De Frans-Joodse denker Levinas bedrijft sociale filosofie in die zin dat hij voortdurend spreekt over verhoudingen tussen mensen. Hij heeft het veel over face-to-face ervaringen en die beschrijft hij het liefst als ontmoetingen met ‘het gelaat van de ander’. Dat is wat hem betreft niks uitzonderlijks, die ontmoetingen vinden op dagelijkse basis plaats. Hij vindt die al terug in het openhouden van een deur voor iemand, of in een simpel “Na U!” Loopt zijn denken daarmee niet het risico om te verworden tot een kneuterige filosofie van de aardigheid waar niemand het mee oneens kan zijn? Schattig en lief, maar politiek krachteloos en ongevaarlijk? Vergeleken met de kritische filosofie à la Foucault of de Frankfurter Schule, die maatschappelijke machtsstructuren en structurele sociale ongelijkheid aan de kaak stellen, kan Levinas’ filosofie inderdaad naïef lijken.
Maar dat hoeft die niet te zijn. Om dat te illustreren citeer ik een bespreking van De mythe van normaal – Over trauma, ziekte en heling in een toxische maatschappij, een recent boek van de Canadese arts en verslavingsdeskundige Gabor Maté. De recensent legt uit wat Maté bedoelt wanneer hij schrijft over socialiteit, verbinding en trauma. “Omdat wij mensen zeer afhankelijk zijn van onze verbindingen met elkaar en de wereld om lichamelijk en geestelijk gezond te blijven, zijn we ook zeer kwetsbaar voor verwonding. Gabor spreekt over trauma met een grote ‘T’ en met een kleine ‘t’. De eerste vorm kennen we inmiddels wel. Dat gaat over trauma ten gevolge van mishandeling, seksueel misbruik, geweldservaringen, kortom alle grote en zware inbreuken op onze integriteit als mens. Maar er bestaat een veel sluipender vorm van trauma. Dat gaat over al die kleine momenten dat je niet gekend of gezien werd terwijl je dat nodig had, die kwetsende opmerking die zomaar voorbij komt omdat iemand slecht gezind is, gebrek aan positieve ervaringen of een ongelukkige pesterij van een paar leeftijdsgenoten.”
Wat hier van Trauma met een grote T gezegd wordt: “die vorm kennen we inmiddels wel”, ben ik geneigd te zeggen van Geweld met een grote G: het geweld van de politieke machtsstructuren, en van oorlog. Dat went nooit, zoals we met de actuele geweldsuitbarsting in en rond Israël deze dagen weer ondervinden. Maar in zekere zin kun je zeggen: dat kennen we inmiddels wel, want dat geweld is uitvoerig geanalyseerd (hoewel nooit genoeg) door de kritische sociale filosofen. Het geweld van de alledaagse menselijke verhoudingen is daarentegen onderbelicht gebleven in de filosofie. Terwijl, zoals de recensie duidelijk stelt, die geweldsmomenten kunnen optellen tot een serieus trauma. Dat is ten eerste al erg genoeg voor degenen die dat oplopen op persoonlijk niveau en Levinas vraagt daar dus terecht aandacht voor. Maar voor het politieke niveau zijn die trauma’s net zo goed relevant, omdat die mede bijdragen aan een toxische samenleving waarin mensen uiteindelijk hun toevlucht zoeken in gewelddadige, radicale politieke bewegingen. Ook dat geweld zou weleens akelig actueel kunnen zijn in het huidige Midden-Oosten. In zijn thematisering van intermenselijk geweld – álle geweld, van interpersoonlijk tot politiek/militair en terroristisch – ligt dus de ook een grote politiek-maatschappelijke relevantie van Levinas’ filosofie verscholen.
Zie ook Levinas en politiek en Troost.
Wil je commentaar geven of zien: klik op Toxisch en scrol naar beneden door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten