zaterdag 22 augustus 2009

Naïef


Anderen verwijten dat ze naïef zijn heeft altijd als bij-effect dat je de indruk wekt net iets verder te kijken dan die anderen. Toch doe ik het maar even want het gaat mij hier om de naïviteit van de Verlichting, die zelf grossierde in verwijten van naïviteit. Die verwijten kwamen er over het algemeen op neer dat ieder achterlijk was die niet de universele idealen van de rede aanhing en die hechtte aan overgeleverde religies of andere groepsverbanden.

Een bloeiperiode van dit soort verlichtingsdenken heb ik zelf meegemaakt. Het waren de jaren '70 en '80, toen een golf van rationele vrijgevochtenheid het verzuilde nederland overspoelde. Met Vrij Nederland als het lijfblad van de ontmaskeringsbeweging en Piet Grijs als de onbetwiste paus van het cynisch arrogante denken.

Bas Heijne beschrijft in een terugblik in zijn boek Onredelijkheid hoe alle groepsvorming door het progressieve establishment van de jaren zeventig en tachtig met wantrouwen werd bezien. Zo algemeen mogelijk moest je zijn, dat wilde zeggen: geen groepsvorming toelaten en individualiseren.

Deels is deze beweging wel begrijpelijk, want zij vormde mede een reactie op de blinde groepsvorming in het fascisme en communisme. Maar anderzijds getuigen die opvattingen en taboes van een ontstellende naïviteit. Want het is maar de vraag of een individu wel kan bestaan als je hem losmaakt van sociale verbanden en hem verbiedt die banden te koesteren. Niemand kan leven in een leeg ideaal van volstrekte individualiteit en autonomie.

Behalve een onderschatting van het belang van sociale inbedding was hier sprake van een miskenning van het belang en vooral van de aard van de identiteit die mensen met zich meedragen.

In eerste instantie (jaren '70 en '80) bestond die miskenning erin dat onze identiteit – volgens de grondbeginselen van de Verlichting – beschouwd werd als een zuiver autonome kwestie. Je bepaalt toch zelf, in alle vrijheid, wie je bent? Een zekere romantiek is aan die opvatting niet te ontzeggen, die gaat kennelijk hand in hand met rationeel denken.

In tweede instantie (jaren '90), toen er wel erg veel mensen bijkwamen die hun identiteit duidelijk niet zelf bepaald hadden, bleek die opvatting niet houdbaar, althans niet voor iedereen. Er kwam ruimte om identiteit wat ruimer op te vatten, maar de romantisch versluierende neigingen bleven onverminderd sterk. Voor bepaalde, met name nieuwe, bevolkingsgroepen werd identiteit nu gekoppeld aan hun cultuur, en die werd vooral als kleurrijk opgevat. Zeker als er smakelijke culinaire attracties aan vastzaten.

Wat deze varianten van de identiteitsopvatting met elkaar gemeen hebben is dat identiteit in beide gevallen iets aardigs is: voor de autochtonen hun eigen vrijgevochtenheid en voor de allochtonen hun eigen pittoreske tradities.

Maar dit komt naar mijn mening niet in de buurt van wat identiteit echt inhoudt. Identiteit kan namelijk ook een last kan zijn. Een schurend bezit, waar je eigenlijk wel vanaf wilt maar niet vanaf kunt komen. Door je identiteit ben je vaak juist niet vrij, want de mensen kijken je op van alles aan, ook op een achtergrond waar je niets aan kunt doen. Simpelweg omdat je dingen hebt meegekregen, zelfs dingen waarvan je je niet eens bewust bent.

Alleen als je daar oog voor hebt is een aantal verschijnselen te verklaren van de laatste vijftien jaar die het naïeve verlichtingsdenken compleet moeten hebben verrast.
Bijvoorbeeld het uiteen vallen van de eenheidsstaat Joegoslavië in entiteiten die elkaar op basis van tradities en historie bestrijden. Of de ontmaskering van de romantische multi-culti gezelligheid doordat zich daaronder heetgebakerde en gewelddadige ideeën bleken te kunnen schuilhouden. Of de ‘eigen cultuur eerst’ gedachte waarmee Nederlanders van diverse snit zich in de armen van Geert Wilders laten drijven. Of de diepe behoefte aan collectieve intense ervaringen, bijvoorbeeld rondom André Hazes of het Koninginnedagdrama, waardoor we onszelf kunnen overtuigen dat we níet cynisch zijn.

Je kunt alleen maar concluderen dat het niet kan wat de Verlichting wil, en wat wethouder Wibaut in zijn tijd nog als levend ideaal kon verwoorden: Ik ken geen burgers van nationale staten, ik ken alleen mensen. Dan kun je wel eens absurde en levensgevaarlijke tegenreacties krijgen.

Zie ook Zie mij eens open zijn en Hoe naïef is Levinas eigenlijk?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten