Want een kernthema ís het wel, de verzameling van verdragen over mensenrechten en vluchtelingen van rond 1950. Tot stand gekomen na en onder invloed van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en de Sjoa vormen zij een fundament van de na-oorlogse door het Westen geleide orde. Maar ze dragen ook de sporen van die tijd, in die zin dat de ‘universaliteit’ in de praktijk beperkt was tot wie zich in de westerse wereld bevond. De afstanden tot de uitgestrekte in armoede gedrenkte delen van de wereld waren simpelweg te groot, de communicatiemiddelen te ontoereikend en de machtsverhoudingen te scheef om de universaliteit echt universeel te maken. Het aan iedereen toekennen van allerlei rechten was nog redelijk risicoloos.
Dat is veranderd. In tal van wereldstreken mag de armoede nog steeds schrijnend zijn, mobieltjes zijn er meestal wel en daarmee mogelijkheden voor de bevolking om meer te weten van andere delen van de wereld en andermans rijkdom. De mogelijkheden om te reizen zijn bovendien onvergelijkbaar veel groter dan 75 jaar geleden, dus universaliteit van (gelijke) rechten krijgt serieuze praktische consequenties. Veel meer mensen kloppen aan bij onze grenzen, en eisen hun rechten op. Kunnen en willen wij daarvoor onze grenzen écht open zetten? Het leidt tot hypocriet gedrag: in theorie aan iedereen dezelfde rechten toekennen, maar in de praktijk asielzoekers terugduwen. Dus er moet wel wat gebeuren met die verdragen, denk ik, want dit was niet de bedoeling. Maar hoe dan? Kun je rechten ook zien als niet-universeel? Moet je dan spreken over relatieve rechten? Het is duidelijk, uiterste zorgvuldigheid is hier vereist, en dan klinkt Remkes wel erg tussen neus en lippen door. Maar misschien kon hij daardoor al die klussen klaren.
Zie ook Hannah Arendt en vluchtelingen, Toen was naïviteit heel gewoon en Verdienste en hypocrisie.
Wil je commentaar geven of zien: klik op Universaliteit en hypocrisie en scrol naar beneden door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten