dinsdag 17 juni 2008

Culturele asielzoekers


Ik weet geen mooiere godsdienst dan het katholicisme, zei de deze week overleden cultuurhistoricus Kees Fens. “Het katholieke geloof is een prachtig systeem, het mooiste ooit door de mens gemaakt. Ik ben er nog steeds niet op uitgekeken”.

Ik denk dat hij gelijk heeft. Als het om esthetiek gaat kan ik me, met mijn door Europa gevormde esthetische gevoel, niets mooiers voorstellen dan de wijdsheid van de katholieke ruimte, de gewaden, de gebaren, de wierook, het licht en de muziek. Met een monumentale protestantse kerk na het wegsterven van de slotakkoorden van de Mattheüs Passion als goede tweede in de schoonheidswedstrijd.

Maar gaat het wel om esthetiek? Afgaande op het zware accent dat de dominante culturele stromingen van het Westen - de klassieke oudheid en het Christendom - daarop leggen, lijkt schoonheid van oudsher inderdaad centraal te staan. En tot in onze dagen heeft de traditionele esthetiek, vooral de katholieke, op intellectuelen een zekere aantrekkingskracht behouden, bijvoorbeeld op Gerard Reve en Willem-Jan Otten.

Maar talrijker zijn, gezien de leegloop van de kerken, de mensen voor wie de esthetische constructies, hoe mooi ook, niet meer houdbaar bleken te zijn. En dat waren zeker niet de minst bedachtzamen of meest smakelozen.

Kees Fens was een van hen. De geborgen geslotenheid van het esthetische systeem was voor hem meteen het nadeel ervan. Er ging een absolute pretentie van uit waarmee niet te leven was. Zo kwam hij buiten te staan, in de woestijn van het moderne leven. Maar het levenslange rouwproces dat daarop volgde maakte dat hij wel het liefst katholiek begraven wilde worden.

Op een of andere manier is voor Fens en vele anderen de esthetiek uitgewerkt geraakt. Niet als erfgoed maar als werkzame werkelijkheid. Zij is, behalve als dierbare overlevering, voor hen niet geloofwaardig meer. Er is kennelijk iets gebeurd waardoor, zoals Lucebert zegt, in deze tijd schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand heeft.

Roger Scruton schrijft over dezelfde leegte als Fens, maar hij gelooft nog wel in de werkzaamheid van de esthetische traditie. Van Scruton moeten we een safe haven van hoge cultuur open houden voor ‘culturele asielzoekers’. Het web van referenties en subtiliteiten van de klassieke en Christelijke cultuur is, zo zegt hij, oneindig veel verfijnder dan dat van moderne culturen. Het gaat om kennis die verbonden is met onze diepste emotionele instincten.

Deze lofzang op de traditionele cultuur suggereert dat de diepste emotionele instincten iets verhevens hebben. Hij laat buiten beschouwing dat ze ook plat, gemeen en triviaal zijn. Het maken van deze – typisch klassieke – selectie uit de instincten lijkt voorbij te gaan aan de ontnuchtering die Marx, Nietzsche en Freud, en voor wie dat nog niet duidelijk genoeg was, de Sjoah ons gebracht hebben. De klassieke selectie van instincten is gestyleerd, verheven, streng, rationeel en niet opgewassen tegen de werkelijkheid.

Maar dat is wel wat de traditionele Christelijke cultuur tot diep in de twintigste eeuw heeft willen vasthouden. Nu de secularisatie heeft toegeslagen is het voor velen de vraag of dat nog wel kan zonder in een klassiek geöriënteerd esthetisch reservaat terecht te komen. Te mooi om waar te zijn en dus niet geloofwaardig meer.

De filosoof Kierkegaard snijdt in zijn boek Entweder oder het thema aan van de verhouding tussen esthetiek en ethiek. Kierkegaard kent aan die twee sferen hun eigen legitimiteit en werkingsgebied toe, tot op zekere hoogte gelijkwaardig naast elkaar. Maar de ethische houding brengt wat hem betreft de mens wel het dichtst bij zichzelf en de werkelijkheid. Terwijl welbegrepen religie beide, esthetiek én ethiek, te boven gaat.

Daarmee doorbreekt Kierkegaard een illusie die het Westen lange tijd gekoesterd heeft. Namelijk dat esthetiek en nadruk op goede vormen en beschaving als vanzelf hand in hand gaan met ethiek en religie. Die pretentie bleek, zoals Kierkegaard voorvoeld had, in de loop van de negentiende en twintigste eeuw niet houdbaar. De esthetiek kan volledig zijn eigen weg gaan en zich geheel loszingen van de werkelijkheid. Zoals George Steiner blijft benadrukken: het is niet waar dat de SS-officier niet fantastisch mooi Schubert kon spelen. Dat kon hij wel.

Maar dat neemt allemaal niet weg dat het verlies van zo’n sluitend verheven wereldbeeld schrijnend veel pijn kan doen. Zodanig dat je op zoek blijft gaan naar die verloren vrijplaats waar alles heel was. Dat hebben Scruton en Fens met elkaar gemeen.

Zo bezien zou je hen beiden, met de term van Scruton, culturele asielzoekers kunnen noemen. Met dit verschil dat bij Scruton dat asiel al gauw de trekjes krijgt van het culturele reservaat. Daar was Fens niet naar op zoek, die wilde midden in de moderne wereld het verdwijnend cultuurgoed als zalf op de wonde blijven aanbieden. Meer een asielbieder dan een asielzoeker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten