donderdag 31 augustus 2017

In je hoofd


‘Mensen zitten zo in hun hoofd’, hoor je vaak zeggen. En dan volgen aanbevelingen voor een stevige boswandeling, of om dansend uit je dak te gaan, of tuinierend het contact met de aarde te zoeken.

Daar zit wel wat in denk ik. Een dergelijke weldadige verschuiving van aandacht ervaar ik zelf als ik cello speel, maar dan zonder bladmuziek of expliciete instructies, zodat ik ook echt minder in m’n hoofd en meer in de muziek kom te zitten.

Voor mij is het reden om vraagtekens te zetten bij de centrale plaats die nog steeds toegekend wordt aan Plato binnen de mainstream filosofie. Als er iemand van grote invloed is geweest bij het vooropstellen van het hoofd is het Plato wel. Hij was het immers die een wereld van Ideeën postuleerde, die de échte werkelijkheid zou zijn. Wat wij met onze lichamelijke zintuigen van tast, reuk, smaak, gehoor en gezicht waarnemen zou slechts een flauwe afschaduwing zijn van die echte wereld van de Ideeën. En de enige manier om daar toegang toe te krijgen is via de weg van het ‘innerlijk schouwen’ van die Ideeën. Wat alleen maar kan met het hoofd, met eventueel een rol voor het kijkzintuig, maar dan op een heel onthechte, contemplatieve manier.

Je kunt zeggen: hij kon het zich permitteren. Volgens Nietzsche was Plato (met in zijn naam een verwijzing naar het Griekse woord voor ‘breedgeschouderd’) uitgerust met een krachtig lichaam en sterke zintuigen. Hij was dus alleszins geaard, en zocht compensatie voor die aardse krachten en driften in een bovenzintuiglijke geestelijke wereld. Daarbij hoefde hij, gezien zijn constitutie, niet bang te zijn te veel in zijn hoofd te komen zitten.

Deze verklaring van Nietzsche doet wat psychologie-van-de-koude-grond-achtig aan, maar er zit toch wel wat in, vind ik. In ieder geval suggereert de vaak geopperde gedachte dat onze cultuur ons teveel in het hoofd doet zitten, dat de compensatie die wij nodig hebben tegengesteld is aan wat Plato zocht. Je mag daar wat mij betreft de conclusie aan verbinden dat wij dus, in ons tijdsgewricht, weinig hebben aan Plato. Tegenstemmen, zoals die van Friedrich Nietzsche en AlfredWhitehead, zijn, hoewel ook al weer een of anderhalve eeuw oud, voor ons een stuk relevanter.

Alsook van de schrijver André Suares (1868 -1948) die betreurde dat Franse filosofen altijd in Parijs wonen, nooit in zijn woonplaats Marseille. Ze zouden volgens hem er baat bij hebben als ze zich een tijdje in het morsige, op handel en vis gerichte Marseille zouden vestigen, vanwege de noodzaak daar om het universele en eeuwige te vergeten en zich te verzoenen met het contingente en particuliere.

Zie ook Je peux (pas), Goudmijn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten