donderdag 28 januari 2016

'Intrinsiek ongeordend'


Het ministerie van Onderwijs gaat in asielzoekerscentra voorlichting geven over homorechten. Men gaat met name asielzoekers uit het Midden-Oosten vertellen dat homoseksualiteit niet verkeerd is.

Zou dat werken? In de afwijzing van homoseksualiteit resoneert, zowel bij allochtonen als autochtonen, vaak veel mee. Bijvoorbeeld de veiligheid van een wereldbeeld waarin een natuurlijke orde geldt, die tegelijkertijd goddelijk is omdat de natuur geacht wordt door God te zijn ingericht. En als de natuur in hoofdzaak op voortplanting is ingericht heeft God de heteroseksualiteit gewild, en niet de homoseksualiteit.

Het is voor mij een serieuze vraag of je zo’n opvatting kunt ‘weg-opvoeden’. In de Rooms-Katholieke kerk, hoe Westers die ook is, is dat in ieder geval nog niet gelukt. Tijdens de vorig jaar gehouden buitengewone synode over het gezin kwam er officieel geen verandering in de opvatting van homoseksualiteit als ‘intrinsiek ongeordend’. Daarmee wordt bedoeld dat homoseksuele relaties “tegengesteld zijn aan de goddelijke en de natuurwet”.

In de Anglicaanse kerk is wel degelijk een vorm van opvoeding aan de orde geweest, hoofdzakelijk vanuit het blanke deel naar het gekleurde en zwarte deel. Er zijn de afgelopen decennia ook homoseksuelen tot Anglicaans bisschop gewijd. Maar dat riep in sommige kerkonderdelen zoveel weerstand op dat op dit moment die opvoeding per saldo mislukt lijkt te zijn. Met name op het Afrikaanse continent en bij conservatieve Amerikanen liepen de gevoelens daarover hoog op, en er werd gevreesd voor een kerkscheuring. Dankzij een homo-onvriendelijk compromis kon dat gevaar onlangs (tijdelijk?) worden bezworen.

Als acceptatie van homoseksualiteit al zo moeilijk kan liggen in een kerkgemeenschap met gemeenschappelijke traditie en gebruiken, hoe lastig zal het dan niet zijn voor mensen uit het Midden-Oosten die qua gedachtegoed en tradities veel minder met ons delen?

Zie ook (On)reinheid en Orde

vrijdag 22 januari 2016

Hebben Joden meer te vrezen?


Dat zou je kunnen denken. Een keppeltje op het hoofd van een leraar in Marseille was voldoende aanleiding voor een, overigens keurige, 15-jarige Moslim om hem neer te steken. Moslima’s worden ook wel aangevallen vanwege hun hoofddoek, maar dat ze erom neergestoken worden heb ik in West-Europa nog niet gehoord.

Maar daar staat veel tegenover. Zoals bijvoorbeeld de vaststelling dat Joden niet meer de spreekwoordelijke vreemdelingen zijn waar ze altijd voor werden aangezien. Zij zijn nu één van de vele groepen etnische minderheden, eerder zelfs nog iets meer geïntegreerd dan die andere groepen. Vreemdelingenhatend extreem-rechts moet nu zijn aandacht verdelen over al die groepen en daarmee wordt het van die kant voor Joden relatief veiliger.

Wel is er de afgelopen decennia het gevaar bijgekomen van extremistische Moslims, zie boven. Maar dat geweld richt zich niet exclusief tegen Joden. Dat heeft het ook gemunt op cartoonisten, popconcertgangers en terrasbezoekers. Seculier, Joods, Christelijk, zelfs Moslim, het maakt niet meer uit.

Ook op het niveau van nationale gemeenschappen krijgen Joden gezelschap. Was het rond 2005 nog ‘ongehoord barbaars’ om een veiligheidsmuur te bouwen zoals Israël deed, op dit moment is de lijst met namen van landen die muren bouwen bijna eindeloos. Zoals die op de grenzen van Tunesië en Libië, Iran en Pakistan, de VS en Mexico, Botswana en Zuid-Afrika, Saoedi-Arabië en Jemen en nog veel meer. Het gevoel van veiligheid dat voor Israël gekoppeld is aan grenzen, is nog niet zo anachronistisch als algemeen gedacht werd.

Van de muur op zichzelf kan de internationale gemeenschap dus niet gemakkelijk meer een nummer maken. Van het Israëlische beleid op de Westbank natuurlijk wel, dus vanuit dat oogpunt blijven Israël en Joden onverminderd kwetsbaar.

Maar het zou goed kunnen dat dat morele aspect in de relaties met Israël minder zwaar gaat wegen naarmate de terreur verder om zich heen grijpt in de Westerse wereld. Een gevoel van verwantschap met Israël ligt dan meer voor de hand. Israël strijdt immers al sinds zijn oprichting – dus voorafgaand aan de bezetting – tegen terreur.

Dat kan verklaren waarom er de laatste tijd bijvoorbeeld veel aandacht is voor de Israëlische manier van het beveiligen van vliegtuigen. Volgens The Economist is de, tot voor kort omstreden, Israëlische aanpak effectiever dan de Amerikaanse. “Amerikanen zoeken naar wapens, Israëliërs zoeken naar verdachten.” Dit laatste impliceert een benadering waarbij verdachten of gewoon zenuwachtige personen aan vaak vernederend onderzoek worden onderworpen. Verijdeling van aanslagen is langs die weg vaker geslaagd dan door bagagecontrole.

