zaterdag 9 juli 2011
De negentiende eeuw is terug
Er was een tijd dat veel goed opgeleide mensen oprecht van mening waren dat alleen wat meetbaar is er toe doet. Slechts het tastbare, meetbare, materieel aanwijsbare mocht werkelijkheid heten. De rest is op zijn best schoonheid of versiering, maar in ieder geval te subjectief of te willekeurig of te soft om serieus genomen te worden.
Die tijd was de negentiende eeuw en de bijbehorende opvattingen waren die van het positivisme. Zo genoemd naar het antwoord op de vraag of iets in staat is om de wijzer van een meetapparaat te doen uitslaan of niet. Als dat wel het geval is – het apparaat meet dan het gewicht of het volume of de druk van iets – dan heb je een positief resultaat. Dan bestaat zoiets. Slaat de meter niet uit, is er geen fysieke reactie, dan bestaat dat iets niet.
Het was de bloeitijd van het technisch-wetenschappelijke enthousiasme waarin de grondslagen werden gelegd voor de ontwikkeling van spoorwegen, bouwtechnieken, chemische ontdekkingen en medische kennis.
Sindsdien hebben we geleerd dat deze visie de werkelijkheid ernstig tekort doet. Onze realiteit bestaat voor – laten we zeggen, maar hoe meten we dat? – minstens de helft uit beelden, betekenissen, herinneringen en belevingen. En het effect daarvan kan tegenwoordig neurowetenschappelijk wel gemeten worden, maar pas nadat de drager van die effecten heeft verteld dát ze, bij haar of hem van binnen, bestaan en hoe ze voelen. We hebben geleerd dat betekenis vooraf kan gaan aan meetbaar bestaan.
En nu ineens, het is ongelofelijk, is de negentiende eeuw weer terug, althans in Nederland. Minister Schippers heeft bepaald dat lichamelijke, goed meetbare ziektes ‘echter’ zijn dan psychische, minder meetbare ziektes en dat daarom voor de laatste moet worden bijbetaald. En in de discussie over ritueel slachten wordt dierenleed gereduceerd tot meetbare, fysieke pijn. Daardoor kan het veel grotere schandaal van de industriële vleesproductie en het bijbehorende dierenleed buiten beschouwing blijven. Dat is immers een stuk vager dan de pijn van een doodssteek.
Hoe is het nu mogelijk dat dit soort negentiende-eeuwse denkbeelden in onze hedendaagse politiek zo sterk terugkomen?
Allereerst kan het zo zijn dat het positivisme helemaal niet zover weg is geweest als ik wel dacht. Per slot van rekening is onze samenleving sinds de 19e eeuw alleen maar technocratischer geworden. Het bijbehorende denken leeft voort in ons doen en laten.
Verder kan er sprake zijn van een bepaalde intellectuele luiheid. Het is nu eenmaal gemakkelijker gegevens van een metertje af te lezen dan het gesprek aan te gaan met mensen, laat staan met dieren, over hun belevingen en de interpretatie daarvan.
Dat laatste verbindt zich vervolgens naadloos met een derde factor: het politieke opportunisme van dit kabinet en zijn doelstellingen. Er moet bezuinigd worden en dan is de gedachte: hoe kunnen we met de minst mogelijke inspanning het grootst mogelijke aantal mensen achter onze noodmaatregelen krijgen? Dan blijken 19e eeuws positivisme, rechtse intellectuele luiheid en politiek opportunisme een ijzersterke 21e eeuwse verbinding met elkaar aan te gaan.
Zie ook Ongerijmd en Meetbaarheid
Labels:
beelden,
communicatie,
cultuurgeschiedenis,
kennis,
wetenschap,
Wilders
Posted by
Naud van der Ven
op
07:39
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten