donderdag 27 september 2018

(Niet-)Klaar voor democratie


Stevo Akkerman schreef vorige week over de golf van optimisme na de val van de muur in 1989. In Oost- en Midden-Europa zouden liberale en democratische regimes gaan opbloeien, zo was de heersende verwachting daar ter plekke en bij de toeschouwers in West-Europa, waaronder Akkerman. Inmiddels heeft de teleurstelling toegeslagen. In Polen en Hongarije zijn regeringen bezig om de rechtsstaat uit te hollen, in tal van Midden-Europese landen wordt de pers gemuilkorfd, worden minderheden geminacht en is de bestuursstijl autoritair.

De Midden-Europese afkeer van de klassiek-liberale idealen noemt Akkerman deels een reactie op West-Europese arrogantie, maar “meer nog het resultaat van het gevecht om de macht en om de lucratieve posities”. En waarom dat het geval was, verwoordt hij op een mooie manier: “Na 1989 lag in Midden-Europa geen fijnmazig systeem gereed van maatschappelijke krachten en tegenkrachten, geen gestaag gegroeid organisme van meegeven en terugduwen, nee, hier kon democratie alleen maar beteken: wie wint, is de baas en heeft het voor het zeggen.”

Waarbij je voor de maatschappelijke krachten en tegenkrachten kunt denken aan, om maar een historisch voorbeeld te noemen, de wisselwerking tussen beschermde gildes enerzijds en vrij gevestigde nieuwkomers anderzijds, en de regulerende positie van de overheden daartussenin. En bij meegeven en terugduwen aan enerzijds het tolereren van vrijdenkers en anderzijds het intomen ervan, waar bijvoorbeeld de Republiek der Verenigde Nederlanden sinds de 16e eeuw mee had leren schipperen. En misschien nog het belangrijkste: aan de manieren waarop burgers, ondersteund door overheden en rechtsinstanties, manieren hadden gevonden om hun onderlinge belangenconflicten en zakelijke op redelijke wijze te beslechten.

Daarmee wil Akkerman zeggen dat, lang voordat de democratie in West-Europa in formele zin gevestigd werd, er tendensen werkzaam waren die daarvoor de basisvoorwaarden schiepen. Omdat er al een heleboel in ordelijke, sociabele maatschappelijke banen geleid werd kon uiteindelijk de officiële democratie succesvol zijn. De democratie was als het ware al eeuwenlang voorbereid.

Historicus Bas van Bavel zegt het in zijn boek De onzichtbare hand als volgt. “Relatief egalitaire en vrije samenlevingen als de Lage Landen in de 13e eeuw, waar verschillende bevolkingsgroepen een zekere invloed hadden op het stadsbestuur, zijn een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van markten voor grond, arbeid en kapitaal.” En het bestaan van dat soort markten behoren wat mij betreft tot de basisvoorwaarden voor een democratie. Zij creëren vaardigheden en vertrouwen binnen een samenleving, die je kunt beschouwen als het maatschappelijk kapitaal waar uiteindelijk ook de democratie van leeft.

Het belang van die vaststelling is groot. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden dat in West-Europa, waaronder Nederland, de democratie al eeuwen was voorbereid. Daaraan heeft het waarschijnlijk ontbroken in Midden-Europa. Je kunt daar de conclusie aan verbinden dat het mogelijk nog decennia gaat duren voordat in Midden-Europa een vorm van liberale democratie écht wortel kan schieten.

Zie ook Markt en democratie

vrijdag 21 september 2018

Trumps uitverkoren land


Ik vond het wel wat hebben, dat Israël in de loop van de laatste jaren in een realistischer daglicht kwam te staan.

Zolang de buren Irak, Syrië, Egypte black boxes waren, waarvan we wel wisten dat dictators er de dienst uitmaakten maar waar je niettemin als toerist leuk terecht kon, was er in het Midden-Oosten eigenlijk maar één probleem en één brute actor. Daar wonden betrokken mensen in het Westen zich over op.

Nu de black boxes, met name na de ‘Arabische Lente’, al een tijdje open staan, tot in Jemen toe, is het voor iedereen duidelijk geworden hoeveel wreedheid het hele Midden-Oosten herbergt. Het zit vol met bruut geweld, met een omvang waartegen de Israëlische bruutheid nog relatief beschaafd afsteekt.

