Ik kom op deze parallel na de bestudering van een lezing door Joseph Weiler, kenner van grondwetten van landen over de hele wereld. Zijn lezing vertrekt vanuit de vraag of, als Israël nadrukkelijk een Joodse staat wil zijn, de scheiding tussen kerk en staat niet in gevaar komt. En als dat zo zou zijn, of dat erg is.
Dat laatste lijkt van wel. Want op het eerste gezicht lijkt er, zegt Weiler, maar één juiste visie te bestaan op de verhouding van kerk en staat. Namelijk die volgens de Franse en Amerikaanse constituties. Daarin worden religie en staat beschouwd als volledig van elkaar losstaand, dus als zaken die goed absoluut gescheiden kunnen worden en dat ook horen te zijn. Frankrijk en Amerika willen niet zozeer natiestaten zijn, als wel staten van hun burgers ongeacht hun geloof of groepsidentiteit.
Die visie heeft school gemaakt en is normatief geworden voor veel denken over de scheiding tussen kerk en staat. En dat is raar, vindt Weiler, want behalve Frankrijk en de VS zijn er eigenlijk geen andere landen in de wereld met zo’n absolute scheiding. Voor de meeste culturen zijn er niet alleen de staat aan de ene kant en het individu aan de andere kant. Als dat zo was dan zouden religie en groepsidentiteit inderdaad achter de voordeur kunnen verdwijnen en zou de staat absoluut religievrij zijn.
Maar voor de meeste landen is er ook nog zoiets als een natiegevoel, een collectieve identiteit. Gekoppeld aan de overtuiging dat die identiteit vorm moet krijgen in de vaststelling van een collectief fundamenteel recht. Dat willen bijvoorbeeld de Egyptenaren op dit moment via hun grondwet, door daar verwijzingen naar de sharia in op te nemen. Dat wil Italië als het gaat om kruisbeelden aan de muur in klaslokalen. En dat wil de bevolking van Israël door nadrukkelijk te stellen dat Israël niet alleen democratisch moet zijn maar ook Joods van karakter.
Weiler stelt naast deze empirische waarnemingen dat neutraal zijn ook theoretisch gezien niet kan: degenen die neutraliteit willen, vormen een ideologische groep naast andere ideologieën of religies. Dus kiezen voor neutraliteit is niet neutraal, maar is bevoordeling van die bepaalde groep. In een samenleving waarin de belangrijkste scheidingslijn niet loopt tússen religieuze groeperingen zoals Christenen, Joden of Moslims, “but between religious people and irreligious people, there is no luxury of neutrality. Laïcité is not a neutral position”.
Hij voegt eraan toe dat er vanzelfsprekend godsdienstvrijheid moet zijn, “freedom of religion and freedom from religion”. Maar een land met een volwaardige parlementaire democratie en respect voor persoonlijke vrijheid kan wel degelijk een religieuze identiteit hebben. Om die reden streed Weiler bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens voor Italië’s recht om kruisbeelden te hangen in de klaslokalen.
Overigens loopt Israël in deze worsteling niet alleen met Egypte en een aantal andere Islamitische landen in de pas. Het loopt, behalve met Italië, ook in de pas met de meeste andere Europese landen, aldus Weiler. Kijk maar naar Engeland waar de koningin het hoofd van de kerk is, of naar Griekenland waar een kabinet wordt ingezegend door de Orthodoxe kerk.
En omgekeerd: Frankrijk slaagt er niet altijd in om het Franse chauvinisme te beteugelen omwille van een strikte neutraliteit. Zoals Geert van Istendael schreef: de Fraternité kreeg je pas cadeau als je Frans sprak.
Zie ook Er is tóch vooruitgang
Geen opmerkingen:
Een reactie posten