zondag 26 januari 2025

Groter geheel


Deel uitmaken van een groter geheel, dat is een oerverlangen van mensen. Afgelopen week was ik bij een symposium over het verdragen van psychisch lijden. Bij drie van de vier sprekers kwam ‘deel uitmaken van een groter geheel’ ter sprake. Steeds als een van de ingrediënten die nodig zijn voor een constructieve omgang met mentale problemen. Dat ingrediënt staat ook wel bekend als ‘verbinding’, en dat woord verschijnt nog veel vaker in toespraken en artikelen over mentale en sociale gezondheid. Het figureert dan als een soort ideale toestand, met associaties van warmte en geborgenheid. Immanuel Kant ziet kans om die ideale toestand te koppelen aan een menselijk vermogen. Volgens hem beschikken mensen over een gedeeld zintuig (de ‘gemeenzin’) dat hen als vanzelf voor elkaar verstaanbaar maakt. Daar is gemeenschap in de ware zin van het woord beschikbaar, vanwege alles wat we (mede)delen.  Wij vormen daar onze oordelen immers altijd als lid van een gemeenschap. Dat geeft zijn eigen soort voldoening, Kant spreekt van ‘lust’. En die lust heeft alles te maken met het gegeven – volgens Kant – dat in groeiende gemeenschappelijkheid ook de bestemming van de mens is gelegen. Je wordt er enthousiast van.

Misschien bederf ik het feestje, maar ik heb de nodige reserve tegen dit soort gemeenschappelijkheid. Ik zie die lust zich inderdaad voordoen, en wel in de enthousiaste omarming van een collectiviteit. Die maakt dat er zoiets bestaat als wat ik noem: ‘jumping to connection’, een  woordcombinatie die is gevormd naar analogie van jumping to conclusion. Dat laatste duidt over het algemeen op een voortijdig afronden van een redeneer- of onderzoeksproces via het aangrijpen van een simplistische, emotioneel bevredigende snelle conclusie. Jumping to connection is dan een voortijdige omarming van het gemeenschappelijke, vanwege de warmte en het bestemmingsgevoel dat erbij hoort. Het is wat ik op oude filmpjes Duitsers zie doen op hun door Hitler en de nazipartij georkestreerde partijdagen. Maar ik zie het ook terug in het grote geheel (great again) waarmee Trump zijn aanhangers enthousiasmeert. Het kan met dat grotere geheel gigantisch fout gaan, dan loopt het uit op een totalitair systeem.

Nu zijn de psychotherapeuten die het symposium bezochten over het algemeen sympathieke mensen, met een sterk ontwikkeld gevoel voor de complexiteit van individuen. Zij zien in dat mensen niet zomaar in collectieve categorieën onder te brengen zijn. Maar dan is de vraag: hoe stellen die professionals zich ‘het grotere geheel’ voor waar hun cliënten liefst deel van uit zouden kunnen maken? Gaat hun besef van de uniciteit van hun patiënten zomaar samen met kritiekloze omhelzing van grove categorieën als ‘verbinding’ of ‘een groter geheel’? Er zal nagedacht moeten worden over subtielere vormen van verbinding, vormen die de eigenheid van mensen recht doen. De ingewikkeldheid en andersheid van iedere mens zal geborgd moeten zijn.

Maar als dat zo is kun je beter niet de weg van Kant volgen. Dan kun je beter niet beginnen met iets gemeenschappelijks te postuleren en daar individuen in invoegen. Dan is er meer mogelijk met de scheiding als uitgangspunt, zoals Levinas dat hanteert. Daarin is de eigenheid van ieder mens gegarandeerd, en vandaaruit is verbinding mogelijk. Maar dan van betere kwaliteit.

