vrijdag 23 juni 2017

Ongemakkelijke vragen


Ik heb wat goed te maken. Een aantal weken geleden schreef ik naar aanleiding van het boek Een gebroken wereld heel maken van Jonathan Sacks dat de auteur nogal selectief te werk gaat. Hij benadrukt dat veel Joden, hoe hard ze ook door het lot geslagen werden, ervoor kozen om het tragische om te zetten in creativiteit. Zelfs als het over de Sjoa gaat, want bij overlevenden daarvan troffen hem “de afwezigheid van haat, de toewijding aan het leven en het verlangen, niet naar wraak, maar naar verdraagzaamheid en begrip”. Ik zette daar vraagtekens bij, want ik ken ook wel voorbeelden van ander gedrag aan Joodse kant, en het leek erop dat Sacks daarvan wilde wegkijken. Daarom verweet ik hem selectiviteit.

Maar dat verwijt is niet terecht. Zo blijkt in het meest recente boek van Sacks: Niet in Gods naam. Dat boek heeft als ondertitel “Een pleidooi tegen religieus extremisme en religieus geweld”, waarbij Sacks eigenlijk speciaal het geweld op het oog heeft dat voortkomt uit de drie monotheïstische tradities die op Abraham teruggaan: Jodendom, Christendom en Islam. Bij het benoemen van voorbeelden van geweld betoont Sacks zich bepaald niet selectief. Hij schuwt niet om het terroristisch geweld aan Joodse kant, zowel van vroeger als van nu, te benoemen.

Wat meer is, hij wijst erop dat veel geweld uit de Hebreeuwse Bijbel de rabbijnen van latere tijd al niet lekker zat. Bijvoorbeeld de verstoting door Abraham van de slavin Hagar, en het kind dat hij bij haar had: Ismaël, ten gunste van zijn vrouw Sara en het kind dat hij bij Sara had: Isaak. Met als complicatie dat Ismaël geldt als stamvader van de Moslims, en Isaak als een van de Joodse aartsvaders.

Die onvrede signaleert Sacks in de rabbijnse literatuur als daarin wordt verteld hoe Isaak, na de dood van Sara, pogingen doet om Abraham en Hagar weer te verenigen. In dat rabbijnse verhaal neemt Abraham Hagar terug, verwekt hij nog zes zonen bij haar en geeft hij haar een ereplaats in zijn huishouden.

Dit verhaal vertelt, aldus Sacks, “dat de rabbi’s het gevoel hadden dat er moreel iets mis was met het verhaal zoals het er stond”. Volgens hen hadden noch Abraham noch Isaak vrede met de verbanning van de slavin en haar kind. Hagar was onrecht aangedaan, maar zolang Sara nog in leven was konden zij daar niets aan doen. Toen Sara was overleden stond het hen vrij om verzoening te bewerkstelligen.

Sacks juicht het toe, zo is de strekking van zijn hele boek, dat we morele angels (zoals het verhaal over de verstoting van Hagar), en de pijn waarmee ze in ons vlees steken, serieus nemen, en opvatten als mogelijk probleem. “Als joden, christenen en moslims moeten we erop voorbereid zijn de meest ongemakkelijke vragen te durven stellen”. Het verwijt dat Sacks zelf dat niet zou doen neem ik daarom terug.

Zie ook Fatsoen en identiteit

1 opmerking:

  1. Ik vind dit een mooie en moedige column.
    Van rabbijn Sacks weet ik dat hij een vredelievend mens is en een vredelievend jodendom voorstaat. En vragen stelt waar ook mensen uit andere tradities niet aan voorbij kunnen.

    BeantwoordenVerwijderen