vrijdag 28 april 2017

Levinas en Nassim Taleb


Het blijft leuk om de zo klassiek-Joods georiënteerde Emmanuel Levinas naast meer modieuze denkers uit allerlei andere windrichtingen te leggen. En dan de vraag te stellen hoe ze zich tot elkaar verhouden. Ditmaal is de beurt aan de filosoof annex beleggingsgoeroe Nassim Taleb, bekend van zijn bestsellers Zwarte zwaan en Antifragiel. In deze boeken bespreekt Taleb hoe we om kunnen gaan met onverwachte negatieve gebeurtenissen, en hoe we daar mogelijk zelfs sterker van kunnen worden.

Waar Taleb en Levinas elkaar raken, is in hun beider belangstelling voor het traditionele Westerse, op beheersing gerichte denken. Taleb blijkt in zijn behandeling van dat thema, zonder Levinas met zoveel woorden te noemen, diens oordeel te ondersteunen dat dat beheersingsdenken problematisch en gevaarlijk is.

Taleb biedt die ondersteuning op een enigszins krakkemikkige manier, maar hij durft op een bepaald punt wel verder te gaan dan Levinas. Taleb trekt namelijk de conclusie dat de grondlegger van de Westerse filosofie, Socrates, helemaal niet zo prijzenswaardig is als hij vaak wordt gepresenteerd. In de plaats daarvan verwijt hij Socrates de aanstichter te zijn van veel problematiek waar de Westerse control-gerichte traditie ons mee opzadelt.

Taleb is daarin niet uniek, Heidegger bijvoorbeeld koppelde al eerder een negatief keerpunt in de filosofiegeschiedenis aan het optreden van Socrates en Plato. Maar goed, ten opzichte van Levinas voegt Taleb wat toe, want Levinas schrikt er voor terug die twee frontaal aan te vallen.

Wat Levinas omgekeerd weer kan toevoegen aan Taleb, is de benoeming van wat er gebeurt als je zo pedant al die filosofische vragen aan willekeurige omstanders stelt als Socrates gewend was te doen, en vervolgens heel socratisch triomfantelijk concludeert dat niemand het antwoord weet. Levinas zegt daarvan: dan kwets je mensen vanuit je hooghartigheid. Bovendien wijst Levinas er op dat dan ook denkschaamte kan ontstaan, dat wil zeggen: het besef dat je met je goedbedoelde pedanterie bij een ander over de grens gaat.

Dat laatste is heel mooi verwoord in een fragment uit de roman Xanthippe van Paul Lebeau, over de vrouw van Socrates. Daarin blijkt Socrates zowaar een moment van denkschaamte te beleven. Wanneer Xanthippe zich op een gegeven ogenblik door Socrates niet begrepen voelt, gaat zij in het tegenoffensief: “Ik zei: ‘Je voert met iedereen – ook met mij – een spelletje, waarmee je ons verstrikt, maar dat niemand overtuigt. De jeugd bewondert je meesterschap. Maar overtuigen doe je ze niet. Omdat men zich redenerend gewonnen moet geven, daarom is men nog niet overtuigd. Omdat de rede de hele mens niet is. Jij zegeviert aan de oppervlakte. De hele mens spreek je niet aan. De diepere, de echte, die laat je ongemoeid. Of die kwets je. Je herleidt het diepste zijn, het diepste streven van elke mens tot een paar begrippen die je spottend kraakt als een holle noot.’ Dat was de eerste en de enige keer dat hij mijn woorden niet als een lastige vlieg van zich afwuifde. Hij scheen zelfs een ogenblik in zijn evenwicht te wankelen.”

Zie ook Werk en Reflectie over Nassim Taleb

donderdag 13 april 2017

Dronken gesprek


Sinds wanneer is het een aanbeveling om te zeggen dat een boek de indruk maakt van een middernachtelijk gesprek “met een beschonken vreemdeling in een duister café waarvan je de naam vergat”? Want zo prees Merel Kamp het boek Dwalen in het antropoceen door René ten Bos aan, immers, “in de dagen erna schieten je steeds weer flarden van dat nachtelijke gesprek te binnen”.

Ik denk dat die kwalificatie van een dronken gesprek ons aanspreekt naar de mate waarin we de wereld om ons heen als grillig en gedesoriënteerd ervaren. Een boek dat dan een veelheid van ‘niet-duidende’ termen en dwaalervaringen presenteert, voelt als geloofwaardiger dan een boek dat zou aankomen met een strakke duiding, inclusief te implementeren oplossing. En dat voor zo’n dwaaltocht wat alcohol gesuggereerd wordt, voelt ook wel als adequaat. Er moeten immers heel wat gangbare feel good conventies gesloopt worden.

Hoe dan ook is er moed voor nodig om zo’n boek te schijven als Ten Bos nu oplevert. Al is het maar om, terwijl je net voor twee jaar gekroond bent tot Denker des vaderlands, het besef te voeden dat de traditionele filosofie, met haar nadruk op orde en op de harmonie der sferen, ons op dit moment niet veel te bieden heeft. Niet alleen omdat ze ontoereikend is in het bieden van troost in onze situatie, maar nog meer omdat die filosofie misschien wel ruim bijgedragen heeft aan het veroorzaken ervan.

Immers, die vanaf haar oorsprong op kosmische harmonie gerichte filosofie heeft getoond niet goed om te kunnen gaan met werkelijk verschil. Niet alleen tussen mensen onderling, zoals Levinas onvermoeibaar benadrukt, maar ook tussen mens en natuur. En die filosofie heeft, vanuit een utopisch orde-denken, allerlei natuurlijke grenzen laatdunkend terzijde geschoven.

Met het opgeven van de illusie dat filosofie ons grip geeft op de wereld, geven we veel houvast prijs. We zitten nu met de gebakken peren, en dwalen is het devies.

Zie ook (On)reinheid en Het goede, het ware en het schone