Zie ook Buber, Levinas en het schandaal van de filosofie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Groter geheel en scrol naar beneden door.

woensdag 22 januari 2025

Overspannen spraakverwarring


Het lijkt raar, een discussie in de publiciteit over de vraag wat beter is: empathie, sympathie, compassie? We hebben toch geleerd dat dat allemaal goed is? De aanleiding voor de discussie is de verschijning van het boek Tegen empathie. Een pleidooi voor rationele compassie van Paul Bloom in Nederlandse vertaling. Zo’n titel alleen al, dat kán toch niet? “Ik schrok ervan”, schrijft iemand, “als sociaal werker zie ik empathie als cruciale vaardigheid die ons, in tijden van polarisatie, kan helpen elkaar weer te horen en begrijpen. Paul Bloom verwart, mijns inziens, empathie met sympathie”. En zo volgt er al snel een semantische discussie waarin de één compassie noemt wat voor de ander empathie is, terwijl voor een derde het moet gaan over sympathie. Bloom zelf vindt, zoals gezegd, empathie schadelijk, maar wat hem betreft valt er nog te onderscheiden tussen gevoelsmatige en cognitieve empathie, en die laatste vindt hij wel te verdedigen.  

De spraakverwarring lijkt soms compleet. Je vraagt je af: is er geen beter moment te verzinnen voor een dergelijke discussie? Het tot in de finesses bespreken van de subtiliteiten van compassie, empathie en sympathie en hun verschillen voelt een beetje misplaatst op het moment dat er in de VS een president wordt geïnstalleerd die met geen van de drie begrippen bekend lijkt te zijn. Wat de verschillen ook zijn, we hebben ze alle drie waarschijnlijk meer nodig dan ooit, dat is ook gewoon een kwestie van beschaving. Verder is het best pijnlijk om die verwarring aan te zien. Alle deelnemers aan de discussie hebben het beste voor met de ander of de anderen, maar ze blijven steken in al dan niet beredeneerde afbakeningen van de verschillende begrippen. 

Toch kan ik het ongemak dat het begrip empathie oproept wel begrijpen, maar dat euvel deelt empathie met sympathie en compassie, hoe je die begrippen ook definieert. De drie begrippen hebben in de praktijk vaak een ondeugdelijke aanname gemeen, namelijk dat je weet wat goed is voor de ander of de anderen voor wie je empathie, sympathie of compassie opbrengt. De maakbaarheid van die kennis is, voor alle drie begrippen, steeds nadrukkelijk aanwezig. En daarmee de inspanning die daarvoor geleverd moet worden. Je moet je “verplaatsen in de ervaring, gevoelens en behoeften van de ander”, aldus een ingezonden brief. Het gaat erom, volgens Bloom, om te “achterhalen wat je vooroordelen zijn. We moeten dus echt proberen om iets vanuit het perspectief van de ander te zien.” Hier treedt al snel een soort overspannen inspanningsverplichting op, het ethische ik moet het allemaal zelf waarmaken. Maar als het nou eens in een heleboel gevallen onmogelijk is om precies te weten wat de ander of de anderen willen? Bloom noemt die mogelijkheid wel even, want hij zegt over het kennen van het perspectief van de ander: “Makkelijk is dat niet, en misschien zelfs onmogelijk”. Denken voor een ander doemt dan op als valkuil. 

Ik zou zeggen, laat de ander of de anderen maar komen. Het denken voor anderen is in principe niet te stoppen, maar houd er rekening mee dat jij niet kunt verzinnen wat er in de ander(en) omgaat. Maar je mag er wel van uitgaan dat zij zelf wel een keer vertellen wat ze nodig hebben. Dat scheelt een hoop overspanning en waarschijnlijk ook een hoop discussie, mits je op die momenten alert bent. En natuurlijk blijven we in de omgang empathisch, sympathisch en vol compassie. Dat is een kwestie van sociale hygiëne.

Zie ook Levinas en empathie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Overspannen spraakverwarring en scrol naar beneden door.

maandag 13 januari 2025

Zero sum


Soms denk ik: het is een zero sum game, de strijd van goede en kwade krachten in de wereld. In Trouw haalt iemand een citaat uit Leviticus aan om aan te tonen dat de Bijbel een bron van liefde is. “Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte” (hoofdstuk 19, vers 33 en 34). Het kost weinig moeite om daar een citaat naast te zetten dat precies het tegenovergestelde toont. Bijvoorbeeld Deuteronomium hoofdstuk 2 vers 25, als God de Israëlieten toespreekt: “Vanaf dit moment laat ik alle volken ter wereld van angst voor jullie sidderen. Wanneer ze de geruchten over jullie horen, zullen ze jullie komst met schrik en beven tegemoet zien”. Eindstand: zero, nul, nada.

