zaterdag 28 juli 2012

De Levinas van de verplichtingen


Nu was het Rick Jacobs die, wat mij betreft, in de fout ging. Rabbi Rick Jacobs is de nieuwe president van de Union for Reform Judaism, de Amerikaanse Reform beweging. Hij hield op 9 juni zijn installatierede en benadrukte daarin dat – anders dan het vooroordeel vaak luidt – ook het Reform Jodendom zijn mitswot, dat wil zeggen: zijn verplichtingen kent.

Met die opmerking lijkt me niets mis, maar het stoort mij dat Jacobs ter onderbouwing van die uitspraak mijn favoriete filosoof Levinas erbij haalt. Hij zegt: “The Jewish philosopher Emmanuel Levinas taught that we come into the world already obligated by the mere gaze of the other, a gaze that demands a response from us. By this, Levinas means that relationships always come with obligations”.

Hier wordt Levinas, zoals zo vaak, opgevoerd als moralist, als filosoof van de plichtethiek. En dat is doodzonde, want als je het sprankelende van zijn werk eruit wilt halen dan moet je het zo doen. Levinas als ons eigentijdse geheven vingertje.

Terwijl er alle ruimte is om Levinas in een ander licht te zien. Je kunt hem ook lezen als een filosoof die niet zozeer voorschrijft als wel beschrijft. Hij levert namelijk beschrijvingen van het verschijnsel dat wij, midden in het legitieme op ons zelf gerichte bestaan, ons zomaar plotseling verantwoordelijk kunnen voelen voor een ander. Verrassend genoeg.

Als je Levinas zo leest dan valt nog iets anders op, namelijk dat hij breekt met een onder filosofen gebruikelijke opvatting van de wereld als opgebouwd uit diverse lagen waarvan een aantal meer fundamenteel zijn en een aantal meer oppervlakkig, met alle hiërarchie die daarbij hoort. Als het zo is dat egoïsme en altruïsme elkaar op volstrekt onvoorspelbare manier kunnen afwisselen, dan is er van zo’n hiërarchisch en gestructureerd bouwwerk geen sprake meer.

Maar dan kun je dus ook niet meer, zoals Jacobs doet, spreken van een “altijd al voorafgaande” morele verplichting of van relaties die “altijd” gepaard gaan met verplichtingen, alsof er een voorgegeven systeem van eeuwige waarheden zou zijn. Dat doet geen recht aan de verrassingen en de volstrekt transcendente blikseminslagen waar het Levinas mijns inziens primair om gaat.

Zie ook Levinas en egoïsme

vrijdag 20 juli 2012

Rome, Mekka en Halsteren
















Het is allemaal al een keer eerder vertoond, het neerzetten van aan de omgeving vreemde bedehuizen. Waar wij soms opkijken van moskeeën met minaretten tussen de doorzonwoningen, moeten mensen vroeger ook overrompeld zijn geweest.

Bijvoorbeeld Protestanten door de hausse aan nieuwe Katholieke kerken die rondom 1900 gebouwd werden. Zie op bijgaande foto (links) maar eens wat voor Fremdkörper er in 1913 werd neergezet in het Katholieke dorp Halsteren, waar ik ben opgegroeid. Een soort basiliek in een mengeling van Byzantijns- en Romaansachtige neostijlen tussen de eenvoudige huizen die tot dan toe het dorp vulden. Dit in het kader van het Katholieke offensief dat in Nederland na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 alle ruimte kreeg.

Hier betreft het dan nog een Katholiek dorp. Maar even verderop lag het Protestantse Tholen en de rest van Zeeland. Voor de Nederlanders daar moet het behoorlijk schokkend geweest zijn om overal in Brabant dergelijke monumentale Katholieke kerkgebouwen te zien verrijzen.

Komend van over het water uit het westen had de Tholenaar nu niet alleen meer de Brabantse Wal te beklimmen. Hij moest ook in het reine komen met het aanzicht van de nieuwe kerken die als fortificaties prominent op de wal werden neergezet (foto rechts).

