‘Is dat wel waar?’, vroeg ik me af over de uitspraak van David Grossman in de weergave van Ilan Roos. Namelijk dat een schrijver probeert, bij de ontmoeting met andere mensen – en speciaal met de personages in zijn boeken –, tot het uiterste te gaan om ze te leren kennen. Ter illustratie vertelde Grossman een anekdote over een psycholoog die onmiddellijk achter een drenkeling het water in springt om deze uiteindelijk te redden. Terwijl een schrijver erachteraan springt en naar hem toe zwemt om uiteindelijk met hem te verdrinken.
Maar de meerderheid van de schrijvers die ik ken (toegegeven, dat zijn er niet zo veel) voldoen niet aan dat beeld. Schrijvers als Harry Mülisch of A.F.Th. van der Heijden, maar ook wel Amos Oz zijn wat mij betreft het tegendeel van een drenkeling. Zij zijn als goden in een zelf-gecreëerd universum vol al dan niet lineair verlopende verwikkelingen, waarin zij zelf tot op het allerlaatst de touwtjes in handen hebben. Reden voor mij om met het genre ‘roman’ niet zoveel op te hebben, ik ben meer van de poëzie.
Wel maak ik voor sommige schrijvers een uitzondering omdat zij de vreemdheid van de ander – of in termen van de filosoof Levinas: de scheiding – tot het eind toe serieus lijken te nemen. Met de scheiding doelt Levinas op het verstorende moment dat volgens hem optreedt bij iedere ontmoeting met een ander mens. Verstorend, maar tegelijkertijd voorwaarde voor echte dialoog en ontmoeting, wat verklaart dat er verwikkelingen mogelijk zijn en er over de ander geschreven kan worden. Al zal dat laatste bij het type schrijvers dat hier gevoelig voor is al gauw een hakkelend en voortdurend zoekend karakter hebben.
Voor Kafka geldt dat bijvoorbeeld, gezien de mate waarin hij door zijn eigen werk verrast en overvallen kon worden – zie zijn recent verschenen nagelaten verhalen In het labyrinth. En ik denk dat het voor Grossman ook geldt, wat te maken zal hebben met de vaststelling van Roos tegen het eind van zijn bespreking: David Grossman is niet bang om te voelen.
Maar moet je met dat besef van de scheiding, en dus van de onkenbaarheid van de ander, per se eindigen als drenkeling? Of, metaforisch opgevat, als verstoken van maatschappelijke inbedding en samenwerking en gedoemd tot eenzaamheid? Kafka’s levensloop lijkt dat te suggereren, maar Grossman laat het tegendeel zien.
Zie ook Buber, Levinas en het schandaal van de filosofie.
Wil je commentaar geven of zien: klik op Grossman, Kafka en de roman en scrol naar beneden door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten