donderdag 27 mei 2010

Moreel geladen technocratie


"De samenhang van de drie-eenheid helpt om de ziel (psyche) van de organisatieveradering (beter) te doorgronden”. Het is dat er geen Drieëenheid staat, maar anders zou je toch denken dat de auteur van dit zinnetje het werken in organisaties vooral beschouwt als een spirituele aangelegenheid. Die indruk wordt versterkt door het veelvuldig gebruik van woorden als ‘verbinding’, 'betrokkenheid', 'leerproces', 'stimulans' en 'open attitude'.

Ik heb het over de artikelenserie De psyche van organisatieverandering, gepubliceerd op ManagementSite.nl. De serie doet verslag van de uitkomsten van een onderzoek naar 46 projecten van organisatieverandering waarbij informatietechnologie een belangrijke rol speelt.

Wat opvalt is hoeveel moraal er niet alleen verstopt zit in de taal die hier gebruikt wordt, maar daarin ook openlijk aan de dag treedt. Terwijl het tegelijkertijd gaat om nuchtere technocratische kwesties. De drie-eenheid bijvoorbeeld waarvan sprake is, is die van technologie, organisatie en personen. En de bedoelde projecten zijn rationeel en technocratisch gedreven, zoals een fusie van twee organisaties, de invoering van een standaard ERP-systeem binnen een groot concern of de uitbesteding van IT-dienstverlening.

Ik denk dat die koppeling van moraal aan organisaties wel klopt. Arbeidsomgevingen, hoe technisch of kapitalistisch ook, zijn barstensvol geladen met morele interacties. Mensen bemoedigen elkaar, vernederen elkaar, zien elkaar niet staan, nemen elkaar klussen uit handen. Het is niet voor niks dat de gemoederen emotioneel hoog op kunnen lopen naar aanleiding van soms futiele gebeurtenissen, of dat weerstand raadselachtig diep verankerd zit. Dat gaat vaak terug op jarenlange menselijke interactie, op moraal dus.

En het is ook waar, zoals het artikel stelt, dat het oppervlakkig beroeren van die morele dimensie via creatieve workshops, heisessies en verleidelijke opleuking weinig zoden aan de dijk zet. Die activiteiten raken de werkelijke interactie niet, omdat de echte werkelijkheid tegelijkertijd alledaagser is én meer moreel en emotioneel beladen. Zo is immers de werkelijkheid.

Dus het inbrengen van al die moreel geladen termen in organisatieverhalen is naar mijn idee wel adekwaat. Zolang de managers en managementauteurs die dat doen ook beseffen dat je met de morele werkelijkheid niet zo om kunt gaan als met de technische en materiële werkelijkheid. Die laatste kun je enigszins naar je hand zetten – al valt nog te bezien waar het milieu zijn grenzen stelt. Bij die eerste is het hele idee van ‘naar je hand zetten’ van meet af aan problematisch.

Zie ook Wie roept de noodtoestand uit?

donderdag 20 mei 2010

Ontsnapping


Geestdodend en benauwend, dat zijn sinds de negentiende eeuw vrij gangbare typeringen van het keurslijf waarin onze gereglementeerde burgerlijke cultuur ons dwingt. Onze zaakjes hebben we goed onder controle maar dat keurslijf snoert ons in en bedreigt soms onze levenslust, energie en creativiteit. De grauwsluier van een straf arbeidsritme en spiegelende kantoorpanden wil de ziel wel eens verstikken.

Vandaar dat, ook minstens vanaf de negentiende eeuw, bewust geprobeerd werd om aan die insnoering en verveling te ontsnappen. Romantische muziek hielp daarbij en de al dan niet bedwelmende roman speelde een belangrijke rol. Niet voor niets beleefde de roman vanaf die tijd een ongekende bloei, waarin niet zelden het gereglementeerde leven en de verveling zelf de thema’s waren (denk aan Madame Bovary of Oblomov). Maar ook de opkomst van de sport is daarmee in verband te brengen en misschien zelfs het bij vlagen optredende enthousiasme voor oorlog en geweld.

Bij ons thuis hadden we zo onze eigen soorten van ontsnapping. Een daarvan was de voorradigheid van geld. Dat bood ons een groot huis en een grote tuin, met zelfs een ‘paradijs’ erin met een vijver en allerlei soorten pluimvee. En het veroorloofde ons een uitbundige levensstijl die de grauwheid enigszins op afstand kon houden.

Een tweede vorm van ontsnapping was die via de religieuze transcendentie. Hoe goed verzorgd ons materiële leven ook was, de spiritualiteit van ‘een andere, diepere werkelijkheid’ was nooit ver weg. Er waren ascetisch levende priester-ooms en vrome tantes en mijn moeder hield van mediteren en studeren. Ook in de tafelgesprekken kreeg de ‘hogere’ wereld regelmatig aandacht, veelal afgezet tegen de ‘lagere’ materiële wereld. Heel dualistisch en uit elkaar getrokken allemaal, maar het was er wel.

En dan waren er nog de ‘soldaatjes’, een tafelritueel dat werd uitgevoerd aan het einde van feestelijke maaltijden bij verjaardagen en dergelijke. Daarbij ging het erom met de handen en vuisten op tafel te slaan en zo veel mogelijk lawaai te maken. Voor een maximaal effect werden eerst de glazen, opscheplepels en bestek op de randen van de borden gelegd, zodat ze goed konden rammelen. Mijn vader kondigde dan de aantocht van de soldaatjes aan die besloten hadden om de jarige te komen feliciteren. Als je goed luisterde kon je ze heel in de verte horen aankomen, en dat was ook zo want in een regelmatig ritme sloeg hij zachtjes met zijn handen op tafel en iedereen deed mee. Je kon ze dichterbij horen komen, de handslagen werden sterker. Totdat ze de hoek omkwamen, dan kon je los met je vuisten op tafel, zo veel mogelijk lawaai maken, een paar minuten lang. Daarna moest het nog wel afgemaakt worden: de soldaatjes vertrokken weer, de handslagen werden weer zachter, totdat de soldaatjes terug waren in de kazerne.

Dit ritueel werd familiebreed uitgevoerd, en niet alleen voor de kinderen. Generaties terug moet iemand in de familie de onstuitbare drang beleefd hebben om uit te breken uit de opgeprikte gereglementeerde sfeer waaraan zeker toen diners nog onderworpen waren. De keurige netheid moet gevoeld hebben als een keurslijf, en de soldaatjes als een ontsnapping daaruit. Is het vreemd dat ik uiteindelijk bij een filosoof uitkom wiens eerste echte eigen boek getiteld was: “Over de ontsnapping”?

Zie ook Il-y-a.

dinsdag 11 mei 2010

Na de oorlog


Na de oorlog, wanneer is dat?

In 1946 dacht men: dat is nu. Het gevecht is over, de bezetter is weg, we kunnen de zaak weer opbouwen. Dat wilden ook de weinige teruggekeerde Joden. Niet omkijken maar proberen het bestaan zo goed mogelijk opnieuw inrichten.

Rond 1965 was de wederopbouw wel gelukt maar gevoelsmatig was de oorlog verre van voorbij. Wat was er allemaal niet gebeurd? En was iedereen echt zo heldhaftig geweest als er verteld werd? Bij menig voormalig kampgevangene begonnen oude trauma’s en gruwelijke herinneringen op te spelen.

Rond 1985 werd de herinnering aan de oorlog onverminderd doorgegeven, maar er vond een verbreding plaats van de onderwerpen die men herdacht. Alle oorlogsgetroffenen, ieder die erge dingen had mee gemaakt in de oorlog werd inbegrepen in de herdenkingen. Daar kwamen op een gegeven moment ook de slachtoffers van alle vredesmissies van na de oorlog bij.

In 2010 blijkt het nog lang niet voorbij. Althans de discussie erover is hevig. Sommigen, zoals Eberhard van der Laan, vinden het welletjes: “De Tweede Wereldoorlog kan met deelpensioen” vindt hij. Anderen, zoals Jolande Withuis vorige week in Trouw, stellen vast dat het belang van de herdenking door veel mensen onderkend wordt. En dat daarbij, volgens haar terecht, de verbreding wordt losgelaten en er weer gefocust wordt op de kern van het kwaad van destijds: de schending van de rechtstaat en de vrijheid. Bij die historische werkelijkheid kun je niet genoeg stilstaan.

Abraham Burg houdt in een recent boek zijn Joodse publiek voor: De Holocaust is voorbij. Afrekenen met Hitler. Maar misschien is het daarvoor nog te vroeg. Of misschien is dat so wie so te veel gevraagd, en niet alleen voor Joden.

Zie ook Thema kwijt

Naschrift 16 mei 2010
Naar nu blijkt heb ik bovenstaand ten onrechte Eberhard van der Laan opgevoerd als aanhanger van het standpunt dat de oorlog minder aandacht moet krijgen. Dat blijkt na lezing van het slot van zijn 4 mei toespraak, dat als volgt luidde: "Diverse schrijvers zeggen om uiteenlopende redenen: de oorlog is 65 jaar geleden afgelopen en kan nu met pensioen. Ik deel de zorgen en ergernissen van velen dat de oorlog tijdenlang overal is bijgehaald (of bijgesleept) om actuele zaken per analogie te veroordelen. Met waarschuwingen op basis van het verleden moeten we inderdaad voorzichtiger en selectiever zijn, om ze niet bot en krachteloos te maken, en om niet unfair te zijn. Maar dat neemt niet weg dat we de unieke vrede en samenwerking in Europa (of het overgrote deel daarvan), de ondanks alles stevige democratieën daar, en de mensenrechtenverdragen, mede danken aan de lessen uit de oorlog. Kortom, ik ben voor deelpensioen voor de oorlog als manier om iemand makkelijk de maat te nemen of klem te zetten, maar voor kwiek doorgaan met het verwerven van inzicht, en met het doorvertellen van nuttige verhalen. Want dat mijn moeder en vader al lang niet meer huilen en schoffelen, laat onverlet: not in vain, not again". Het persbureau Novum maakte daarvan: "Oorlog deels met pensioen" en het ANP nam dat klakkeloos over. Zoals Rob Fransman zegt: dat is precies het omgekeerde van wat er werd bedoeld.