Zo’n gevoel had ik ook toen ik hoogleraar en Europa-kenner Marc de Vos hoorde over Europa. Ja, Europa staat voor bepaalde waarden en normen, voor fundamentele rechten en vrijheden. Maar nee, het is niet de taak van Europa om die hoog te houden, zeker niet in de wereld als geheel. Want Europa moet zich opstellen als een geopolitieke macht met als belangrijkste taak om de eigen welvaart en veiligheid te waarborgen in de strijd met andere geopolitieke machten. Voor dat doel mag Europa realpolitik bedrijven en vuile handen maken. Eindstand: zero, of zelfs onder nul.

Toch kan ik het met die laatste stelling ook weer niet oneens zijn. Want het is waar wat De Vos zegt: als wij militair of economisch geen stand houden, dan blijft er überhaupt van onze waarden en normen niets over. Terwijl we wel kans gezien hebben om, in ieder geval bínnen Europa, het werkingsgebied van die normen en waarden langzaamaan iets uit te breiden, bijvoorbeeld naar Midden- en Oost Europa. Het in stand houden daarvan is wellicht genoeg rechtvaardiging voor forse verdediging van de buitengrenzen. In de hoop dat op een dag misschien niet meer nodig is. Maar die winnende eindstand voor de zachte krachten laat waarschijnlijk nog lang op zich laten wachten.

Zie ook Gaat Europa Israël achterna? en Niet universeel, wel hartverwarmend.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Zero sum en scrol naar beneden door.

woensdag 1 januari 2025

Naturalisatie


Veel historici zijn het er tegenwoordig wel over eens: de natiestaat is een menselijke uitvinding. En dan ook nog eens van tamelijk recente datum, namelijk de negentiende eeuw. Daarvóór had je wel koninkrijken of vorstendommen, maar die waren vooral het min of meer toevallige product van de veroverings- of huwelijkspolitiek van de betreffende heersers. De natiestaat, opgevat als een collectieve historische lotsbestemming van een groep die zich ‘natie’ noemt, verschijnt als uitvloeisel van de Romantiek. 

Dat besef is bij mij zo diep ingedaald dat ik regelmatig blijf haken aan woorden als ‘naturalisatieceremonie’ of ‘genaturaliseerd Nederlands staatsburger’. Alsof Nederlanderschap (of Israëliërschap of Fransmanschap of welk staatsburgerlijk schap dan ook) een keiharde essentie is, in de natuurlijke orde ingebakken en zo oud als de schepping. Die suggestie van natuurlijke gegevenheid geldt uiteraard, per definitie, voor het woord ‘natuur’. Dat ís een voorgegeven orde, die onafhankelijk van de mens bestaat. De mens kan zich daar wel onafhankelijk van verklaren, maar alleen tot zijn eigen schade, denk aan klimaatverandering.

Maar andere woorden die, net als natuur, verwant zijn aan het Latijnse natus (‘geboren’) en nativitas (‘geboorte’), liften op dubieuze manier mee op die suggestie van een onafhankelijke voorgegevenheid of essentie. In het woord ‘natie’ is die associatie met geboorte nog enigszins gerechtvaardigd: een bij elkaar horende groep mensen bestendigt zichzelf in de tijd doordat er kinderen geboren worden en generaties elkaar opvolgen met doorgifte van bepaalde gebruiken en tradities. Maar het woord ‘naturalisatie’, gebruikt voor het verkrijgen van staatsburgerschap, overschrijdt wat mij betreft een grens. Dat suggereert een bijna fysieke gedaanteverandering op elementair of dna-niveau, terwijl er van niets anders sprake is dan dat je in een bepaald menselijk construct terechtkomt. Nu kunnen menselijke constructen beslist krachtig werkzaam zijn, denk aan geld of religie. Maar een ‘natuurlijke essentie’, nee, dat hebben ze niet.

Zie ook De Romantiek is passé.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Naturalisatie en scrol naar beneden door.