vrijdag 31 maart 2017

Yuval Harari


Yuval Harari is een Israëlische historicus, en de gevierde schrijver van de bestsellers Sapiens en Homo Deus. In het eerste boek beschrijft hij de geschiedenis van de mensheid, in het tweede de mogelijke toekomst van de mensheid. Grote, zeer grote lijnen dus, maar vanuit interessante invalshoeken getrokken.

Onlangs las ik dat hij het Boeddhisme aanprijst als de ultieme manier voor mensen om te verwezenlijken wat hij beschouwt als het uiteindelijke doel van de geschiedenis: menselijk geluk.

Waarom treft het mij bijna onaangenaam als ik lees dat Yuval Harari neigt naar het Boeddhisme? Ik ben toch krachtig voorstander van de mogelijkheid voor iedereen om de levensbeschouwing of religie te kiezen die bij hem past? Daarnaast weet ik toch ook wel dat het Boeddhisme bij veel Israëliërs populair is, zeker als ze hun ingrijpende militaire diensttijd erop hebben zitten of anderszins zo maar even afstand willen nemen van hun hectische land. In India schijn je te struikelen over de aantallen Israëliërs die daar op adem proberen te komen. Waarom moet ik dan even slikken als ik Harari voor het Boeddhisme zie kiezen?

Waarschijnlijk is dat omdat ik het niet helemaal begrijp. Over het algemeen vind ik dat Harari een verfrissend nuchtere blik werpt op de menselijke geschiedenis. Ik kan hem wel volgen als hij meent dat díe concepten in de menselijke geschiedenis het meest succesvol waren, die de samenwerking bevorderen tussen mensen onderling. Het monotheïsme deed dat tot op zekere hoogte maar, zo meent hij, het polytheïsme doet dat beter. Dat besteedt aandacht aan de veelheid van mogelijke idealen en concepten, en is daardoor realistischer. Harari heeft oog voor het klimaatprobleem en voor de robotisering, hij koestert geen vals beeld van de wereld als een serene hemel, maar eerder als een strijdtoneel waar genietingen en pijn elkaar afwisselen. In eerste instantie lijkt hij daar aanvaardend en pragmatisch het beste van te willen maken.

Ik kan daarom niet goed begrijpen dat hij uiteindelijk een terugtrekkende beweging maakt. Want zo zie ik zijn keuze voor het Boeddhisme wel. Hij neemt afscheid van het humanistische – en ook wel Joodse – ideaalbeeld van de mens als een verlangend en strevend wezen. In de plaats daarvan onderstreept hij de vluchtigheid van menselijke verlangens en zoekt hij verlichting in onthechting van het aardse en het lichamelijke. De vreugde om de genietingen legt het daarbij af tegen de opvatting van de wereld als een tranendal, en dat vind ik jammer. Zoals ook Hendrik Spiering dat betreurt in zijn bespreking van Homo Deus: “Het is een koud einde van een fascinerend boek, dat zo optimistisch begon”.

Daar komt bij dat hij die keuze voor ascese lijkt te zien weggelegd voor maar een kleine groep. “Het streven naar economische groei is de basale afspraak in een samenleving”, zo stelt hij. Die afspraak moet je als politicus niet willen doorbreken, zelfs niet als het klimaat gered moet worden, want dat is politieke zelfmoord. Harari verwacht daarom niet veel van ascese en matiging op wereldschaal. Zijn keuze voor het Boeddhisme heeft dus iets elitairs. Maar goed, dat klopt wel weer met zijn voorspelling dat we op weg zijn naar de grootste ongelijkheid aller tijden.

Zie ook Liberale varianten

donderdag 23 maart 2017

Het Goede, het Ware en het Schone


De ophemeling van de klassieke trits van de waarden ‘waarheid’, ‘goedheid’ en ‘schoonheid’ heeft bij mij altijd een zekere weerstand opgeroepen. Dat zal te maken hebben met het aureool van perfectie en zuiverheid dat aan die platoonse trits zit vastgebakken. De gedachte van ultieme harmonie was niet in overeenstemming met mijn eigen ervaring van een meer morsige werkelijkheid, de koppeling van mooi en goed vond ik zeer dubieus en de mensen die zo nodig die kosmische orde moesten uitroepen vond ik pedant aristocratisch.

Daarom vond ik het wel mooi dat voormalig Denker des vaderlands René Gude van de trits een viertal maakte: hij voegde aan het ware, goede en schone het lekkere toe, met nadruk op de lichamelijkheid en het genotvolle waar de Klassieken een beetje bang voor waren. Passies golden in de Oudheid als iets waar je vooral voorzichtig mee moest zijn, terwijl wij ze tegenwoordig de ruimte geven. Volg je passie! En laat de grote woorden en diepe gedachten maar zitten.

Of gaat onze wereld nu juist te gronde aan deze genietingsdrift? Aan onze eindeloze vliegreisjes, energieverslaving en exploitatie van de aarde? Zouden de Klassieken dan toch gelijk hebben met hun waarschuwing tegen het lekkere, en met de beklemming van hun deugdzame trits?

Misschien. Maar dan nog voel ik me opgesloten in die trits, en voel ik verlangen naar iets wat daar uit wegbreekt. Misschien levert Levinas wel een goede kandidaat voor een vierde term die de zelfgenoegzaamheid kan doorbreken, namelijk: andersheid. Dus dan krijg je: ‘het ware, het goede, het schone en het andere’.

Zie ook (On)reinheid en Burgerpaleizen

vrijdag 17 maart 2017

Joods-Christelijk (2)


Het staat er niet met zoveel woorden, het gebeurt tussen de regels door: de vertrouwde onderscheiding tussen Joods/twijfelachtig enerzijds en Christelijk/nastrevenswaardig anderzijds kan zomaar ineens terug zijn. En dat nog wel naar aanleiding van een discussie die start met het begrip Joods-Christelijk.

Al langere tijd storen tegenstanders van Wilders zich aan het gebruik door Wilders en anderen uit rechtse hoek van de term ‘Joods-Christelijk’. Die tegenstanders protesteren, mijns inziens terecht, tegen de associatie van de Bijbelse traditie met xenofobie, discriminatie en onverdraagzaamheid.

Maar onlangs verscheen er een petitie die tegen dat gebruik protesteert, niet in naam van de Joods-Christelijke, maar van de Christelijke traditie, want let wel, die laatste beschikt over een hart dat “wereldwijd open is, grenzeloos barmhartig en lokale beslommeringen ver overstijgt”. Immers, de apostel Paulus schreef: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen, u bent allen één in Christus Jezus”. De petitie is een initiatief van de theoloog Alain Verheij en ondertekend door diverse kerkleiders en andere theologen.

En daar zijn ze weer waar ze willen zijn. Ontsnapt aan het smoezelige gebruik van het woord Joods-Christelijk, door het hagelwitte Christelijke onderdeel eruit vrij te toveren. Het Joodse onderdeel blijft achter, met smoezeligheid en ‘lokale beslommeringen’ en al.

Ik ben bang dat we hier te maken hebben met een archetypische Christelijke verschoningstruc, waarvan we dachten ervan bevrijd te zijn. Sinds we goed tot ons hadden laten doordringen wat het ‘reëel bestaande Christendom’ inhield aan – in goed-paulinische volgorde – antisemitisme, racisme, slavernij en vrouwvijandigheid leek de witwasserij te zijn uitgewerkt.

En sinds we, met dank aan de sociale wetenschappen, beseffen dat de behoefte aan fysieke veiligheid, baanzekerheid en identiteit normale menselijke basisbehoeften zijn, kan de oproep tot overstijging daarvan beschouwd worden als wensdenkerij. Ja, misschien is het waar dat, toen de Christenen daar nog heel onthecht over konden praten, juist Joden hun gehechtheid koesterden aan een eigen identiteit, een eigen land en fysieke veiligheid, en die gehechtheid eeuwenlang expliciet bleven uitspreken. Maar dat lijkt me eerder een verdienste dan iets om minnetjes over te doen.

