De Verlichtingsdenkers formuleerden in de achttiende eeuw al de gedachte dat wij dankzij empathie – volgens hen een constante factor in de menselijke aard – in staat zijn tot altrüïstisch gedrag, ook al gaat dat in tegen ons onmiddellijke eigenbelang.

In onze tijd is een variant op deze gedachte uitgedragen door de filosofen Richard Rorty en Martha Nussbaum. Zij moedigen ons aan om veel boeken te lezen, vooral romans. Want daardoor verbreedt zich het scala van gevoelens en gedachten waarmee we vertrouwd raken en dat helpt ons om andere mensen beter te begrijpen. Daar kan de wereld alleen maar beter van worden.

In deze lijn van redeneren past de veel gehoorde opmerking dat Joden, gezien hun geschiedenis, toch wel beter zouden moeten weten wat geweld met mensen doet. Zij zouden, door die ervaringen, terughoudender moeten zijn in wat ze anderen aandoen dan andere volkeren (kunnen) zijn.

Men brengt mijn favoriete filosoof Emmanuel Levinas ook wel in verband met het belang van empathie. Zijn nadruk op het fenomeen dat we ons plotseling schuldig en verplicht kunnen voelen ten opzichte van een ander mens zou vereisen dat we empathisch zijn. We zouden ons voor het bereiken van dat effect actief moeten verplaatsen in die ander.

Nu ben ik daar erg voor, maar het is volgens mij niet hetzelfde als waar Levinas over spreekt. Misschien is het wel het tegendeel. Want het kenmerkende van de ervaring van de ander zoals Levinas die beschrijft is dat je je juist niet ingeleefd hebt in de ander. Je wordt volkomen verrast door wat de ander te berde brengt, doordat hij stil valt bij waar jij enthousiast van wordt, doordat zij niet gediend blijkt te zijn van waar jij in gelooft. De schok die daarbij hoort zorgt voor het gevoel van verplichting.

Zo’n reactie die je zelf niet had kúnnen verzinnen, daar heb je volgens Levinas de ander voor nodig, dat is de essentie van zijn anders-zijn. Daar kan geen empathie tegenop.

Een voorwaarde voor het op deze manier geraakt worden door een ander is misschien wél het volgende: dat je in staat bent om je eigen beperkingen in de ogen te kijken wanneer ze zich voordoen. Dan zul je eerder de kwetsbaarheid van een ander opmerken en de kwetsuren zien die jouw tekort aan empathie heeft veroorzaakt.

Zie ook Iets kleins en Levinas en egoïsme

vrijdag 17 augustus 2012

Wee


In België woedt al enige tijd een discussie over Michelle Martin, de ex-vrouw en medeplichtige van Marc Dutroux. Is het wel of niet een goede zaak dat zij onderdak krijgt in het klooster van de Arme Klaren in Namen, zodat ze vervroegd vrij gelaten kan worden uit de gevangenis?

De Belgische discussie heeft inmiddels ons land bereikt en diverse abten en abdissen spreken zich uit over de kwestie. Zo ook het dagblad Trouw dat de actie van de Arme Klaren moedig noemt. De krant haalt instemmend de Vlaamse Christen-democratische senator Rik Torfs aan die zei: “Ze doen wat Jezus in zijn tijd gedaan zou hebben”.

Waarom word ik nu altijd zo wee van dit soort what-would-Jezus-do argumentatie?

Omdat dan, in ieder geval bij mij, de sjablonen toeslaan. Ja, denk ik dan bij mezelf, ook als Hitler had aangeklopt zou Jezus wel open gedaan hebben.

Want Jezus kan alles. En dat is slaapverwekkend. Ik vind het intellectueel gesproken dus niet spannend genoeg.

Wat ik interessant zou vinden: te weten hoe Jezus het gedaan zou hebben met twee studerende kinderen erbij, een hypotheek en brandende seksuele verlangens en dat alles in combinatie met zijn visioen van een betere wereld.

Of moet je met zo’n visioen, net als Spinoza deed, afzien van een huwelijk, kinderen en een eigen huis?

Zie ook Plato, Bambi en Danneels en Heilig Vuur

vrijdag 10 augustus 2012

Fair play


Al veertien dagen beleven we de roes van topprestaties, in de geest van mondiale verbroedering en fair play. Tot nog toe niet overschaduwd door een terroristische aanslag, alles zoals bedoeld door de stichters van de Spelen. En de wereld geniet ervan.

