Die vraag komt in me op nu ik op de Franse televisie alweer maanden lang de beelden zie van stakende machinisten en piloten, van een geweldsorgie op 1 mei in de straten van Parijs, maar vooral van de verbeten verdedigers van een anarchistisch vrijstaatje, door henzelf aangeduid als Zone-à-défendre (ZAD). Het gaat om een gebied van 25 hectare bij het plaatsje Notre-Dame-Des-Landes, dat een jaar of twintig geleden was aangewezen als de locatie voor een nieuw aan te leggen vliegveld, en dat vervolgens is bezet door tegenstanders van het vliegveldplan. Dat plan is nu afgeblazen, maar de bezetters weigeren hun territorium te verlaten, met een beroep op hun autonome en ecologische manier van leven daar. Inmiddels resulteert dit in dagelijkse gevechten tussen de handhavers namens de staat en de activisten, met flink geweld van beide kanten.
Ik vind het er vrij zielig uitzien, maar tot mijn verbazing krijgen de ‘zadisten’ steun uit heel Frankrijk. Van bejaarden tot en met gezinnen met jonge kinderen komen hun sympathie betuigen aan de utopisten, vanwege ‘de manier van samenleven’ die zij praktiseren. Het is duidelijk: hier zijn diepe drijfveren en verlangens in het spel. En een krachtige verzetsromantiek die teruggaat op de Franse Revolutie.
Ik bezie dat alles met verbazing, omdat de onmachtigheid van de utopie zo in het oog springt. Hindermacht hebben de bezetters ongetwijfeld, maar is er ook het vermogen tot een realistisch en constructief alternatief?
Ik ben bang van niet. De eerste, en meest akelige reden voor dat pessimisme is de doordringende almacht van het kapitalisme. Dat is zo alom aanwezig en luidruchtig, dat de enige mogelijkheid van verzet nog slechts lijkt te kunnen bestaan in heel hard terugschreeuwen. Omdat je jouw deel van de koek wilt (de machinisten) of omdat je juist niet mee wilt doen (de zadisten). Misschien lucht het op, maar het zet geen zoden aan de dijk.
De tweede reden, niet minder belangrijk, is dat men het daarbij laat. De verzetscultuur is niet altijd even goed doordacht. Het voedt zich met romantische en utopische ideeën over zuiverheid en onthechting die al gauw krachteloos worden. Die zijn geen partij voor de akelig overweldigende kracht van het kapitalisme.
Het lijkt wel of de zuidelijke helft van Europa (ik denk vooral aan Frankrijk en Italië) van die verzetsromantiek meer last heeft dan de noordelijke. De schrijver Jean Peyrelevade koppelt dat aan de invloed van het Katholicisme in die landen. Een meer nuchtere, zakelijke omgang met geld heeft zich in het Katholicisme volgens hem niet goed kunnen ontwikkelen, omdat geld daar altijd in een kwade reuk heeft gestaan. Het had teveel met het wereldse en te weinig met het hemelse van doen. Geld verdienen was verbonden met schuld, en het vergaren van fortuin met zonde. Dat kon je beter aan vreemden overlaten, bijvoorbeeld Lombarden of Joden. En je vervolgens boos maken over alles wat met geld te maken heeft.
Volgens Peyrelevade heeft het Protestantisme, dat vooral in de noordelijke helft van Europa succesvol was, die wereldvreemde kantjes afgeslepen van de overgeleverde opvattingen. Voor Protestanten was er niets mis met geld verdienen. In plaats van utopisch verzet tegen alles wat met geld te maken heeft, ontwikkelden zij een meer volwassen omgang met geld en andere wereldse zaken. Verklaart dat misschien dat de verzorgingsstaten in Noord-Europa robuuster zijn dan die in Zuid-Europa?
Zie ook Denken doet ertoe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten