vrijdag 15 april 2011
Dik en dun herinneren
De maand van het herdenken staat op uitbarsten. Te beginnen met de viering van de Uittocht uit Egypte – zo’n 3500 jaar geleden – die het onderwerp is van de komende Pesachweek. Dan volgen op 1 mei Jom Hasjoa en op 4 mei de Dodenherdenking ter herinnering aan de Holocaust en de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. En tenslotte vieren we op 5 mei Bevrijdingsdag, ter gedenking van de bevrijding van de Nazi’s en de vrijheid die we sindsdien genieten.
Om enigszins overeind te blijven in deze orgie van Historie, Afzichtelijk Leed, Traditie, Mythe, Nostalgie en Vreugde maak ik een paar onderscheidingen die mij helpen om in ieder geval voor het eerste deel van die maand – gedurende het Pesach-feest – mijn focus te kunnen bepalen.
De eerste onderscheiding die ik wil aanbrengen binnen het herinneren is die tussen het niet-mógen-vergeten en het per-se-wíllen-onthouden. Tot de eerste categorie behoren de herdenkingen van de Sjoa en de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Zoals we gezien hebben aan de geschiedenis van de 4 mei herdenkingen kent deze categorie van het herinneren de neiging om zich ongelimiteerd uit te breiden. Dat schept een probleem want daardoor verliezen de herdenkingen aan zeggingskracht. Maar vanuit het perspectief van het niet-mogen-vergeten is de uitbreiding terecht, want ook de gruwelen die bijvoorbeeld Bosniërs, Ruandezen of Irakezen hebben ondergaan zijn te erg om te mogen worden vergeten. Dit is, kortom, een bloedserieuze aangelegenheid.
Tot de tweede categorie behoort het herdenken van de Uittocht uit Egypte. De rabbijnen uit de Hagada stellen deze herdenking voor als behorend tot de eerste categorie. Ze zeggen dat die herdenking een plicht is: je mág de Uittocht niet vergeten. Maar dat verdoezelt het gegeven dat we dat vooral wíllen. We hebben, als Joodse gemeenschap, het op een bepaalde manier goed met elkaar – een manier van denken, voelen en willen. Die manier van zijn is niet te realiseren in een onderworpen positie. Dus de bevrijding uit de slavernij die we ooit meemaakten was daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Dit herinneren is dus vooral leuk.
De tweede onderscheiding binnen het herinneren is die tussen wat Avishai Margalit en Bert Keizer noemen het ‘dikke’ en het ‘dunne’ herinneren. Het dikke herinneren is gekoppeld aan ‘dikke’ relaties, zoals die met broers, zussen, vader, moeder, of iets verder weg gelegen familie- of stamgenoten en sommige collega’s. Het dunne herinneren is gekoppeld aan ‘dunne’ relaties, zoals die met (andere) collega’s, landgenoten, seksegenoten, mensen ver van je bed. Dat herinneren is gebaseerd op het universele respect dat mensen elkaar verschuldigd zijn, uitsluitend op basis van het feit dat zij mensen zijn.
Deze tweede onderscheiding raakt aan de eerste onderscheiding, die tussen willen of moeten herdenken. Het probleem met het moeten herdenken dat we daar benoemden, namelijk van het uitdijen van de 4 mei herdenking, ligt besloten in het centraal stellen van de dunne relaties: als alle mensen evenveel aandacht van je moeten krijgen verdunnen zich de herdenkingen en sociale interacties tot op het punt dat ze nietszeggend worden.
Aan de andere kant raakt het willen herdenken aan de aanwezigheid van dikke relaties. Als een bepaalde gemeenschappelijke manier van denken, voelen en willen het herinneren motiveert, dan kan het bijna om niets anders gaan dan de dikke relaties die je met familie, geestverwanten en vrienden onderhoudt. Waarbij zelfs die laatste groep, die van de vrienden, al twijfelachtig genoemd kan worden in termen van dikte. In de woorden van Alex van Warmerdam: “Als ik ga nadenken over de verhouding tussen twee vrienden, dan stopt mijn fantasie gelijk. In de familie daarentegen, daar borrelt het, daar kun je van alles instoppen, zonder dat je het uit hoeft te leggen”. En familiebanden (en vriendschap toch ook wel) teren op herinnering.
Het zal duidelijk zijn dat in dit laatste concept van de dikke relaties het gevaar schuilt van etnocentrisme, chauvinisme of zelfs tribalisme, zoals Margalit zelf ook erkent. Toch geef ik me daar met Pesach graag aan over. De Uittocht herdenken we omdat we het willen. Dus geen plichten de komende week, ik zit dan in de categorieën van de gewilde herinnering en de dikke relaties.
Labels:
Bert Keizer,
chauvinisme,
discussiecultuur,
Joodse traditie,
nationalisme,
particularisme,
Sjoa
Posted by
Naud van der Ven
op
08:50
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten