vrijdag 15 oktober 2010
Fatsoen en identiteit
“Moderne Europese christenen vinden het moeilijk om hun identiteit te formuleren” zegt Sam Janse in Trouw en ik denk dat hij gelijk heeft. Het Christendom heeft in de Westerse samenleving zijn sporen nagelaten in de vorm van grondrechten, sociale verworvenheden en opvattingen over goed en fout. Op dit punt in de geschiedenis gekomen kun je zeggen: de kerken hebben hun bestemming bereikt en zij mogen nu aan hun eigen succes ten onder gaan. Het religieuze Christendom is geworden tot algemeen seculier fatsoen.
Daarbij kun je denken aan het fatsoen van de jaren vijftig: gedisciplineerd, kleinburgerlijk en een beetje benauwd. De kerken hebben in die disciplinering stellig een belangrijke rol gespeeld, het was niet voor niets dat de enigszins gegoede middenklassen werden gezien als de ruggengraat van de kerken.
Maar zo benepen hoef je fatsoen niet op te vatten. Het kan ook gaan over werkelijk fatsoen, zoals dat van dokter Rieux uit het boek La Peste van Camus, aangehaald door Sam Janse. Deze dokter is humanist en gelooft niet in God, maar hij schrikt er niet voor terug om de besmettelijke pestlijders te bezoeken. Gevraagd naar zijn motief om dat te doen zegt hij: “uit fatsoen”.
In beide varianten van fatsoen heeft het Christendom een probleem. Als het gaat om dat kleinburgerlijke fatsoen: dat heeft iets benepens en het is weinig inspirerend. Het is dat fatsoen dat de kerken vlak en dof maakt en vloeiend doet overgaan in een gereguleerde burgerlijke samenleving. Dat is te beschouwen als een verdienste maar erg wervend is het niet.
Als het gaat om het verinnerlijkte fatsoen van dokter Rieux: dat is zeer lofwaardig. Het probleem hiermee is, zoals Janse zegt, dat het onderscheid tussen dit humanisme en Christelijke naastenliefde vervaagt. Wat is er nu nog specifiek aan de Christelijke identiteit als humanisten daarvan de belangrijkste dingen hebben overgenomen? Die eigenheid is dan niet goed aanwijsbaar meer en dat is een probleem, want identiteit is een veel gevraagd artikel. Dat mag blijken uit het succes van Geert Wilders die inspeelt op die behoefte, liever dan op fatsoen. Met al zijn verdiensten voor de samenleving kan het Christendom dat juist niet meer bieden.
Nu zit er in deze verwatering van de Christelijke identiteit wel een zekere logica. Je kunt zeggen dat die verwatering al in het vroegste Christelijke programma besloten lag. Want dat programma wilde een einde maken aan allerlei voorheen bestaande particuliere identiteiten. In de woorden van Paulus’ brief aan de Kolossenzen: “Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen”. Het Christendom wilde nadrukkelijk universeel zijn.
Maar dan moet je ook niet meer moeilijk doen over identiteit, want dat is per definitie iets particuliers. Als de kern van je geloof universalisme is, dan heb je juist je doel bereikt bij de opheffing van je identiteit. Je hebt dan alle particulariteit overstegen.
Wat dat betreft ben ik wel benieuwd naar de toekomst van de Islam. Want die geldt als een duidelijke particuliere identiteit, met bijbehorende uiterlijke verschijningsvormen en eigenheden. De Islamkenner Reza Azlan zegt met zoveel woorden dat het in de Islam meer draait om identiteit dan om geloof. Maar tegelijkertijd heeft de Islam grote universele aspiraties en is er de wens om die identiteit grenzeloos en wereldomspannend te maken. De vraag is dan: kan dat wel bestaan, een grenzeloze identiteit?
Zie ook Overmoedige Verlichting
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten