vrijdag 13 juli 2018

Levinas en René Girard


René Girard is de filosoof van het zondebokmechanisme. Daaronder verstaat hij het verschijnsel dat één mens geslachtofferd wordt als genoegdoening voor de uit de hand gelopen rivaliteiten binnen een collectief. Dat mechanisme is al zo oud als de mensheid, maar Girard heeft het in de twintigste eeuw een plaats gegeven binnen de filosofie. Daarmee komt hij dicht in de buurt van een aantal thema’s van mijn favoriete filosoof Emmanuel Levinas.

In zijn beschrijving van het mechanisme in zijn boek God en geweld start Girard bij wat hij noemt de ‘mimesis’: de neiging van mensen om elkaars gedrag te kopiëren. In feite gaat het daarbij om jaloezie – mensen willen zijn of bezitten wat andere mensen zijn of bezitten.

De mimetische rivaliteit leidt vervolgens tot een bepaalde dynamiek die verschillende stadia doorloopt. De eerste stap is de strijd van allen tegen allen, bijvoorbeeld binnen een stadsgemeenschap. Als die strijd onbeheersbaar gewelddadig wordt kan de tweede stap in werking treden: de strijd van allen tegen allen wordt een strijd van allen tegen één. Die ene wordt fysiek geslachtofferd – meestal betekent dat: vermoord – en die gebeurtenis brengt de rust terug in de stad. Door dit weldadige effect wordt het slachtoffer al snel vergoddelijkt en als steun en toeverlaat aanbeden door de burgers.

Maar om op termijn de rust te kunnen handhaven is voortgaande slachtoffering noodzakelijk, en in die lange-termijn-behoefte blijkt het oorspronkelijke slachtoffer opnieuw een rol te kunnen spelen. Weliswaar is het slachtoffer al dood en heilig verklaard, maar het kan heel goed opnieuw geslachtofferd worden, alleen nu op symbolische wijze. Dat bevalt goed en dat gaat men vervolgens ieder jaar herhalen. De offerrituelen die daarbij horen hebben een verzoenende en kalmerende uitwerking op de stadsbevolking.

Zes jaar later, in zijn boek Wat vanaf het begin der tijden verborgen was, stelt Girard vast dat in de loop van de tijd een verschil zichtbaar wordt in de omgang met het zondebokmechanisme. Waar de heidense mythologieën, zoals die van de Mesopotamiërs, de Egyptenaren en de Grieken, hun geloof in de reinigende werking van het zondebokoffer volhouden zolang hun cultuur bestaat, ontstaat daar in de Hebreeuwse Bijbel twijfel over. Daar duikt geleidelijk aan de gedachte op dat de zondebok wel eens onschuldig zou kunnen zijn, of gepaard gaat met onnodig veel geweld.

Dat is dodelijk voor het effect van het mechanisme, want als maatschappelijk fenomeen werkt het systeem alleen als iedereen het eens is over de zondebok. Het slachtoffer moet dus neergezet kunnen worden als de oorzaak van de huidige ellende. En daar moet iedereen in geloven, inclusief de zondebok, al is het maar omdat hij zich er niet tegen kan verweren. Zodra iemand in staat is om te zeggen: dit is een zondebok, werkt dat mechanisme niet meer voor ons.

En precies dat gebeurt, aldus Girard, in de Hebreeuwse Bijbel. Eén van de plaatsen waar de twijfel over de zondebok opduikt is het boek Job. Als zijn vrienden op hem inpraten en hem proberen te overtuigen dat de ellende waarin hij zich bevindt zijn eigen schuld is, dan weigert Job daarin mee te gaan. Hij laat zich niet gebruiken als zondebok.

Het is, volgens Girard, de verdienste van de Hebreeuwse profeten dat zij het besef omtrent de mogelijke onschuld van de zondebok hebben geïntroduceerd. Zij maken bezwaar tegen deze vorm van sacraliteit die zo dicht tegen geweld aanschurkt. Zij nemen de offerrituelen op de korrel en verkondigen dat het uiteindelijk gaat om individuele en collectieve rechtvaardigheid en om niets anders.

Naar mijn idee lopen veel van Levinas’ opvattingen parallel aan deze denklijnen van Girard. Ook Levinas laat zich inspireren door de profeten en vooral hun gedachte dat niets, geen offers maar ook geen instituten of heersende moraal, jouw persoonlijke verantwoordelijkheid kan vervangen.