Zie ook Een klas met twee derde MoslimsRegeren met de PVV en Bestemming bereikt

vrijdag 13 juli 2012

Ook hier is (ontoereikend) over nagedacht


Hoe komt iemand erbij om van godsdienst te veranderen, laat staan om Joods te worden? Ik moest me wel aangesproken voelen toen ik bij Norman Solomon las dat je zo’n keuze nooit kunt maken op basis van rationele overwegingen. Want je zou dan eerst alle religies moeten leren kennen en tegen elkaar af kunnen wegen en daarvoor is een mensenleven simpelweg te kort.

Bovendien, zegt hij, georganiseerde religie is een sociaal fenomeen, geen intellectuele exercitie. “Er is een gevoel van kameraadschap, van gedeelde geschiedenis, taal en gewoonten, een ruimte waarin het individu stabiliteit kan vinden, hetzij op zichzelf of in gezelschap met gelijkgezinde mensen, in een onzekere wereld”.

Met andere woorden: uitkomen omdat je via een huwelijk de gemeenschap binnenkomt is nog te begrijpen, maar claimen dat er intellectuele overwegingen in het spel zijn is zelfbedrog.

Toch denk ik dat bij mijn keuze voor de Joodse traditie intellectuele redenen wél een doorslaggevende rol hebben gespeeld.

Want ook al ben ik het met iedereen eens die zegt dat gevoelsmatige redenen de boventoon voeren, ik ben wel degelijk afgekomen op een soort intellectualisme: de – voor mijn part illusoire – plicht van mensen tot zelf nadenken. En tegelijkertijd op het besef van de ontoereikendheid ervan. Beide worden in de Joodse traditie meer dan elders hoog gehouden.

Een illustratie van hoe het elders is – dus van de tendens om het zelf nadenken op het tweede plan te zetten – vind ik in een rede van de Christelijke kerkvader Origenes. Deze leefde in het begin van de derde eeuw, toen het Romeinse rijk een grote variëteit aan filosofische scholen en religieuze secten herbergde. Hoe moesten de mensen kiezen tussen al die lifestyles?

Origenes stelt terecht vast dat de meeste mensen niet de tijd en de capaciteiten hebben voor een systematische beoordeling van het gehele aanbod van levensbeschouwingen. En dan vervolgt hij: “Nu er zoveel over geloof gesproken wordt is mijn antwoord dat ik het geloof zie als nuttig voor de massa en dat ik diegenen train om te geloven zonder erover na te denken die niet al hun tijd kunnen besteden aan rationele bewijsvoering”.

In de kiem is hier al terug te vinden wat mij tegen staat in zoveel godsdiensten: ze hebben in hun ordendrift de neiging om schaamteloos te denken voor anderen. Nu doen rabbijnen dat ook, maar ik vind ze net wat terughoudender. Ze zullen niet gauw over “de massa” praten en zolang als het kan het disputeren voortzetten en daarmee hun publiek serieus nemen.

Bovendien: Origenes gaat niet écht in op het probleem van de ontoereikende rede. Hij noemt die wel, maar dat is toch vooral het probleem van anderen. Zichzelf rekent hij tot de welgeïnformeerde elite die kennis heeft van de juiste doctrines en vanuit die positie is de ontoereikendheid van de rede ineens veel minder problematisch: de waarheid komt dan binnen handbereik. Het Rooms-Katholieke model ten voeten uit.

Bij de rabbijnen lijkt de ontoereikendheid van de rede iets zwaarder te wegen. Want naast de vraag hoe wij met gebruik van de rede de wereld enigszins kunnen ordenen is er deep down een tweede vraag te horen: wat betekent het dat wij niet geheel rationele wezens zijn? Of, om het gechargeerd te zeggen: hoe moeten wij, al ordenend, omgaan met de raarheid van onszelf en van onze medemensen? Raarheid in die zin dat geen mens in eenzelfde overkoepelende rationele orde te vatten is, en dat ieder mens daar op zijn eigen manier uitspringt. Deze preoccupatie met de onbestaanbaarheid van een sluitend rationeel betoog is af te lezen aan de gewoonte in de Misjna en de Talmoed om afwijkende meningen niet uit de boeken te schrijven maar vast te houden. Dat is bijzonder.

Deze relativering van het rationele discours voegt zich bij de voorzichtigheid in het denken voor anderen. En dat spreekt mij wel aan, levend in een democratische en individualistische samenleving waarin inkapselende top-down communicatie niet meer werkt en mensen pas gedijen als ze zich serieus genomen voelen.

Er is dus wel over nagedacht.

Zie ook Geen garantie en Benedictus XVI denkt voor u

vrijdag 6 juli 2012

Kunnen wij het CDA wel missen?


Ik stem geen CDA, laat dat duidelijk zijn. Maar toch bespeur ik bij mezelf enig ongemak bij de gedachte dat die grote Christen-democratische politieke stroming in Nederland aan het verdwijnen is. Want staat de Nederlandse Christen-democratie niet voor meer dan een eeuw van degelijke politiek, welvaartsopbouw en omgang met levensbeschouwelijkheid die ons land bepaald ook veel gebracht hebben. De wijsheid van bestuurlijke ervaring, gedrenkt in consensusdenken, vind ik regelmatig een verademing ten opzichte van geschreeuw ter linker- en ter rechterzijde.

Kunnen wij dat wel missen?

Sommigen zijn ervan overtuigd dat we dat niet kunnen missen. Zij vinden niet alleen dat een op het Christendom gebaseerde politieke stroming noodzakelijk is, maar ook nog dat alleen een orthodox-Christelijke basis de samenleving kan borgen. James Kennedy haalt in dit verband Ross Douthat aan die beweert dat de inbreng van orthodoxe geloofsgemeenschappen noodzakelijk is om maatschappelijke excessen te voorkomen. ‘Ketters’ ondermijnen de samenleving.

En de Nederlanders Bart Spruyt en Andreas Kinneging stemmen in met de gedachte dat Ietsisten (niet-orthodoxe gelovigen) de maatschappij ontwrichten doordat ze niet ingebed zijn in historische kaders en Christelijke tradities en zich zo te veel kunnen laten meeslepen door hun eigen wensen en begeerten.

Zelf houd ik niet zo van deze cultuurpessimistische opvattingen die graag de ketterse menselijke neigingen tot uitgangspunt nemen en het basisvertrouwen in de democratie als fatsoenlijk maatschappelijk systeem lijken te missen.

Ik sta dichter bij de opvatting van Piet-Hein Donner. Die meent dat de seculiere samenleving zoals wij die hebben opgebouwd sinds de Tweede Wereld Oorlog onvoldoende antwoord geeft op levensbeschouwelijke onrust in de wereld. Met name stem ik in met zijn observatie dat een deugdelijke levensbeschouwing helpt om een politiek systeem als democratie goed te laten functioneren.

Maar als je dat vindt dan is de Christen-democratie eerder onderdeel van het probleem dan van de oplossing. Want de Christelijke levensbeschouwing is, ook blijkens de observatie van Donner, onvoldoende geloofwaardig gebleken.

Wat dat betreft is de figuur van Ruud Lubbers wel illustratief voor de ontoereikendheid van die levensbeschouwelijke oriëntatie. Het is bijna aandoenlijk om te zien hoe Lubbers worstelt met de dualistische spagaat in het hart van het Christendom, het gebrek aan verbinding daarin tussen het beest in onszelf en ons betere ik.

Tot zijn pensioengerechtigde leeftijd had Lubbers geen probleem met het machtsbeest dat in hem huisde. Integendeel, het bracht hem (meestal) veel succes en plezier. Sinds zijn pensionering zien wij Lubbers druk met heel andere dingen: duurzaamheid, mededogen, vrede. Als een dolende ridder lijkt hij erop uit om vooral goed te doen. De indruk die overblijft als je het totaal overziet is er een van volledig van elkaar losstaande werelden.

Ik vermoed dat dit dualisme, deze disconnectedness van strevingen, diep in de Christelijke levensbeschouwing verankerd zit en die levensbeschouwing uiteindelijk ongeloofwaardig maakt. Dat breekt het CDA nu op.

Is dat jammer? Wel vanwege de grote bestuurlijke en politieke know how die verdwijnt. Niet om levensbeschouwelijke redenen, want op dat terrein rammelt de zaak.

Zie ook Bos Balkenende en Calvijn en Ook hier is (ontoereikend) over nagedacht