Maar ik kan het niet laten om er een paar kanttekeningen bij te maken, het zal wel te maken hebben met mijn gebrekkig ontwikkelde interesse voor sport. Waar ik met name aan blijf haken, is het vaak ondoordacht bejubelde concept van fair play.

Want fair play is een begrip dat bij overwinnaars hoort, het wordt vooral gehanteerd door degenen die al de baas zijn. Binnen gemeenschappen die het – politiek en economisch – goed voor elkaar hebben, zijn verliezers nog altijd relatieve winnaars en in zo’n situatie gedijt fair play.

Dat verklaart waarom het begrip afkomstig is uit het Britse Rijk, dat ten tijde van de stichting van de Spelen op het toppunt van zijn macht was. Maar, zegt hoogleraar sportgeschiedenis Tony Collins, dat zegt iets over het illusiegehalte van fair play: “De Britten breidden hun rijk uit door geweld en manipulatie. Het idee van eerlijk spel kan je alleen volhouden als je de dominante wereldmacht bent.”

Ook in de politiek hechten we aan fair play: de gedachte dat redelijke mensen op redelijke manier met elkaar praten en met respect voor de regels van het spel wedijverend hun eigen belangen zo goed mogelijk behartigen.

Daniel Gordis verwoordt deze door en door hoffelijke en optimistische opvatting van politiek bedrijven in een terugblik op zijn jeugd: “In the American suburban home in which I was raised, we were taught that war was an aberration. Conflict is solvable. If war persisted, the both sides had been less bold than they needed to be. If Americans and North Vietnamese wanted to, they could figure out a way to end the conflict; the same was clearly true of Jews and Arabs.” En hij stelt zich vervolgens de vraag of je, net als bij fair play, niet al tot de overwinnaars moet behoren om je een dergelijke hoogstaande morele opvatting over conflictbeheersing en politiek te kunnen veroorloven.

Gordis komt tot deze gedachten na zijn verhuizing naar Israël. “The Middle East is not a Hebrew-speaking version of the comfortable, safe, conflict-free suburban Baltimore in which I had been raised.” Daar gelden misschien wel heel andere spelregels.

Die gedachten worden bij hem versterkt door het recente overlijden van Yitzchak Shamir, de onverzettelijke rechtse Israëlische premier van de jaren negentig. Gordis heeft gemengde gevoelens bij een terugblik op diens leven. Hij weet dat Shamir bij leven al niet bijster geliefd was vanwege zijn compromisloze standpunten, en bij zijn begrafenis bleek er bijna geheel geen belangstelling meer voor hem te bestaan.

Maar, stelt Gordis vast, Shamir was niet van de comfortabele suburb met zijn fair play. Hij had heel andere ervaringen met de wereld. Zijn vader ontsnapte aan de nazi’s om, toen hij terugkwam in zijn geboorteplaats Ruzhany in Wit-Rusland, alsnog door zijn voormalige buren te worden vermoord. Shamir kon niet anders dan de wereld zien als vijandig ten opzichte van Joden, waartegenover Joden zich vooral strijdbaar en waakzaam moesten opstellen.

Daarom was Shamir ten tijde van het Britse mandaat tot 1948 niet geneigd zich zijn terrorisme tegen de Britten te laten afnemen omdat dat unfair play zou zijn. Naar aanleiding van de moordpoging op Harold MacMichael, de hoge commissaris van het Britse Mandaatgebied, zei hij bijvoorbeeld later zonder enige spijt: “Er zijn mensen die zeggen dat het terrorisme is om MacMichael te doden en dat het bombarderen van burgers professionele oorlogsvoering is. Maar ik denk dat het vanuit een moreel oogpunt hetzelfde is.”

Op dit moment, zegt Gordis, behoort Israël tot de overwinnaars. “Ours is not the world that Shamir and his generation inherited. Ours is a world in which the Jews are secure, and largely safe,” en dat is in niet geringe mate te danken aan controversiële acties van Shamir, Begin en Ariel Sharon.

De ironie van het verhaal is dat, nu Israël relatief comfortabel is, het op zijn beurt met fair play gaat schermen: met terroristen (lees Palestijnen) praat je niet.

Het is niet eerlijk.

Zie ook Een kwestie van PR? en De Groene en de Rode Lijn

donderdag 2 augustus 2012

Statusangst


De meeste psychologen hebben statusangst. Althans, dat zegt hoogleraar psychologie Jan Derksen: “Kijk maar naar enquetes: psychologen scoren altijd het laagst op zelfbeeld. Daarom is de verleiding groot om de natuurwetenschappen te gaan nadoen. Dat kan door je te beperken tot hersenonderzoek. Psychologen schaden zo hun eigen vak”.

