donderdag 28 september 2017

Praktisch is niet altijd praktisch


‘De handen uit de mouwen steken’, dat blijft met stip een hoog gewaardeerd concept in onze samenleving. Het is niet voor niets dat opleidingen zoals bouwkunde, rechten en financiën, die als doel hebben om praktische oplossingen te geven waar bedrijven en politici mee ‘aan de slag’ kunnen, zo hoog aangeschreven staan. Zoals ook geldt voor de studie medicijnen, omdat je daarmee medeburgers direct kunt helpen.

Vanuit die mindset gedacht is het bijna niet te verteren als ‘praktisch’ minder handig blijkt uit te pakken dan je in eerste instantie zou verwachten. En toch lijkt die actie-gerichte samenleving inderdaad op allerlei fronten vast te lopen. De reden daarvoor is, volgens Willem Ferwerda in zijn ‘Duurzame troonrede’, dat de praktische oplossingen die door de genoemde hoogaangeschreven opleidingen worden geboden zonder uitzondering als kenmerk hebben dat ze bereikt worden door verregaande reductie van de complexiteit van de werkelijkheid. Men hakt, om te komen tot oplossingen, de wereld in juridische of materiële of lichamelijke stukjes die één voor één kunnen worden aangepakt.

Wat je daardoor onderweg bent kwijtgeraakt, is de kijk op het systeem van de werkelijkheid als geheel: de veelheid van verbindingen waardoor, in de loop van de tijd, alles met alles samenhangt. En dat wreekt zich in de vorm van onbegrepen ziekten, menselijk chagrijn en klimaatverandering. Dan blijkt praktisch toch minder praktisch te zijn. En het is maar de vraag of het oude denken – van het reduceren van complexiteit – ons op dit punt nog vooruit kan helpen.

Maar de adoratie van de actie zit wel erg diep verankerd in onze cultuur. Sowieso is het iets menselijks om actie voorrang te geven boven reflectie, ook wel de action bias genoemd. Dat instinct heeft een evolutionair-biologische oorsprong: in ons verleden als jager-verzamelaar was activiteit veel nuttiger dan nadenken.

Daar komt, volgens veel schrijvers, een extra waardering voor de actie bij in de Westerse cultuur. Sinds Socrates was kennisverwerving niet alleen een doel op zichzelf, maar nadrukkelijk een middel om de menselijke werkelijkheid te beheersen en te veranderen. Het activisme zat daar al in opgesloten, en dat kreeg vleugels met de wetenschappelijke revolutie van de 17e en latere eeuwen.

Hoezeer daarin de drijfveer aanwezig was tot actie maakte onlangs Robbert Dijkgraaf duidelijk voor het gebied van de natuurkunde. Daar is wat hem betreft sprake van ‘de vloek van het toepasbare’, omdat men geen genoegen neemt met het vaststellen van wetmatigheden en het verwerven van kennis, maar zich schikt naar toepasbaarheidsdwang: omdát natuurkunde kan worden toegepast, móet het worden toegepast.

Volgens Frits Bolkestein is Westerse politiek ten prooi aan een zelfde soort actie-adoratie. Actie zou volgens het gangbare denken per definitie beter zijn dan geen actie, maar  Bolkestein betwijfelt dat. Ger Groot ontwaart achter die actie-gerichtheid ongeduld, en noemt dat “misschien de voornaamste ondeugd van de moderniteit”. In veel van zijn columns wijst Bert Keizer op onze overdreven medische actiedrang: er wordt veel gehandeld terwijl we weten dat het niet helpt.

Gaan wij dit te boven komen? Gaat het ons lukken om aan vormen van ‘passiviteit’ een zekere waardering te geven? Dat daarvoor mogelijk een ingewikkelde heroriëntatie nodig is suggereert een uitspraak van de Amerikaans-Indiase geleerde Gayatri Spivak. Zij meent dat het onze taak is “te leren hoe wij niet kunnen helpen”.

Zie ook Bellen blazen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten