dinsdag 28 december 2021

Een knap staaltje samenzweren


Voor een complot is het wel heel knap uitgewerkt wat er nu gebeurt. De coronamoeheid heeft over de hele wereld al grote hoogtes bereikt, en dan laten de listige samenzweerders plotseling een nieuwe variant opduiken in Zuid-Afrika, de omikron. 

Ze zetten één kenmerk daarvan al direct stevig aan: de grote besmettelijkheid, groter dan welke andere variant dan ook tot nu toe. Paniek gegarandeerd. Maar de complotberamers bouwen ook een onzekerheid in, namelijk over de ernst van de omikronbesmetting. Ze geven alle onderzoeksinstituten, die van Zuid-Afrika tot en met Amerika, van het RIVM tot en met  de overige Europese gezondheidsinstellingen, de instructie dat ze voorlopig nog niks kunnen zeggen over de ernst. Daardoor blijft de spanning er lekker lang in, de run op vaccins neemt toe, de ontregeling wordt maximaal.

En het werkt! De onderzoeksinstellingen kwijten zich voorbeeldig van hun taak: soms constateren ze ernstige impact, dan lijkt het weer mee te vallen; in ieder geval houden ze ons al weken op professionele wijze in onzekerheid. Dit alles is een weergaloos staaltje organisatiekunst. Van wie ook weer? Ja, Bill Gates, of Hillary Clinton of het pedofielennetwerk.

Het zal duidelijk zijn dat ik die complottheorie niet overtuigend vind. Wel til ik zwaar aan het schaamteloze reilen en zeilen van farmaceutische multinationals als Pfizer en Moderna. Die spinnen voor miljarden garen bij de covid-uitbraken, ook als dat puur natuurlijke uitbraken zijn. Ze laten het armlastige, grootste deel van de wereld aan hun lot over.

Die multinationals hebben daar geen complot voor nodig. De neoliberale spelregels die we met zijn allen hebben opgetuigd en de terughoudendheid van overheden zijn voldoende om dit te faciliteren.

Zie ook Joden zijn geen virussen en virussen zijn geen Joden en Levinas en scepsis

Wil je commentaar geven of zien: klik op Een knap staaltje samenzweren en scrol naar beneden door.

donderdag 16 december 2021

Abstract idealisme


Ik heb weinig met migratieoptimisten zoals Leo Lucassen of Lisa-Marie Komp, die in de media regelmatig pleiten voor ongelimiteerde opvang van migranten en niet geloven in zoiets als ‘een aanzuigende werking’ bij het openzetten van grenzen.

In de eerste plaats vind ik ze niet consistent. Ze zeggen dat het niet meer dan logisch is dat mensen weg willen uit plaatsen waar ze weinig kansen hebben, naar landen met meer welvaart en betere perspectieven. Dat is altijd zo geweest, zeggen Lucassen en Komp, daar is niets bijzonders aan. Ik denk dat ze daar gelijk in hebben, en ook dat het heel begrijpelijk is dat mensen hier naar toe willen. Zeker in tijden van mobieltjes die dagelijks aan iedereen tonen hoe goed wij het hier hebben. Maar dat is zo’n beetje de definitie van aanzuigende werking, dus te ontkennen dat die werking er is vind ik raar en inconsistent.

Verder zeggen de migratieoptimisten dat wij in het Westen makkelijk iedereen op kunnen vangen die hier naar toe wil. De Potential Net Migration Index van de Amerikaanse opiniepeiler Gallup heeft berekend dat, als elke wereldburger die dat wil ook daadwerkelijk zou migreren naar een land naar keuze, de Nederlandse bevolking zou groeien met 29 procent, de Britse met 37 procent en de Duitse met 45 procent. Het droge commentaar van Trouw bij deze cijfers is dat voor zo’n volksverhuizing in rijke landen weinig steun bestaat.

Dat kun je wel zeggen, ja. De werkelijke migratiecijfers zijn onvergelijkelijk veel lager, maar creëren nu al maatschappelijke wrijving. Ik vind zelf dat Nederland, gegeven de spanningen die het oproept, de integratie van nieuwkomers behoorlijk goed verzorgt. Maar als je beweert dat er zonder problemen nog veel meer mogelijk is, dan ben je blind voor de sociaal-emotionele effecten die zo’n maatschappelijk integratieopgave met zich meebrengt.

