vrijdag 30 december 2011

Constructief nee zeggen


Het blogbericht over de listige en totalitaire aspecten van organisaties heb ik misschien iets somberder afgesloten dan nodig was. Want we kunnen daar toch wel íets aan doen?

Reken maar: we kunnen “nee” zeggen. Tegen systemen die maar doordenderen, tegen de moedwillig gecreëerde schimmigheid, tegen de vernedering steeds maar niet gehoord te worden.

Het is waar, als je nee zegt heb je de schijn tegen. De schijn namelijk van ‘negativiteit’. Daar houden veel leiders, managers en collega’s niet van want daar zou je maar somber van worden. Vandaar de vele cursussen waar medewerkers geleerd wordt om niet meer te “ja-maren”, enthousiast te zijn en het woord nee uit hun vocabulaire te schrappen.

Maar nee is misschien wel een van onze belangrijkste woordjes, aldus de Franse schrijver Albert Camus in zijn boek De mens in opstand. Het woordje stelt je in staat om je eigen waardigheid te beschermen doordat het zegt: het heeft nu lang genoeg geduurd, tot hier en niet verder. Het bevestigt de grens en tegelijkertijd alles wat het aan deze zijde van de grens vermoedt en wil beschermen, aldus Hans Achterhuis.

Het woordje nee is voor Camus gekoppeld aan de mens in opstand, en die is hem liever dan de mens in revolutie. Want de revolutie kent weliswaar de hartstocht en het woordje ja, maar daardoor ook het fanatisme en het geweld. “De opstandige mens”, zegt Camus in zijn boek, “handelt in naam van een waarde”.

Zo bezien is het woordje nee dus in het geheel niet negatief. Niet alleen ligt er, zoals Camus zegt, altijd een waarde aan ten grondslag. Het vergt ook behoorlijk wat constructieve inzet en volgehouden denkwerk om die waarde(n) voor jezelf helder te krijgen. Zodanig dat het nee er gewoon uitrolt als het erop aankomt.

Maar is dat niet te optimistisch gedacht? Kun je verheldering aanleren? Kees Kraaijeveld van De Argumentenfabriek denkt van wel. “Helder leren denken is een ambacht, daar horen bepaalde vaardigheden bij die mensen kunnen leren. Ook als ze niet zo intelligent zijn. Helder denken is te institutionaliseren. Je ziet dat mensen daardoor in een klap kritische vragen durven stellen bij alle verhalen die hen verteld worden”.

Kraaijeveld is niet naïef. Hij verwijst ook naar filosofen zoals Lacan die niet geloofde in helderheid en het menselijk vermogen daartoe. Maar Kraaijeveld denkt daar zelf duidelijk anders over, en ik ben wel geneigd om het met hem eens te zijn: je kunt tot op zekere hoogte vertrouwen op je eigen vermogen tot verheldering.

Mijn ervaring is dat zoeken naar verheldering loont: eenmaal gevonden helderheid verschaft zijn eigen plezier en dat stimuleert je om ermee door te gaan. Vergelijk het (voor de bijzienden onder ons) met het inzetten van lenzen of het opzetten van een bril. De verscherpte waarneming op zichzelf kan al aanvoelen als weldadig en energie verschaffen. Zelfs binnen organisaties.

Zie ook Lekker werken en Baan kwijt

Geen opmerkingen:

Een reactie posten