Voor zover Wilders-aanhangers door normale basisbehoeften worden gedreven, zou ik daar ook maar niet te minnetjes over doen. Het enthousiasme, de haast en vooral de superieure minachting waarmee zo’n petitie menselijke groepsneigingen en behoefte aan identiteit afserveert als achterlijk en inferieur, ten gunste van ‘onbegrensde broederlijkheid’, zijn ongeloofwaardig geworden. Zij bieden het recept voor rancune tegen betweterige elites en voor doorgeschoten eigen-volk-eerst-mentaliteit. In een democratie leidt dat tot rampen.

Zie ook Joods-Christelijk en Ruttes ratjetoe

vrijdag 10 maart 2017

Ruttes ratjetoe


Het is een ratjetoe van argumenten die Rutte aanvoert om Turkse politici te weren.

Min of meer steekhoudend vind ik zijn overweging dat die politici campagne voeren voor anti-democratische maatregelen, als gevolg waarvan nu al veel Turkse oppositievoerders en journalisten gevangen worden gezet. Zo’n campagne wil Rutte, terecht, niet ondersteunen.

Twijfelachtiger vind ik Ruttes argument dat de Turkse regering voor een, in eigen land, controversieel standpunt opkomt. Waarom zouden politici dat niet mogen doen?

Zonder meer onjuist lijkt mij Ruttes vaststelling dat het problematisch is dat Ankara de Turkse Nederlanders als Turkse staatsburgers beschouwt. Dat is onjuist, omdat het simpelweg een feit is dat ze dat zijn, als ze behalve een Nederlands ook een Turks paspoort hebben. Mogelijk is het feit dat wij dat in onze argeloosheid hebben laten gebeuren wel problematisch.

Ik ben geneigd om in de verwarring die zich naar aanleiding van deze kwestie van ons meester maakt een symptoom te zien van een breder onvermogen van de Westerse cultuur. Ik doel daarmee op het onvermogen om groepen en groepsidentiteiten een goede plaats te geven in het denken. Dat wordt zichtbaar, ofwel in doorgeschoten bagatellisering van de behoefte aan groepsidentiteit (bij de elites), ofwel in doorgeschoten eigen-volk-eerst-bewegingen (bij grote delen van de rest van de bevolking).

Het toebehoren tot een groep, of die nu van religieuze, politieke of culturele aard is, is in mijn visie een menselijke basisbehoefte, één uit het spectrum van soortgelijke behoeften uit de pyramide van Maslov. Het willen toebehoren tot een groep is daarom wat mij betreft volkomen legitiem, en geen zwaktebod. Die boodschap hoorde ik laatst ook doorklinken in de column van Naema Tahir. Ze sprak over jongeren van Pakistaanse families die soms akkoord gaan met gearrangeerde huwelijken omdat ze bij hun groep willen blijven horen.

Dat daar in het Westen vaak minnetjes over gedaan wordt zal veel te maken hebben met  de sterke invloed van het Christendom. In een recente Trouw-column omschrijft Stevo Akkerman als de kern daarvan: “de goddelijke aanvaarding van individuele mensen, en vervolgens van mensen onderling”. Waarbij ik aanteken dat dat niveau van mensen onderling in het Christendom meteen het universele niveau is, dat wil zeggen: de hele wereld. Tussenliggende niveaus hebben – naar het woord van Paulus: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, u bent allen één in Christus Jezus” – geen legitieme plaats meer, die worden verdacht.

Tja, dan maken zich de demagogen en manipulatoren meester van het tussenniveau, wat meestal wel de biotoop is waar ons leven zich grotendeels afspeelt.