Wil Israël zich in die omgeving handhaven, dan zal het zijn mannetje moeten staan. Zo bezien is het een opmerkelijke prestatie dat het land op veel vlakken nog aanvoelt als een Westers land met veel interne discussie, veelkleurige media en een functionerend rechtssysteem. Er is beslist meer corruptie dan in Nederland, de omgangsvormen zijn er harder, en de arrogantie tegenover de Palestijnen is stuitend. Maar er is ook veel herkenbaar, zeg maar ‘normaal’ voor het Westerse gemoed.

Het feit dat de Palestijnse kwestie ook in Israël voor veel discussie en ongemak zorgt beoordeel ik als positief. Ik zie ook wel dat ondertussen de bezetting gewoon is voortgegaan en dat er weinig echt geïnvesteerd werd in vrede. Maar Netanjahoe kon zich tot nu toe niet zomaar alles veroorloven, vanwege binnenlandse oppositie en omdat Europa, maar vooral de VS dat met argusogen volgden.

Tot zover was ik dus gematigd gestemd omtrent de situatie in en rond Israël. Sinds Trump de Palestijnen in het nauw drijft, is dat anders. Ik beoordeel de situatie een stuk somberder, nu Trump hun erkenning terugdraait en hun financiering afknijpt en op alle fronten eenzijdig Israël steunt. Van terughoudendheid zal bij de Israëlische haviken steeds minder sprake zijn, van machtsarrogantie des te meer. Een triomfalistische overwinningsroes zal zich van hen en misschien het hele volk meester maken. De verelendung van de Palestijnen zal explosieve vormen aannemen. Dat kan voor mijn gevoel niet goed gaan.

Je zult maar Trumps uitverkoren land zijn.

Zie ook Er verandert niet veel

vrijdag 7 september 2018

Religieuze infrastructuur


Sommige mensen zijn religieus aangelegd, andere niet. Bij mensen die het hebben, heeft die religieuze aanleg sinds mensenheugenis zijn eigen dynamiek. Die kent soms de vreugde van de religieuze extase, dan weer de zwaarte van een zondebesef, de troostende routine van dagelijks gebed en bijna altijd de beleving onderdeel te zijn van een groter geheel.

Zoals gezegd, sommige mensen zijn daar ontvankelijk voor, andere niet. Mijn intuïtie van de koude grond zegt dat het percentage religie-gevoeligen in ieder samenleving wel zo’n twintig procent van de bevolking uitmaakt.

De vorm waarin deze religieus aangelegde groep zijn aanleg kan beleven is afhankelijk van het aanbod, zeg maar de religieuze infrastructuur die in een samenleving beschikbaar is. In Israël bijvoorbeeld wordt, voor Joden, de daar beschikbare infrastructuur voornamelijk geleverd door de Joodse orthodoxie, al dan niet chassidisch. Natuurlijk zijn, in naam, veel meer Joden orthodox, maar het aantal religieuzen in de bovengenoemde zin zal het percentage van twintig procent niet te boven gaan. De rest van de bevolking beschouwt de religieuze traditie meer als gemeenschappelijk erfgoed waar je al dan niet nostalgische gevoelens bij hebt of je tegen afzet.

In het Westen werd de religieuze infrastructuur traditioneel geleverd door de Christelijke religie, maar door de afkalving daarvan wordt die steeds minder zichtbaar in de samenleving. De Islam daarentegen is qua zichtbaarheid veel aanweziger, en van een overtuigde religieuze uitstraling. Als moderne mensen in het Westen in aanraking komen met authentiek ogende voorbeelden van religie dan betreft het steeds vaker de Islam. Of het nu gaat om het vijf maal daagse bidden, of de terugkeer op Schiphol van Hadj-pelgrims, of de maatschappelijke aandacht voor de Ramadan.

Het zou dus goed kunnen dat binnenkort, voor religieus aangelegde mensen in het Westen, de Islam de meest zichtbare en bekende en dus beschikbare vorm van religie presenteert. Dat is waar te nemen in Nederland, maar in Zweden schijnt die ontwikkeling al veel verder voortgeschreden te zijn.

Daarover vertelt David Thurfjell in zijn boek Het goddeloze volk, dat een hit werd in Zweden. Zweden houden van Christelijke gebruiken, zegt Thurfjell, maar generen zich voor het merendeel om daar ook in te geloven. Écht geloof treffen ze vooral aan bij de Moslims in het land. Voor de religieus gevoeligen onder de Zweden moet daar een grote fascinatie van uitgaan.

Zie ook Liberale varianten