Tegelijkertijd is duidelijk dat op een verder punt de wegen van de beide filosofen uit elkaar gaan. Voor Girard is de logische consequentie van de ontwikkeling die hij in de Hebreeuwse Bijbel waarneemt de kruisdood van ‘het lam’ Jezus. Christus drijft op ultieme wijze de spot met het mechanisme van de zondebok, en wel op twee manieren. Enerzijds gelooft ook hij, net als Job, niet in zijn eigen schuld; maar anderzijds neemt hij toch het lijden op zich. Daarmee legt hij in één klap het geweld bloot waarop de religie en de beschaving zijn gegrondvest. Daardoor zal, aldus Girard, het mechanisme van de zondebok niet meer werken en heeft Christus ons allemaal werkelijk verlost van alle geweld dat in naam van het heilige gepleegd wordt.

Dat ‘ons allemaal’ zal Levinas te opdringerig in de oren hebben geklonken. En hij zal erop gewezen hebben dat het zondebokmechanisme met het ontstaan van het Christendom bepaald niet is verdwenen. Het Christendom beschouwde nog eeuwenlang het lijden van Christus als een offerrite, en blijft dat in het misritueel ook systematisch herhalen. Daarnaast zijn gedurende bijna twee millennia Christelijke overheersing de Joden veelvuldig ingezet als zondebok waarop allerlei maatschappelijke onvrede geprojecteerd kon worden.

Door een levinassiaanse bril bekeken moet je zeggen dat Girard wat te vroeg gejuichd heeft en een zekere blindheid vertoont voor het reëel bestaande Christendom en zijn gedroomde moraal.

Zie ook Zondebok (2)

2 opmerkingen:

  1. Ik denk niet dat Girard de kerken goed praat, Naud.
    Niet enkel in Jodenvervolgingen, maar ook in inquisities vroeger en nu en op andere manieren is er gewelddadigheid in het kerkinstituut. Girard zal dat zeker ook hebben moeten vaststellen.
    Zijn denken breekt in de kerken niet door, ook niet in liturgische teksten en gebeden.
    Al schijnt er hier en daar een uitzondering te zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Naud,
    in de masterscriptie van de Vlaming Stijn Demaré “De ontmaskering van het antichristendom” (Leuven,2010) las ik in een paragraaf die citeert uit Girards boek ‘Dubbels en demonen’ in verband met ‘de beleving van het christelijk verschil’ over Dostojevski’s Grootinquisiteur (De Gebroeders Karamazov):
    “De scène gaat over de ontmoeting tussen de bejaarde Grootinquisiteur en de gevangen genomen Jezus Christus. De oude man verwijt Jezus Christus opnieuw onrust te komen stoken en de mensen ongelukkig te maken met de vrijheid die hij hen predikt. Vanuit de logica van het kerkelijk instituut komt Jezus Christus dus heel ongelegen. Met behulp van zware repressie en het executeren van ketters heeft de Kerk immers terug voor rust en orde gezorgd en volgens de eerbiedwaardige kardinaal is dat de mensen meer dierbaar dan hun vrijheid. Vanuit diezelfde logica komt de Grootinquisiteur terug op het evangelieverhaal waarin Jezus Christus door de duivel tot driemaal toe op de proef wordt gesteld. Als kardinaal snapt hij immers als geen ander hoe belangrijk bezit, macht en aanzien zijn in het leven. Als Jezus Christus wel op een van de bekoringen van de duivel was ingegaan, dan was er tenminste iets werkelijk in de wereld veranderd. Dan had hij misschien de hongersnood voorgoed uit de wereld kunnen helpen of een ultiem bewijs leveren van zijn goddelijkheid zodat iedereen spontaan tot geloof was gekomen. En als Jezus Christus zich aan de voet van de duivel had neergeworpen, dan zou ook iedereen hem gemakkelijker kunnen navolgen en niet moeten worstelen met de eigen menselijke trots. Vanuit het verhaal zelf is duidelijk dat de kardinaal zelf tijdens zijn leven niet aan de duivelse bekoringen kon weerstaan. Hierdoor projecteert hij zijn eigen geweld in zijn ideale afgodische Christusfiguur die niet meer overeenkomt met de Christusfiguur uit het evangelie.” (einde citaat R. Girard)
    En verder in de scriptie : “Het verhaal van de Grootinquisiteur laat heel goed de fundamentele dubbelzinnigheid zien (…) Doorheen twee perspectieven komen we terecht in een spanningsveld dat we ook vandaag nog herkennen. De kerkelijke structuren zijn opgezet om de radicale evangelische boodschap door te geven. Toch blijven het menselijke structuren, die dus niet ontsnappen aan het al te menselijk geweld van onze menselijke natuur is getekend. “Perhaps the anthropological role of the christian church in human history might be simplified as follows: to undermine de structures of sacred violence by making it impossible to forget how Jesus died and to show the world how to live without such structures by making it impossible to forget how Jesus lived.” (citaat : Baillie G., Violence unveiled: humanity at the Crossroads, 1995)

    BeantwoordenVerwijderen