Zie ook Geen visie en De ganse aarde - of een stukje?

vrijdag 3 maart 2017

Mozes en het primaire proces


Onlangs lazen we in de synagoge de bijbeltekst over Jitro, de schoonvader van Mozes. Het verhaal leverde, in combinatie met de commentaren daarop van Leo Mock en de middeleeuwse rabbijn Rasji, een interessant organisatiekundig gezichtspunt op.

De situatie is als volgt. De Israëliëten zijn succesvol hun slavenbestaan in Egypte ontvlucht. Zij bevinden zich, een volk van 600.000 personen, in de Sinaïwoestijn, onderweg naar het land Kanaän. Die trektocht is geen snelle actie, die gaat veertig jaar duren, dus dit reizende volk krijgt onderweg te maken met alles waar ook een gevestigd, sedentair volk mee te maken heeft: ruzietjes tussen mensen, wat grotere kwesties over bezit of diefstal, tot aan ernstige geweldpleging toe.

Voor het in goede banen leiden van die kwesties en geschillen, rechtspreken dus, is maar één persoon beschikbaar: Mozes. Hij hoort de mensen die hun zaken aandragen, wikt en weegt mede in het licht van de pas ontvangen goddelijke instructies, en wijst vonnis. Maar daar is hij wel vele dagen, van de vroege ochtend tot de late avond mee bezig. Zijn schoonvader Jitro slaat dit gade en kan het niet aanzien. Hij vraagt Mozes: “Waarom houd jij als enige zitting, terwijl de mensen zich van ’s ochtends tot ’s avonds om je verdringen?” Jitro adviseert Mozes om het anders te organiseren.

Concreet stelt Jitro voor om helpers aan te stellen, en om die in vier categorieën onder te brengen, afgestemd op de omvang van de zaken die ze behandelen. Sommige van de helpers gaan alledaagse zaken behandelen. Die komen het vaakst voor, dus de groep kijvende volksgenoten die zij kunnen bedienen is relatief klein, namelijk tien personen groot. Andere helpers behandelen meer ingewikkelde zaken, die minder vaak voorkomen, dus zij bedienen grotere groepen, van respectievelijk vijftig en honderd personen. De helpers bij de meest ingewikkelde en criminele zaken bedienen groepen van duizend personen, want zo vaak komen die (hopelijk) niet voor.

Rasji rekent uit dat, op een populatie van 600.000 mensen, het aantal helpers voor de groepjes van tien 60.000 moet bedragen. Voor de andere aantallen komt hij geheel correct op respectievelijk 12.000, 6000 en 600. Dit brengt het totaal van de helpersorganisatie op 78.600.

Binnen deze organisatie bestaat tegelijkertijd, gekoppeld aan de aantallen volksgenoten die een helper bedient, een hiërarchie - een verschijnsel dat we maar al te goed kennen van onze eigen organisaties. Het interessante van Mozes’ hiërarchie is dat tot aan de top toe de helpers (zeg maar: de functionarissen) betrokken blijven bij het primaire proces. Zij buigen zich allen over uit het leven gegrepen kwesties van hun volksgenoten, de verschillen zitten in de mate van ingewikkeldheid van de kwesties die ze behandelen.

Bij veel huidige bureaucratieën zit dat vaak nét iets anders. Ook daar wordt met spanwijdte of ‘span of control’ gewerkt. Maar in veel gevallen gaat het dan alleen in de onderste laag om de vraag hoeveel klanten of burgers een functionaris kan bedienen. Bij de bovenliggende lagen gaat het al gauw over de vraag hoeveel functionarissen die bovenliggende functionaris bedient, of ‘onder zich heeft’. In die situatie heeft dus eigenlijk alleen de onderste laag het contact met het primaire proces. De bovenste lagen van functionarissen houden zich vooral bezig met het aansturen van andere functionarissen.

Een interessant verschil.

Zie ook Farao en scientific management