vrijdag 28 augustus 2020

Jaap Goudsmit


Bij nadere vertering van het Zomergasten interview met Jaap Goudsmit (drie weken geleden, ik weet het) raak ik steeds meer overtuigd van de verwantschap van een van zijn hoofdthema’s met mijn thema van de denkschaamte.

Het gespreksonderwerp waar ik op doel is dat wat Goudsmit aanduidt als zijn grote professionele misser: de in 1990 in Science triomfantelijk aangekondigde ontdekking van een weg naar het definitieve medicijn tegen HIV en de daarop volgende ontmaskering van die ontdekking als broddelwerk. Niet alleen werkte de medicijnontwikkeling niet, het onderzoek van Goudsmit en collega Henk Buck wat eraan ten grondslag lag deugde van geen kanten.

Een blamage, en zo heeft Goudsmit het ook beleefd. Hij schaamde zich “de hele dag”, ik weet niet hoeveel dagen achter elkaar, en heeft er tien jaar voor nodig gehad om erover heen te komen.

Waar ging die schaamte dan over? Die ging over blind geloof. Allereerst geloof in een bepaalde manier van wetenschap bedrijven, namelijk via de mogelijkheid van een briljante gedachte waarvan je alleen maar hoeft te bewijzen dat die waar is. En vervolgens zijn geloof in de ‘geniale’ gedachte die hij feitelijk had over zijn HIV-medicijn: dat zou aids voorgoed uitbannen. Hij was geweldig bezig, en echt niet alleen voor zichzelf.

Tot zover het denkschaamtestadium van de euforie en de nog niet doorgeprikte illusie. Dan volgt het stadium van de confrontatie. Behalve dat de medicijnontwikkeling niet bleek te werken zat hem dwars wat hij zijn collega had aangedaan, die alles uit de kast gehaald had om het medicijn te produceren. “Je zinkt daarna tot de diepste krocht”. Hij heeft ervan geleerd om niet meer intuïtief te geloven in euforische ideeën maar ze bescheiden en kritisch te ondervragen.

Toch was het confrontatiestadium nog niet compleet. Daar was de tussenkomst van Abbring voor nodig: “Heb je je collega nadien nog gesproken? Hem gebeld: hoe gaat het met je? Hij gaf aan dat hij dat best wel gewaardeerd zou hebben.” “Nee”, zei hij. En: “Misschien moet dat een keer gebeuren”. Goudsmit nam zich voor om dat te gaan doen. Zo is, zij het pas na dertig jaar, ook het laatste stadium van de denkschaamtecyclus present, die van het vernieuwde contact.

Zie ook Levinas en politiekBaas in eigen boek en Iets kleins


2 opmerkingen:

  1. Het bijzondere is, dat Goudsmit niet zozeer een individu maar een collectief heeft geschaad

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ja, je hebt gelijk, ik ben slordig omgegaan met mijn eigen inzichten in denkschaamte. Iets te gretig!

      Want Goudsmit heeft het slechts met één individu goed kunnen maken (hopelijk): met Henk Buck. Terwijl het ook nog twijfelachtig is of Goudsmits euforie en goede bedoelingen wel gericht waren op Buck, en dus of daar sprake was van mogelijke grensoverschrijding met een opdringerig idee. Zo niet, dan zijn de elementen van denkschaamte daar niet te vinden.

      Goudsmits euforie ging over wat hij het collectief van aidslijders zou gaan bieden. Dat daar niks van terecht kwam was voor dat collectief een teleurstelling. Maar voor het collectief was geen grensoverschrijding met opdringerige ideeën aan de orde geweest. Dus ook geen denkschaamte voor Goudsmit.

      Dank voor je kritische blik.

      Verwijderen