Zelf vind ik het wel iets sympathieks hebben, dat bewustzijn van psychologen van de beperktheid van hun eigen vak. Hun zelftwijfel is beter te pruimen dan de zelfgenoegzaamheid van veel economen. Die laatste beroepsgroep is niet minder dol op de natuurwetenschappen en waarschijnlijk komt dat in gelijke mate als bij psychologie voort uit statusangst. Alleen, zij doen door de bank genomen minder aan introspectie en zelfkennis.

Maar moeten psychologen zich dan niet even achter de oren krabben voordat ze zich laten inschakelen door economen? Bijvoorbeeld zoals nu gebeurt bij de Nederlandse Bank, die sinds dit jaar twee psychologen in dienst heeft om de cultuur van banken te doorgronden. Zij gaan bij de banken op zoek naar sporen van narcisme, bokitogedrag, gebrek aan tegenspraak. Ze sturen vervolgens hun rapporten naar de bankdirecties, zodat die zich geconfronteerd zien met hun eigen gedrag.

Laten psychologen zich hier voor het karretje spannen van de economen, of voegen ze echt iets toe? Of – nog een geheel andere suggestie – is misschien het verschil toch niet zo groot tussen wat de psychologie leert over onze natuurlijke aanleg en wat de economie leert over de vergaring van rijkdommen, en daarmee over de uitputting van onze hulpbronnen? Die gedachte zou je kunnen afleiden uit het werk van de psychologen Mark van Vugt en Daniël Goleman.

Als ik de evolutionair psycholoog Van Vugt goed begrijp dan zit duurzaam gedrag gewoon niet in onze genen. Niet in onze omgang met onze hulpbronnen, noch communicatief in de omgang met onze medemensen. Onze hersenen zijn zo geëvolueerd dat we het hier en nu voorrang geven boven de toekomst, want wat de toekomst brengt weten we niet. “Zeker in onze voorouderlijke omgeving was het best riskant om niet die onmiddellijke beloning – dat stuk vlees of die honingraat – te pakken maar dat uit te stellen”. De mismatch tussen korte termijn menselijk denken en welbegrepen lange termijn menselijke belangen zit in de schepping ingebakken.

Managementpsycholoog en goeroe Daniel Goleman doelt op hetzelfde als hij zegt dat we een foute bedrading in onze hersenen hebben. Het systeem voor het herkennen van dreigingen en het reageren daarop is meer dan honderdduizend jaar oud. Het is geworteld in een tijd dat gevaar fysiek was en plotseling kon opdoemen. In zulke situaties is lange-termijn-denken niet verstandig.

Als Van Vugt en Goleman gelijk hebben dan is het maar de vraag of de psychologie de economie wel kan corrigeren, zoals de Nederlandse Bank het wil. Dan lijkt het eerder zo te zijn dat de psychologie en de economie elkaar versterken in hun korte termijn gerichtheid.

Van Vugt en Goleman zien niettemin wel mogelijkheden voor de psychologie. Zij wijzen erop dat gedrag te sturen is door middel van stimuli en afstraffing, naming en shaming. Daarbij is kennis van psychische mechanismen zeer bruikbaar. De statusgevoeligheid van mensen kan er bijvoorbeeld toe bijdragen dat als beroemdheden om duurzaamheidsredenen rondrijden in een Toyota Prius, veel andere mensen dat voorbeeld willen volgen. De neiging elkaar na te apen kan hier als positief middel worden ingezet.

Maar andere psychologen waarschuwen dat je niet al te grote verwachtingen moet hebben van de mogelijkheid van beleidsmakers en marketeers om gedrag te sturen. Gedrag is moeilijk voorspelbaar, aldus Joke Harte, en daardoor ook moeilijk stuurbaar.

Mijn conclusie is dat je met de psychologie in de hand net zo goed kunt uitkomen bij een correctie op, als bij een rechtvaardiging van het graaigedrag van de homo economicus. Het is niet ondenkbaar dat de inzet van psychologen bij de Nederlandse Bank hetzelfde effect krijgt als destijds de publicatie van topsalarissen en bonussen. Daar moest, via publieke verontwaardiging, een matigend effect vanuit gaan maar het werkte omgekeerd: publicatie van jouw hoge salaris verhoogde je status. Op gelijke manier steekt straks de ene bankdirecteur de andere de loef af door te melden dat hij wel vier psychologen van de Nederlandse Bank aan zijn broek heeft hangen in plaats van twee.

Zie ook Crisis van hoog en laag