donderdag 10 juni 2010

Individualisering


In Trouw van gisteren lieten twee filosofen hun licht schijnen op de verkiezingen. Paul van Tongeren en Heikelien Verrijn Stuart stelden dat de kiezer twee hoedanigheden heeft. Aan de ene kant wordt hij door politici aangesproken als consument, bijvoorbeeld van veiligheid en hypotheekrenteaftrek. En aan de andere kant is hij een burger met een eigen visie op het algemeen belang, die hij tot uitdrukking brengt in zijn stemkeuze. Volgens Van Tongeren is het probleem “dat er nauwelijks burgers zijn” en dat het daarom vooral over consumptie gaat. Dat neemt niet weg dat de daad van het stemmen volgens Van Tongeren hoe dan ook een hoog burgerschapsgehalte heeft.

De diagnose van Verrijn Stuart is pessimistischer. Niet alleen worden we in de politiek vooral geleid door materialistische overwegingen, de weg terug naar inhoudelijke debatten en hogere waarden is volgens haar ook afgesloten. En dat komt omdat daar collectieve verbanden voor nodig zijn, en die hebben we niet meer. Sinds de secularisatie vormen we geen gemeenschap meer en zijn we niet meer in staat tot een wezenlijk debat.

Ik weet niet of dat waar is. Achter deze uitspraken zit een vooronderstelling, namelijk dat socialiteit in zijn meest wezenlijke vorm gebonden is aan lidmaatschap van een vaste groep. Die vooronderstelling verklaart Verrijn Stuarts pessimisme want vaste, stabiele collectiviteiten hebben het inderdaad moeilijk vandaag de dag. Zwevende kiezers laten zich niet meer permanent verbinden aan een politieke partij, levenslange trouw aan dezelfde baas is een zeldzaamheid geworden en levensbeschouwelijk kiezen mensen zelf wel wat van hun gading is.

Maar voor mij is het maar zeer de vraag of sociale interactie per se gebonden is aan vaste collectieve verbanden. Soms denk ik dat vaste collectiviteiten – anders dan in de Westerse filosofie traditie sinds Aristoteles werd geleerd – de socialiteit eerder misvormen dan vormen. Groepen kunnen, met hun normering en censuur, net zo goed verstorend en beknottend werken. In mijn visie speelt sociale interactie in zijn meest wezenlijke vorm zich eerder af tussen individuen, dus tussen twee of drie mensen die op een gegeven moment met elkaar te maken hebben.

Iets anders – en legitiems – is dat mensen graag ergens bij horen, we zoeken warmte en gezelligheid. En ook om redenen van effectiviteit, schaalvoordelen en veiligheid voegen mensen zich in grotere verbanden. Mensen verbinden zich met een buurt, een arbeidsorganisatie, een kerk. Maar of de kwaliteit van interactie en debat nu zo afhankelijk zijn van de vastheid van dat soort verbindingen, zoals Verrijn Stuart zegt, dat betwijfel ik.

Het is zeker zo dat binnen die grote verbanden gelegenheden voor wezenlijke ontmoeting met andere individuen te vinden zijn. Maar daarvoor hoeven ze niet levenslang en vast te zijn. Als mensen wisselen van buurt, werk of kerk, dan gaan die gelegenheden tot wezenlijke uitwisseling werkelijk niet verloren, want die doen zich overal voor waar mensen elkaar tegenkomen.

Door deze opvatting ben ik minder negatief over de afgelopen verkiezingscampagne dan Verrijn Stuart. Ik vond de debatten tussen de lijsttrekkers – als ze niet over de cijfertjes gingen – regelmatig van behoorlijk niveau. Bijvoorbeeld wanneer het ging over integratie, homo-emancipatie, of fatsoenlijk samenleven, dan werd een mate van openbare gedachtenwisseling bereikt die ondenkbaar was ten tijde van de verzuiling, toen er nog vaste gemeenschappen bestonden.

Opvallend was ook dat de beste inbreng op dit vlak niet kwam van Balkenende –vertegenwoordiger bij uitstek van een traditionele gemeenschap – want die had het vooral over cijfertjes. Daarmee belichaamde hij voor mij enigszins de ruis die er altijd in dat systeem van vaste collectiviteiten gezeten heeft. Vanuit overgeleverde vaste groepswaarden oproepen tot een ethisch reveil, maar ondertussen het milieu laten versloffen en als het erop aankomt de burger vooral paaien met de zekerheid van de hypotheekrenteaftrek – dat overtuigt in ieder geval mij niet van de meerwaarde van díe collectiviteit voor het debat.

Ik ben daarom niet zo somber over de individualisering als Verrijn Stuart. Die mag zich wat mij betreft wel doorzetten. Want wezenlijke sociale interactie speelt zich eerder af tussen individuen dan in collectiviteiten, en individuele begeerten en consumptie vallen daar misschien minder hypocriet op hun plek.

Zie ook Taylor, Levinas en de leegte enVooruit, vooruit

Geen opmerkingen:

Een reactie posten