Zou Adjiedj Bakas gelijk hebben als hij, naast de ‘surinamisering van de liefde’, de ‘israëlisering van de samenleving’ ziet aankomen? Of het er daardoor leuker op wordt, is de vraag, maar die geldt dan voor iedereen.

Zie ook Schuiven, Wordt iedereen Joods?

donderdag 14 januari 2016

Ongezond


Keulen, Hamburg, Malmö, Stockholm: het is een serieus probleem, vrees ik, dat van grote aantallen (jonge) mannen bij elkaar die hun seksuele impulsen niet of zeer beperkt kwijt kunnen. Je kunt spreken van ‘testosteronbommen’, zoals Geert Wilders doet, maar ook als je liever minder grove benamingen wilt gebruiken blijft het problematisch.

Voor hetzelfde verschijnsel, maar dan binnen de context van het repressieve Rooms-Katholieke seksuele klimaat tot halverwege de jaren zestig sprak Bert Keizer wel eens van grote hoeveelheden ‘gestuwd zaad’. Dat liep rond op de ongemengde jongensscholen en –internaten, en bij de vele congregaties van priesters en broeders. En zoals we nu inmiddels weten: dat ging niet altijd goed.

In de tweede helft van de jaren zestig veranderde het klimaat in de Katholieke kerk op dit terrein. Van hogerhand werd bepaald dat masturbatie geen zonde meer was. Dat was dus voortaan toegestaan – ook voor celibatairen, in de beslotenheid van hun eigen kamer.

Het COA heeft ongetwijfeld zijn eigen richtlijnen voor de omgang met dit probleem. Maar een structureel lastig aspect bij de opvang van vluchtelingen lijkt mij het gebrek aan privacy te zijn. Er is geen sprake van eigen kamers, maar van door zes of meer personen gedeelde ruimtes.

Wat dat betreft is de situatie misschien beter vergelijkbaar met die van manschappen op een onderzeeboot. De Katholieke oud-premier Piet de Jong was voordat hij de politiek in ging duikbootcommandant, en in die functie had hij vastgesteld dat pornografie “een uitstekend middel tegen zeeziekte” was. Dat bleek geen grap, als commandant van zijn onderzeeboot had hij altijd seksblaadjes bij zich om aan bemanningsleden te geven. Dit was ongetwijfeld tegen het zere been van de Katholieke hiërarchie, die waar zij kon alles wat seksueel was weg retoucheerde (zie het plaatje van een strip voor de jeugd, voor en na de ingreep aan de borsten).

Maar op de duikboot werkte het goed, volgens De Jong. Het maakt me benieuwd naar zijn suggesties voor het privacyprobleem en de krappe ruimtes in asielzoekerscentra.

Zie ook Plato, Bambi en Danneels

vrijdag 8 januari 2016

Wittgenstein en deugdzaamheid


Het is bekend dat Ludwig Wittgenstein niet veel op had met het Jodendom. Maar ondertussen bedreef hij wel filosofie op een manier die mij Joods aandoet.

Dat kan te maken hebben met het springerige karakter van zijn latere geschriften, maar ik vind het ook terug op een ander terrein: dat van zijn opvattingen over deugdzaamheid.

Deugdzaamheid heeft een nogal belegen klank, maar er wordt op dit moment veel geschreven over deugdethiek en deugdenleer. Het onderwerp lijkt in een behoefte te voorzien, waarschijnlijk als gevolg van de secularisering van de samenleving en de daarbij – terecht of onterecht – ervaren leegte.

Wat de meeste boeken over deugdzaamheid met elkaar gemeen hebben is de nadruk op het vormen van een goed karakter. Maar verder kunnen de voorkeuren van de diverse auteurs uiteenlopen van de klassieke Grieks-Romeinse deugdethiek, via de Christelijke moraal tot aan de Oosterse deugdenleren. Met als punt van overeenstemming dat ze alle pretenderen universeel geldig te zijn.

Behalve dan de Joodse deugdenleer, die geen universele pretenties lijkt te hebben. Op dat punt is de overeenkomst met Wittgensteins standpunt treffend.

In zijn uitleg van Wittgenstein vertelt Bert Keizer waar het de filosoof om te doen is: te laten zien dat betekenissen van eenzelfde woord net zo kunnen verschillen als invullingen van bijvoorbeeld het woord ‘huis’: een Bedoeïen ziet daarbij een tent voor zich, een kind zijn bakfiets, een Eskimo zijn iglo en een Nederlander zijn bakstenen. Voor het woord ‘deugdzaamheid’ geldt zo’n veelheid van invullingen bij uitstek, aldus Wittgenstein volgens Keizer.

Het is voor de late Wittgenstein dus onmogelijk om tot een eenduidige kernachtige karakteristiek te komen van deugdzaamheid die universeel geldig zou zijn. Daarin wijkt hij af van het mainstream denken over deugd op dezelfde manier als de Joodse traditie dat doet.

Zie ook Levinas en Wittgenstein