zondag 24 maart 2024

De Romantiek is passé


Al gebruik ik ze zelf ook nogal scheutig, de woorden ‘romantisch’ of ‘romantiek’ zijn eigenlijk hopeloos onbruikbaar. Ze verwijzen namelijk naar zaken die zowat elkaars tegengestelde zijn. Dat geldt al helemaal voor de aanduiding ‘Romantiek’ als verwijzing naar de culturele periode van pakweg 1780 tot 1870. Gelijktijdig heft die culturele stroming het individu op het schild – zoals bijvoorbeeld in de uitspraak van Willem Kloos over poëzie als de “aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie” – én koestert zij mythische collectieven zoals geïllustreerd door de negentiende-eeuwse uitspraken over naties “met een groots verleden”. Daarin vloeien oer-idyllische landschappen, historie en bewoners in elkaar over. Waarschijnlijk is het de notie van ‘oorspronkelijkheid’ of ‘authenticiteit’, klevend aan de term ‘romantisch’, die maakt dat zowel het toppunt van individualisme als van collectiviteit erdoor gedekt kunnen worden. Maar verwarrend is het wel.

Gelukkig is er nu een gezaghebbende (kunst)historicus die ‘de Romantiek’ achter zich wil laten. Hans den Hartog Jager stelt dat de romantische schilderkunst inderdaad twee verschillende dingen kan benadrukken: de schilder of het landschap, de mens of de bedding. In een recent artikel in NRC gaat hij vooral in op de centraalstelling van de kunstenaar: “De Romantiek viert de mens als goddelijk heerser in een zelfgeschapen universum”. Het individu komt daarin naar voren als volstrekt autonoom en eigenzinnig, groots en eenzaam. Die visie op het artistieke genie is volgens Den Hartog hardnekkig, maar inmiddels volstrekt achterhaald. 

Hij heeft er zelf wel altijd in geloofd: “[I]k heb altijd enorm gehouden van kunstenaars die op volstrekt eigen en eigenzinnige wijze nieuwe horizonnen, nieuwe vergezichten voor hun toeschouwers openen”. Maar die liefde lukt hem niet meer. Aanleiding voor deze omslag is de tentoonstelling over Anselm Kiefer, onlangs in museum Voorlinden. Daar merkte Den Hartog dat hij genoeg heeft van de (meestal mannelijke) goddelijke status van de romantische kunstenaar. “Dichter bij wereldse goddelijkheid dan Kiefer kom je niet: hij schiep in de afgelopen vijftig jaar een groots en goddelijk universum, vol machtige kunstwerken van lood en stro en honderden kilo’s verf – doeken van zes, acht, tien meter groot, de ene nog overweldigender dan de ander.” Kiefer communiceert daar met de hele wereld, “[a]lleen, realiseerde ik me in Voorlinden, niet met mij”. Wat Den Hartog vooral zag “was een achteloze, ongeïnteresseerde god, die lukraak scheppingen uitbraakte”. Opgesloten in zijn eigen wereld. Eenzaam.

Den Hartog Jager noemt dit “escapisme voor eenzame mannen met almachtsfantasieën” en hij concludeert dat dat niet meer kan. “[W]aarom zou je het individu willen vieren in een wereld vol van onrust, twijfel, geweld en onrecht, die maakt dat steeds meer mensen verlangen naar geborgenheid, vertrouwen, verbondenheid? Zelfs de grote hedendaagse emancipatiebewegingen waar behoudende mensen zo onrustig van worden, gaan uiteindelijk allemaal over het verlangen opgenomen te worden in het grote geheel.”

De nadruk zou, wat Den Hartog betreft, dus meer op het landschap moeten liggen dan op de schilderende mens. Dat verwoordt hij met een verwijzing naar het icoon van de Romantiek: het schilderij Der Wanderer über dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich (1818). Kijkend naar de eenzame wandelaar zouden we niet meer door zijn ogen moeten kijken, zegt de auteur, immers “waarom zou je niet daadwerkelijk naast de man gaan staan, en samen over nieuwe visies, nieuwe vergezichten fantaseren?”, dus je door het wijdse landschap zélf laten inspireren tot nieuwe perspectieven. “Steeds meer heel goede nieuwe kunst zoekt nadrukkelijk verbinding met de maatschappij – nieuwe beelden, nieuwe indrukken, die vaak voorbij mijn eigen horizon liggen, maar daarom niet minder verwarrend of verrijkend zijn.”

Daar denkt hij naar mijn idee iets te makkelijk over. Er is volgens mij namelijk niet alleen met de man iets mis, maar ook met het landschap, en daarmee met onze natuurlijke en historische inbedding. Want net zoals de man niet meer geloofwaardig is als toppunt van oorspronkelijkheid, zijn landschappen dat ook niet meer. Het mythische licht van een oorspronkelijke geborgenheid waarin de Romantiek die landschappen en historische taferelen neerzet is voor ons nog maar beperkt herkenbaar. Door het verlies van traditionele verbanden enerzijds, en de grootschalige landschaps- en milieuvervuiling anderzijds zijn ongerepte landschappen die aanvoelen als een voorgegeven habitat zeldzaam geworden. Mensen moeten ervoor naar de Noordpool, en zelfs daar is het niet meer wat het ooit was. Dus hoe zouden landschappen tot geborgenheid, vertrouwen en verbondenheid kunnen inspireren? Net zo min als de pure authentieke oorspronkelijkheid van het autonome individu staat ons de pure oorspronkelijkheid van landschappen als bedding voor ons leven nog zomaar ter beschikking.

Dat doet niks af aan het sterke streven van kunstenaars om “verbinding te zoeken” en “in contact te treden met de wereld”, dat Den Hartog benadrukt. Maar hoe doe je dat na het wegvallen van zoveel vanzelfsprekende beddingen en habitats? Den Hartog geeft zelf – in weerwil van zijn koestering van inspirerende landschappen – het begin van een antwoord als hij zegt dat, voor nieuwe verbinding, de god in het diepst van zijn gedachten zich niet alleen van zijn gedachten, maar ook van het landschap moet afwenden. Want voor de Wanderer geldt: “[O]oit zal hij zich moeten omdraaien en teruglopen. Die symboliek is óók mooi: wanneer onze Wanderer dat doet, is hij niet langer de onbenaderbare, onbereikbare figuur die ons stug zijn rug toont, maar kijken we hem eindelijk in het gezicht, maken we contact, en kunnen we samen nieuwe wegen gaan ontdekken.” Eindelijk echt contact, bevrijd van de romantische mens én van zijn romantische habitat. 

Wil je commentaar geven of zien: klik op De Romantiek is passé en scrol naar beneden door.

2 opmerkingen:

  1. Mooie column! Boeiend, dit beeld van die historicus! En helemaal eens: beginnen met teruglopen…. Naar plekken van verbondenheid…. Ik denk dan aan de gemeente van God: allemaal kinderen van één Vader. Om het eens lekker dwars te zeggen, zodat je al die goden hoort tandenknarsen….. schapen van één échte Herder.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mooi geschreven, ook het stuk van 14 maart. Ben onlangs ook lid geworden van Volt.

    BeantwoordenVerwijderen