donderdag 4 mei 2017

Gevoel voor verhoudingen


In brede zin wordt de benaming ‘klassieke muziek’ gebruikt als synoniem voor ‘serieuze muziek’. Dus alles wat geen amusementsmuziek is en wat ze vroeger op de radio draaiden als er een staatsman was overleden.

Maar in meer toegespitste zin wordt de Westerse muziek uit de tweede helft van de 18e eeuw klassiek genoemd, en ik reken J.S. Bach er ook toe. Het woord wordt dan gebruikt in zijn betekenis van: voorbeeldig, getuigend van een rijpheid waarmee de volle dieptes en hoogtes van het menselijk leven uitgedrukt kunnen worden. Levensechtheid is een kenmerk van het klassieke.

Bij muziek betekent dit dat die optimaal zinnestrelend is, een evenwichtig gebruik van contrasten kent, van majeur en mineur, van hard en zacht, van licht en dramatisch, en vrij is van eenzijdigheden. Een ‘gevoel voor de ultiem juiste verhoudingen’ vat de zaak misschien het beste samen.

Overigens heb ik gemengde gevoelens bij dat concept van ‘klassiek’. De uitdrukkingsmogelijkheden ervan heb ik hoog, maar het concept staat me tegelijkertijd zeer tegen vanwege het normatieve, het voorschrijvende en het exclusieve karakter ervan. Maar voor de duur van dit stukje ga ik er toch vanuit dan zoiets bestaansrecht heeft en functioneel kan zijn. Dat heeft alles te maken met de overweldigende indruk die ook dit jaar de Matthäus Passion weer op mij achterliet.

Als ik me – tijdelijk dus – laat meevoeren door die gedachte, dan koppelt zich daaraan de volgende vraag: zou dat gerijpte gevoel voor verhoudingen, classiciteit dus, voor ieder deelgebied van een cultuur misschien zijn eigen groeipad kunnen hebben? Dus dat muziek, schilderkunst, literatuur, geschiedbeoefening enz. op mogelijk ver uit elkaar liggende momenten in de geschiedenis van die cultuur hun rijpheid bereiken? Waarbij ik me voorstel dat, aan de hand van het criterium van levensechtheid, bijvoorbeeld de schilderkunst in ons cultuurgebied zijn klassieke periode al vanaf de 16e en 17e eeuw beleefde, dus eerder dan de muziek.

Die vraag werd bij mij getriggerd door de Matthäus Passion, omdat de sublieme muziek zich verbindt met een verhaal dat aan alle kanten rammelt. Het perfecte gevoel voor verhoudingen in de muziek – een soort levensechtheid – contrasteert afgrijselijk met de wanverhoudingen – levensonechtheid – binnen de historische vertelling. Daarmee doel ik op de disproportionele aandacht voor het lijden van Jezus, onder verwaarlozing van het op zoveel punten vergelijkbare lijden van andere, gewone mensen, in de loop van de geschiedenis.

Als ik geschiedbeoefening opvat als net zo goed een genre van menselijke culturele activiteit als muziek, dan durf ik te stellen dat in dat genre, in Bachs tijd, enig gevoel voor verhoudingen zo goed als afwezig was bij het vertellen van dat verhaal. Er waren nog enkele eeuwen van godsdienstkritiek en historisch onderzoek voor nodig om de gedachte aanvaardbaar te maken dat het lijden van Jezus van Nazareth helemaal niet zo bijzonder was. Wel voor hem persoonlijk uiteraard, maar wereldhistorisch gezien niet.

Maar daar is nu dan ook alle ruimte voor, voor die gedachte. Een adequaat gevoel voor historische verhoudingen klinkt bijvoorbeeld door in het krantenartikel dat Peter-Ben Smit onlangs wijdde aan Jezus’ lijden en sterven. Hij brengt tegen de gedachte dat het lijden van Jezus heel bijzonder en heel erg was, het volgende in: “Daarmee missen schilders en passieregisseurs wel een belangrijk punt. Jezus werd als zovele andere mensen in het Romeinse Rijk aan een kruis genageld, dat waren er soms wel 500 per dag. Dat risico liep iedere opstandeling of weggelopen slaaf. Vergelijk het met het lijden van mensen in een lange, vernederende gevangenschap of goelag, of van een kind dat jarenlang misbruikt wordt. Het leed kan langer duren en erger zijn dan een kruisiging die met een paar uur klaar is. Hoe onrechtvaardig ook. Het was een tamelijk banale dood. Dat serieus nemen hoort bij het historische karakter van Jezus”.

De geschiedenis als cultuurvorm bereikt het stadium van adequate verhoudingen kennelijk later dan de schilderkunst en de muziek. Misschien wel omdat in de geschiedenis de mens zelf op het spel staat, en voor de beoefening ervan een grotere mate van zelfreflectie vereist is dan voor een mooi schilderij of een ontroerende passie.

Zie ook Vergangenheitsbewältigung en Aaibaar leed

1 opmerking:

  1. Niet alleen Peter-Ben Smit relativeert Jezus' kruislijden en sterven.
    Het boek 'Jeruzalem' van Simon Sebag Montefiore gaat bladzijden lang in op het tijdssfeer in de stad rond het begin van de gangbare jaartelling.
    Alweer een goed geschreven bijdrage, Naud !

    BeantwoordenVerwijderen