Het overkoepelende bezwaar dat ik heb tegen redeneringen als die van Lucassen en Komp betreft de abstractheid van hun denken. Mensenrechten – en die omvatten in hun visie het recht op migratie – zijn voor hen absoluut, en als de absoluutheid van die rechten eenmaal is vastgesteld, zijn overwegingen van haalbaarheid, sociaal-maatschappelijke wrijvingen, en historische verbanden niet relevant meer. Maar zo werkt het natuurlijk niet.

Voor een visie op mensenrechten die van meer werkelijkheidszin getuigt zoek ik liever aansluiting bij Hannah Arendt. Haar kanttekeningen bij de mensenrechtenverklaringen uit de jaren vijftig blijven onverminderd relevant.

Zie ook Iedereen helpen? Dat verlamt

Wil je commentaar geven of zien: klik op Abstract idealisme en scrol naar beneden door.

vrijdag 10 december 2021

Communicatie als gegarandeerd product


“We proberen mensen steeds opnieuw te overtuigen van het belang van de naleving van de basisregels, maar blijkbaar slagen we, ook ikzelf, er steeds minder goed in dat verhaal over het voetlicht te brengen. En dat reken ik mezelf aan. We zullen dit beter moeten doen.” Aldus Mark Rutte op de persconferentie van 27 november.

“Dat reken ik mezelf aan”, wat voor gedachte gaat achter die uitspraak schuil? Daar zit de opvatting achter van communicatie als het simpelweg overdragen van een pakketje informatie en kennis van de zender naar de toehoorder. Als daar iets misgaat, is het idee, dan heb je van de overdracht gewoon te weinig werk gemaakt. Want in principe is het goed te doen: het is niks anders dan het vinden van de goede brievenbus en het pakketje erin duwen. Zoals ook het ‘sensibiliseren’ van Pieter Omtzigt in principe werd opgevat als een technische kwestie. Niet heel veel anders, trouwens, dan wat de vele reclamedoorduwstemmen om ons heen voortdurend suggereren.

Deze enge opvatting van menselijke communicatie lijkt parallel te lopen met een tot nu toe gangbare opvatting over het gedrag van computers: als je die maar voedt met voldoende data komt er, mede door de zelflerende algoritmes, altijd een wenselijk resultaat uit. Door allerlei recente onthullingen, onder andere van de ontsporing van de Belastingdienst in haar jacht op mensen met lage inkomens, begint dit informaticadogma zijn geloofwaardigheid te verliezen. Ieder zenden vindt, daar komen informatici nu achter, kennelijk plaats in een van waarden en ethische vragen gevulde ruimte. Ook informatici ontkomen er niet meer aan daarover na te denken.

Als de simplistische, lineaire opvatting van communicatie in de informatica al slecht uitpakt, hoeveel ingewikkelder moet de communicatie tussen mensen dan wel niet zijn? Met pakketten van waarden en ethische vragen die niet, zoals in de informatica, alleen aan de kant van de zender te vinden zijn. De computer als ontvanger heeft daar immers geen last van. Maar de aangesproken mens als ontvanger des te meer. Dan zul je toch per definitie in je communicatie er rekening mee moeten houden dat de aangesproken ander misschien wel écht heel anders is dan jij kunt verzinnen. Gegarandeerd succesvolle communicatie is dan ondenkbaar.

Het blijft curieus dat veel van onze publieke en commerciële, en misschien ook wel interpersoonlijke, communicatie op die gedachte van gegarandeerd communicatiesucces gebaseerd is. Dat is ook filosofisch interessant: alsof er maar één uiteindelijke waarheid of set van waarden is, die dus ook voor iedereen geldt en vroeg of laat voor iedereen helder kan worden. Sinds de dagen van Socrates is dat in feite een westers uitgangspunt. De gedachte van fundamentele pluraliteit en verschillen tussen mensen krijgt daar ten enenmale geen kans. De vraag ‘Zou een ander ook iets ánders kunnen denken of menen , jouw opvatting niet delen?’ verdwijnt uit het zicht.

Een andere situatie doet zich voor als de regering van een land oordeelt dat de toestand in het land, bijvoorbeeld door oorlog of pandemie, zo ernstig is dat het algemeen belang vereist dat met bepaalde opvattingen of sets van waarden tijdelijk geen rekening wordt gehouden. Dan roep je de noodtoestand uit. Maar die moet vooral niet verward worden met goede communicatie, denk niet dat je het dan collectief eens bent of iedereen kunt overtuigen. 

Daarom moeten we zuinig zijn met het uitroepen van de noodtoestand. Het is niet voor niks dat dictators en controlegerichte managers daar dol op zijn. En ja, Rutte en De Jonge zullen ondertussen moeten voortmodderen en echt niet iedereen bereiken.

Zie ook Communicatie is een waagstuk

Wil je commentaar geven of zien: klik op Communicatie als gegarandeerd product en scrol naar beneden door.

donderdag 25 november 2021

Kitsch is al best oud


Bij ons om de hoek bevindt zich het nieuw opgezette stadscentrum van Zaandam. Ook wel aangeduid als ‘Disneyland Zaandam’ of ‘het grootste neokitsch project na Las Vegas’ vanwege de vele nieuw geconstrueerde Zaanse geveltjes in alle tinten groen en Monet-blauw. 

Is er iets mis met mijn goede smaak, dat ik toch iedere keer weer geniet van de bonte gevelvariëteiten en slingerende fietspaden?

Misschien wel, maar dat komt ook omdat we in het Westen al sinds de 19e eeuw gewend zijn om te genieten van neparchitectuur. Denk aan de zogenaamde vakwerkhuizen aan de Amsterdamse Ceintuurbaan met hun knusse erkers en aan de vele gipsen engelenhoofdjes uit die tijd. En wat is het Concertgebouw anders dan een verzameling van nepbarokke, nepklassieke en neprenaissance ornamenten? 

Ik heb dus geleerd ervan te genieten, want hoe dan ook schept die ambiance een leuke sfeer, ik vind het wel gezellig. Mijn Zaanse plezier verschilt daar niet wezenlijk van, waarschijnlijk omdat het zorgvuldig vermijden van bruut modernistische vormentaal aanvoelt als een sympathiek gebaar van warmte.

Zie ook Ontzettend fout

Wil je commentaar geven of zien: klik op Kitsch is al best oud en scrol naar beneden door.

vrijdag 19 november 2021

Mixed blessings


De lezing in de synagoge van deze week is onderdeel van de verhalen over Jacob, en die verhalen zitten vol  paradoxen. Een daarvan betreft de uitkomst van de nachtelijke worsteling van Jacob met een geheimzinnige ander bij Pniël. Die uitkomst is bijna letterlijk een mixed blessing. Jacob krijgt na de worsteling de zegen, maar hij loopt sindsdien wel mank.

Die paradox staat wat mij betreft model voor een andere paradox die – maar dan als een soort permanente achtergrond – volop aanwezig is in eigenlijk alle hoofdstukken vanaf Jacobs geboorte tot aan zijn terugkeer in Kenaän. Het is de paradox dat we lezen over een listige bedrieger, maar wel een die onze aartsvader wordt, en die via de naam Israël de belichaming is van het Joodse volk. 

Het is beslist onderhoudend om te lezen over de manier waarop Jacob zijn broer Esau en zijn vader Isaak voor de gek houdt met het eerstgeboorterecht en de aartsvaderlijke zegen, en hoe hij zijn neef Laban betaald zet door hem op een listige manier bokken en geiten te ontfutselen. Maar de niet te missen vertwijfelde subtekst die daar onderdoor loopt is de vraag: en deze man is voor ons een baken van oriëntatie en levensvisie? Zo’n aartsvader moet toch een voorbeeldfunctie hebben?

Althans, voor de lezers is dat een doorlopende vraag, de Tora zelf lijkt er nauwelijks mee te zitten, die vertelt onverbloemd de ene intrige na de andere. Maar al bij de oudste commentaren op de Tora lijkt de vraag een rol te spelen of het wel door de beugel kan wat Jacob uitspookt. Het mooie is dat ook die commentaren niets verhullen, ze noemen alles bij de naam. 

Maar ze kwalificeren de bedriegerij wel als probleem. De midrasjverzameling Beresjiet Raba vertelt bijvoorbeeld naar aanleiding van de eerste keer dat Jacob met Lea mocht slapen: “In de morgen, zie het was Lea. Hij zei tegen haar: ‘Bedrieger, dochter van een bedrieger, noemde ik jou vannacht niet Rachel en jij gaf mij antwoord?’ Zij antwoordde: ‘Is er een leraar zonder leerlingen? Noemde je vader jou niet Esau en jij gaf hem antwoord?’”

Latere rabbijnse commentaren praten de bedriegerij liever weg. Sommige, zegt Nechama Leibowitz, hebben geprobeerd een rechtvaardiging te zoeken of op zijn minst verzachtende omstandigheden te vinden voor schandelijk gedrag. Andere hebben geprobeerd zich in te leven en er zo nog íets van te begrijpen. 

Die commentaren doen bijvoorbeeld, op nogal geforceerde wijze, moeite om Esau zwart te maken, zodat Jacob in contrast daarmee in een gunstiger daglicht komt te staan. Zo legt de Middeleeuwse commentator Rasji de omschrijving van Esau als ‘uitstekende jager’ uit als zou hij een vlotte prater zijn die anderen bedriegt, vooral zijn vader Isaak. Daarmee rechtvaardigt Rasji Jacobs diefstal van Esau’s geboorterecht en zegen. Nog eeuwen lang bleven de rabbijnen Esau verder in diskrediet brengen door hem te associëren met Rome, de spreekwoordelijke vijand van het Joodse volk.

Weer latere, maar nu humanistisch geschoolde, Joodse commentatoren wijzen uiteraard de verbloemende goedpraterij van de middeleeuwse rabbijnen af, maar benadrukken het groeipad dat Jacob als mens doorloopt. Zo bijvoorbeeld Harvey Fields in zijn Toracommentaar voor onze tijd: “Ons onderzoek naar de manier waarop Jacob verkoos op Laban te reageren, heeft geresulteerd in inzicht in de groei en ontwikkeling van zijn karakter. Hij komt Charan binnen als iemand die misleidt en bedriegt, en hij gaat er weg als een man die volwassen is geworden en zich heeft ontwikkeld tot een krachtig, redelijk en integer man”.

Tenslotte wil ik nog de Nederlands schrijver Andreas Burnier noemen. Zij trekt een vergelijking tussen Jacob en moderne westerse creatieve kunstenaars die, hoe begaafd ook, meestal niet de meest sympathieke, harmonische individuen zijn. “Hun vaak onverzadigbare narcisme en hun overige neurotische trekken kennen wij uit biografieën en brieven, en tegenwoordig ook uit de massamedia die ons een ontluisterende kijk geven op hun gedrag. Toch hebben wij hen nodig en vereren wij hen zelfs”. Je kunt hierbij denken aan Rembrandt of Picasso. Wie zijn creatieve genie niet wil ontkennen “zal vooralsnog als een Jacob, worstelend en hinkend door het leven moeten gaan”.

Zelf vind ik de trouw wel aandoenlijk en aansprekend, waarmee de traditie vasthoudt aan voorouders als gewone feilbare mensen, en probeert daar nog iets goeds uit te peuren.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Mixed blessings en scrol naar beneden door.

vrijdag 12 november 2021

Tussen twee abstracties: menselijke maat niet altijd wenselijk


Ik ben fan van Rijnlands organiseren bij de overheid. Dat betekent: spaarzaam zijn met beleidsplannen, protocollen en command and control vanuit lijn- en stafafdelingen; en juist veel ruimte bieden voor improvisatie bij de eerste linie in het veld, dat wil zeggen de leraren, verpleegkundigen, politieagenten en andere functionarissen die direct met de burger te maken hebben. Want door de inzet van hún professionaliteit en inschattingen is handhaving van de menselijke maat in de uitvoering het beste gediend.

Toch ben ik ingenomen met een voorstel voor het oplossen van de toeslagenellende dat nu juist de aandacht voor de individuele gevallen verruilt voor die van beleidsmatige grote greep. Albert Verheij, hoogleraar privaatrecht in Groningen, pleit ervoor om de nieuwe Wet Afwikkeling massaschade in collectieve actie (Wamca) op die manier in te zetten. Daardoor zou de schadeafwikkeling van het politieke naar het juridische domein overgeheveld worden. 

De rechter bepaalt dan de hoogte van de schadevergoeding en kan daarbij omwille van de snelheid beslissen om geen maatwerk toe te passen. In plaats daarvan kan hij werken met categorieën, daaraan gekoppelde vaste bedragen en simpele formules. Als de rechter voor deze abstracte benadering kiest zou het toekennen van schadevergoeding in een stroomversnelling kunnen komen.

