woensdag 22 januari 2025

Overspannen spraakverwarring


Het lijkt raar, een discussie in de publiciteit over de vraag wat beter is: empathie, sympathie, compassie? We hebben toch geleerd dat dat allemaal goed is? De aanleiding voor de discussie is de verschijning van het boek Tegen empathie. Een pleidooi voor rationele compassie van Paul Bloom in Nederlandse vertaling. Zo’n titel alleen al, dat kán toch niet? “Ik schrok ervan”, schrijft iemand, “als sociaal werker zie ik empathie als cruciale vaardigheid die ons, in tijden van polarisatie, kan helpen elkaar weer te horen en begrijpen. Paul Bloom verwart, mijns inziens, empathie met sympathie”. En zo volgt er al snel een semantische discussie waarin de één compassie noemt wat voor de ander empathie is, terwijl voor een derde het moet gaan over sympathie. Bloom zelf vindt, zoals gezegd, empathie schadelijk, maar wat hem betreft valt er nog te onderscheiden tussen gevoelsmatige en cognitieve empathie, en die laatste vindt hij wel te verdedigen.  

De spraakverwarring lijkt soms compleet. Je vraagt je af: is er geen beter moment te verzinnen voor een dergelijke discussie? Het tot in de finesses bespreken van de subtiliteiten van compassie, empathie en sympathie en hun verschillen voelt een beetje misplaatst op het moment dat er in de VS een president wordt geïnstalleerd die met geen van de drie begrippen bekend lijkt te zijn. Wat de verschillen ook zijn, we hebben ze alle drie waarschijnlijk meer nodig dan ooit, dat is ook gewoon een kwestie van beschaving. Verder is het best pijnlijk om die verwarring aan te zien. Alle deelnemers aan de discussie hebben het beste voor met de ander of de anderen, maar ze blijven steken in al dan niet beredeneerde afbakeningen van de verschillende begrippen. 

Toch kan ik het ongemak dat het begrip empathie oproept wel begrijpen, maar dat euvel deelt empathie met sympathie en compassie, hoe je die begrippen ook definieert. De drie begrippen hebben in de praktijk vaak een ondeugdelijke aanname gemeen, namelijk dat je weet wat goed is voor de ander of de anderen voor wie je empathie, sympathie of compassie opbrengt. De maakbaarheid van die kennis is, voor alle drie begrippen, steeds nadrukkelijk aanwezig. En daarmee de inspanning die daarvoor geleverd moet worden. Je moet je “verplaatsen in de ervaring, gevoelens en behoeften van de ander”, aldus een ingezonden brief. Het gaat erom, volgens Bloom, om te “achterhalen wat je vooroordelen zijn. We moeten dus echt proberen om iets vanuit het perspectief van de ander te zien.” Hier treedt al snel een soort overspannen inspanningsverplichting op, het ethische ik moet het allemaal zelf waarmaken. Maar als het nou eens in een heleboel gevallen onmogelijk is om precies te weten wat de ander of de anderen willen? Bloom noemt die mogelijkheid wel even, want hij zegt over het kennen van het perspectief van de ander: “Makkelijk is dat niet, en misschien zelfs onmogelijk”. Denken voor een ander doemt dan op als valkuil. 

Ik zou zeggen, laat de ander of de anderen maar komen. Het denken voor anderen is in principe niet te stoppen, maar houd er rekening mee dat jij niet kunt verzinnen wat er in de ander(en) omgaat. Maar je mag er wel van uitgaan dat zij zelf wel een keer vertellen wat ze nodig hebben. Dat scheelt een hoop overspanning en waarschijnlijk ook een hoop discussie, mits je op die momenten alert bent. En natuurlijk blijven we in de omgang empathisch, sympathisch en vol compassie. Dat is een kwestie van sociale hygiëne.

Zie ook Levinas en empathie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Overspannen spraakverwarring en scrol naar beneden door.

1 opmerking:

  1. Beste Naud, Interessante beschouwing over empathie. Ik benader het begrip ‘empathie’ (zoals je kunt verwachten) meestal vanuit de mimese – en dan komen de negatieve vormen van empathie ook al snel in beeld. Bijvoorbeeld ressentiment – dat ik kan ik vaak wel ‘begrijpen’, daar kan ik wel empathie voor opbrengen, maar tegelijkertijd wil ik afstand scheppen tot dat genre gevoelens. Hoe dan verder? Groet, Berry

    BeantwoordenVerwijderen