dinsdag 17 november 2009
Gezag
De Engelse socioloog Frank Furedi had het over gezag vorige week, maar hij kwam er niet goed uit - vond ik. Niet tijdens zijn Thomas More-lezing van woensdag en ook niet in zijn NRC-artikel van zaterdag. Ik vond het verwarde stukken.
De teneur van zijn bijdragen is overwegend somber. Pessimistisch wordt Furedi van de constatering dat de samenleving tegenwoordig iets kwijt is wat je niet missen kunt, namelijk gezag. Geen enkele maatschappij kan immers voortbestaan zonder de werking van gezaghebbende instellingen, een vorm van collectief gezag is noodzakelijk. Vroeger bestond dat gezag in het zelfvertrouwen van de professionals – leraren, rechters, wetenschappers en artsen – en het vertrouwen dat de bevolking als geheel in hen had. Daar kon je een samenleving op bouwen. Die stevigheid is nu zoek. Professionals geloven niet meer in zichzelf, zij verschuilen zich liever achter procedures en 'deskundigen'. En de bevolking vertrouwt de professionals niet meer. Vandaar de wildgroei aan regels en procedures. Die moeten het gezagsvacuüm vullen, maar hollen eigenlijk het gezag alleen maar verder uit.
Maar tegelijkertijd wijst Furedi erop dat die deskundigenadviezen maar een wankele status hebben. Dat blijkt “uit de voortdurend felle discussies over onderwerpen als opvoeding, gezondheid, levensstijl”. Veel burgers hebben lak aan de doorgeschoten regelgeving en een procedurele samenleving. Zij geloven liever in zichzelf. Dat heeft weliswaar tot gevolg, dat traditioneel gezag erodeert maar als - volgens Furedi’s eigen formulering – gezag te maken heeft met geloven in jezelf, dan is die burgerlijke mondigheid te beschouwen als een nieuwe vorm van gezag. Dat zou Furedi toch optimistisch moeten stemmen?
In die laatste gedachte word ik gesterkt door de ophef rondom de inentingscampagne tegen de Mexicaanse griep. Volgens de pessimistische opvatting verloopt die campagne niet goed. Er is reden tot zorg want het ministerie en de medische stand slagen er maar moeilijk in om grote groepen mensen aan de prik te krijgen. Zij hebben onvoldoende gezag.
Maar gezag, omschreven als de uitstraling van geloof in jezelf en daar het respect voor krijgen, is er wel degelijk. De prikweigeraar kan gezien worden als de zelfbewuste persoon die de zo door Furedi verfoeide betuttelende samenleving en doorgeschoten regelgeving afwijst. Hij gelooft in zichzelf en komt van daaruit tot relativering van de regels.
En dokter Coutinho en zijn collega’s geloven niet minder in zichzelf. Ze staan voor de boodschap die ze brengen en schuiven het gebrek aan respons niet af op falende communicatiestrategieën of domheid van de burger. In die zin zijn ze niet minder gezagsvol dan de weigeraars. Zo bezien is er bijna een surplus aan gezag, althans volgens het criterium van gezag als staan voor waar je in gelooft.
Wat er duidelijk ontbreekt, zeker ten opzichte van vroeger, is gezag in de betekenis van controle over de hele samenleving. Als iets waar een heel collectief naar luistert. Als Furedi vasthoudt aan dat idee – bijna instemmend haalt hij Odysseus en Plato aan die pleiten voor collectief gezag onder één leider – dan heeft hij reden om pessimistisch te zijn. Maar de vraag is of dat niet een achterhaald idee is. Tot halverwege de moderniteit konden natiestaten daarmee vooruit, op nationaal niveau schaarden burgers zich toen achter hun leiders. Nu werkt dat niet meer.
Thijs Jansen en Loet Leydesdorff (Trouw van 11 november) denken dat we in de situatie gekomen zijn dat nooit meer de gehele bevolking van een land overtuigd kan worden van bijvoorbeeld een inentingscampagne. Dat lukt hooguit nog bij kleinere, overzichtelijke gemeenschappen. Verschillen van inzicht zullen ons, mede dankzij de voortschrijdende wetenschap, blijven vergezellen. Immers, zo zeggen zij, het besef heeft zich diep gevestigd dat kennis toch vaak alleen maar voorlopig is. Van die gedachte had men vroeger geen last.
Daar wil ik nog een andere factor aan toevoegen, die niets te maken heeft met wetenschap of (post-)moderniteit. Die factor is zo oud als de wereld en bestaat erin dat mensen gewoon nee kunnen zeggen. Het is al vaker gebleken dat de inhoud van een onderhavige kwestie bij zo’n weigering geheel geen rol speelt. Zelfs kan het zo zijn dat mensen het met de inhoud van een plan wel eens zijn en dan toch nog weigeren. Simpelweg omdat een ander het voor je heeft bedacht.
Zie ook Parrèsia
Labels:
de ander,
denkgeweld,
discussiecultuur,
kennis,
leiderschap,
Nee zeggen,
Plato,
vakmanschap,
wetenschap
Posted by
Naud van der Ven
op
17:35
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten