donderdag 27 oktober 2022

Filosofie als elitaire bezigheid


De filosoof Carlo Ierna doet onderzoek naar de canon van de filosofie, dat wil zeggen naar de klassieke lijst van grote denkers die vooral witte, dode mannen bevat. Hij vraagt zich af of het gezag dat traditioneel aan die lijst wordt toegekend terecht is. Hij gaat na hoe die canon tot stand is gekomen, of er misschien ten onrechte grote denkers buiten zijn gevallen en of we nieuwe namen kunnen toevoegen. Zo komt hij tot het voorstel om drie vrouwen en twee mannen (waarvan één zwarte) op te nemen die volgens hem ten onrechte genegeerd zijn.

Dat levert een meer divers gezelschap op maar, zegt Trouw, noem Ierna geen diversiteitsactivist of, nog erger, woke: “De diversiteit die ik presenteer is relatief, alle denkers waren in goeden doen. Studeren, lezen en boeken schrijven vergden een zekere welstand. Het was een spelletje voor wie rijk was, of van adel.”

Filosofie als een spelletje. En nog elitair ook. Dat raakte me wel, en niet in positieve zin. Waarschijnlijk omdat ik filosofische reflectie beleef als meer dan een spelletje, eerder als een onbedwingbare existentiële activiteit voor het verkrijgen van minimaal noodzakelijke helderheid over ons bestaan en over de inrichting van ons samenleven.

Toch zit er beslist waarheid in die elitaire opvatting van filosofie. De dominante westerse filosofietraditie heeft onmiskenbaar aristocratische trekken. De Grieken en Romeinen koppelden van oudsher filosofie aan vrije tijd en vrijgesteld zijn en sloten daarmee de werkende klasse per definitie uit. Zij hebben daarmee de toon gezet, en – zoals gezegd – wat mij betreft met dubieuze gevolgen, want hoe werkelijk sociaal kan dat denken dan nog zijn? 

De oppositie tot de werkende klasse werd iets verzacht toen in de Middeleeuwen kloosterlingen zoals Thomas van Aquino, Duns Scotus en Nicolaas van Cusa hun leven aan het denken wijdden, maar vrijgesteld waren ook zij beslist wel. Daarna wordt het beeld wat gemengder. Hobbes, Leibniz en Russell, om er maar een paar te noemen, waren in goeden doen. Maar Descartes, hoewel van adellijke afkomst, moest een basisbaan buiten de filosofie voor zichzelf regelen en werd soldaat, Spinoza ging lenzen slijpen en Marx moest een groot deel van zijn leven sappelen en was overgeleverd aan de financiële genade van zijn schoonvader. 

Maar goed, laat het waar zijn dat een zekere welstand in het verleden vereist was voor het bedrijven van filosofie. Hoe zit het dan in onze dagen? Als er ooit welstand op grote schaal bestaan heeft is het nu wel, dus filosofie zou op grotere schaal dan ooit bedreven kunnen worden. Gebeurt dat ook?

Nagedacht wordt er zeker wel, en diepgaand ook. Maar dat vindt niet direct plaats op het terrein van bestaansverheldering en inrichting van de samenleving. Denkinvesteringen gaan voor het merendeel over nóg slimmere marketingtechnieken, nóg geraffineerdere juridische en financiële constructies, nóg meer sophisticated technische snufjes. Terwijl we uit oogpunt van welstand de bestaansverheldering niet hoeven te laten. Gaat misschien de lol eraf als het ‘spelletje’ niet meer elitair is? Of nemen we onszelf niet serieus genoeg? Wijlen de filosoof René Gude stelde in zijn werk die lacune aan de orde, en Huub Oosterhuis verwees er ooit naar met de vraag: “Als je zo goed kunt denken, waarom denk je dan niet méér na over hoe wij samenleven?”

Zie ook La trahison des clercs.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Filosofie als elitaire bezigheid en scrol naar beneden door.

2 opmerkingen:

  1. Hi, Naud. Is dat niet uit the great Gatsby met Leonardo di Caprio? Zijn belangrijkste thema is het milieu. Is dat het verband met jouw artikel? HG Victor

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Nee, het verband is een traditionele opvatting van filosofie als interessante vrijetijdsbesteding. Daarin worden een goed glas wijn en een comfortabele leunstoel gekoppeld aan een paar uitdagende vragen om eens lekker je tanden in te zetten.

      Verwijderen