donderdag 1 oktober 2020

Geen geesteswetenschappen meer nodig?

De toekomst is aan de bètawetenschappen, zo lijkt een wijdverbreid gevoel te zijn in de samenleving. En in ieder geval: zo lijkt het motto te zijn van het kabinet bij de verdeling van de onderwijsgelden over alfa- en bètastudies, want minister van Engelshoven hevelt geld van de geesteswetenschappen over naar technische studies.

Dat komt omdat de toekomst is aan technologie, dataflows en Artifical Intelligence, zo wordt gedacht. De ontwikkelingen op die terreinen zijn stormachtig en men verwacht dat machines niet alleen nog veel beter kunnen gaan calculeren dan mensen, maar al snel ook beter zullen kunnen opereren, rechtspreken, muziek componeren en lesgeven dan mensen. Ze zullen eindeloze hoeveelheden data weten te gebruiken, meer dan een mens ooit kan combineren. Maar vooral: ze zullen geen last hebben van de emotionele gesteldheden die het menselijk handelen soms onbetrouwbaar maken. Op zowat alle terreinen zullen machines het handelen van de mens overnemen, en veel beter presteren. Geen wonder dat er veel geïnvesteerd wordt in de bètawetenschappen.

De geesteswetenschappen hebben daar al langer last van, en protesteren daartegen. Maar het probleem is: dat kunnen ze niet doen in de termen van betrouwbaarheid en meetbare prestaties waar de bètawetenschappen zo sterk in scoren. Dus dat doen ze in de termen waarin zij sterk zijn. 

Zij zeggen: wij houden ons bezig met datgene wat bij uitstek grillig is, namelijk de mens en zijn onvoorspelbaarheid. Per definitie kun je dan geen stabiele, betrouwbare uitkomsten krijgen, omdat mensen en culturen zich zelden aan strikte wetmatigheden blijken te houden. De toegevoegde waarde van de geesteswetenschappen moet dus benoemd worden in termen zoals: ‘oriëntatie in ongewis gebied’; en: ‘het peilen van voortdurende bewegingen in een cultuur’. Het vakmanschap dat daarbij hoort is: ertegen kunnen dat op een onderzoeksterrein tegelijkertijd meerdere rationaliteiten naast elkaar kunnen bestaan en met elkaar strijdig kunnen zijn. 

Het feit dat Word het woord ‘rationaliteiten’ (meervoud) fout rekent, geeft aan hoezeer hier de geesteswetenschappen in het nadeel zijn. Net als Word geven mensen en ministers intuïtief de voorkeur aan het werken met één eenduidige rationaliteit, want die geeft garantie op voorspelbaarheid en betrouwbaarheid. En dat is wat bètawetenschappers doen.

Behalve over culturele oriëntatie spreken geesteswetenschappers in hun verdediging ook over zinbeleving. Wel zo interessant, zou ik zeggen, maar ook die term scoort niet hoog op betrouwbaarheid. Maar dan ben ik geneigd wetenschapshistorica Hieke Huistra te volgen als ze zegt:  geesteswetenschappen missen misschien de objectieve betrouwbaarheid van de bètawetenschappen. “Maar als subjectiviteit van kennis de prijs is om zinvolle vragen te kunnen stellen, dan lijkt dat me een goede deal.”

Zie ook Gevangen in evidence based en Mensen en wetmatigheden


Geen opmerkingen:

Een reactie posten