Het verraste me dat ik zomaar enthousiast werd voor dit idee. Hoe kan dat nou? Dit voorstel biedt minder menselijke maat, maar die abstractie zou tóch wenselijk zijn? Terwijl het gebruik door beleidsmakers en juristen om te abstraheren en mensen in gemiddelde categorieën onder te brengen nu juist de kern van het probleem is, volgens mij en het Rijnlandse denken. Want die categoriegerichte maatregelen voor individuele personen kunnen schrijnend uitpakken, en het begrip menselijke maat biedt daarvoor tegenwicht.

Maar ‘de menselijke maat’ is geen remedie voor alles. ‘Menselijke maat’ kan, zeker in Den Haag, ook verworden tot de zoveelste slogan of loze kreet en daarmee tot een nieuwe abstractie, die tegengesteld is aan de werkelijke belangen van betrokkenen. Want behartiging van de menselijke maat is arbeidsintensief en kost veel energie en vooral veel tijd. Voordat jouw zaak afgehandeld is ben je misschien jaren in armoede en depressie verder.

Aandacht voor menselijke maat versus beleidsmatig categoriedenken kan dus uitpakken als abstractie versus abstractie. Dan kan het handig zijn om te kiezen voor de snelste abstractie.  

Zie ook Met universele waarden kom je niet ver en Bureaucratie is een inktvis.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Tussen twee abstracties: menselijk niet altijd wenselijk en scrol naar beneden door.

woensdag 10 november 2021

Geen geld, wel troepen naar Polen


De afbraak van de rechtsstaat in Polen baart me zorgen. Terecht zint de Europese Unie op drukmiddelen om dat tegen te gaan. Bijvoorbeeld in de vorm van het niet uitkeren van financiële middelen.

Tegelijkertijd staat Polen in de frontlinie tegen EU-bedreigende barbaren als Loekasjenko die op misdadige wijze vluchtelingen inzet voor het destabiliseren van Europa. Wat mij betreft moet daar ook een EU-moraal in werking treden in de vorm van steun voor de grensbewaking die Polen uitvoert. Als Polen de EU verzoekt om Frontex-troepen of om hulp bij het bouwen van een muur vind ik dat de EU die ruimhartig moet geven. 

Zo bezien biedt de huidige situatie ook een kans. Namelijk om de Polen te laten zien dat de EU een solidaire gemeenschap is en niet alleen een bestraffende bovenmeester.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Geen geld, wel troepen naar Polen en scrol naar beneden door.

vrijdag 5 november 2021

Joden zijn geen virussen en virussen zijn geen Joden


In haar Rede van Fryslân nam rabbijn Tamarah Benima stelling tegen minister Hugo de Jonge omdat die ongevaccineerden aanwijst als gevaar voor de volksgezondheid. Ook waarschuwde ze voor ‘dwingelandij’ en ‘een totalitaire samenleving’.

Als fan van de filosoof Emmanuel Levinas – auteur van het boek De totaliteit en het Oneindige – ben ik geneigd tot grote alertheid als het gaat om totalitaire tendensen in de samenleving. Die doen zich vaker voor dan je zou denken, en meer dan eens in onschuldig ogende omgevingen. Zo kaart ik regelmatig aan hoe verstikkend en dwingend een gemiddelde werkomgeving kan uitpakken. En als Hannah Arendt totalitaire tendensen waarneemt in de banaliteit van ons dagelijkse werkende leven vind ik dat een adequate waarneming die we ons ter harte moeten nemen.

Maar je kunt ook te ver gaan. Dat doet Tamara Benima wat mij betreft als ze Hugo de Jonge op een lijn zet met “wat er in nazi-Duitsland plaatsvond” omdat hij ongevaccineerden benoemt als gevaar voor de volksgezondheid. Het argument voor die parallel ontleent zij aan het feit dat de nazi’s Joden destijds wegzetten als ‘bacillen’ en ‘virussen’ en daaraan de conclusie verbonden dat Joden moesten worden opgeruimd.

Je moet wel zindelijk blijven denken. De virussen waar het nu over gaat zijn gewoon echte virussen, die inderdaad de volksgezondheid bedreigen. En de opruiming betreft de virussen, niemand spreekt over het opruimen van mensen. Vaccinaties, quarantaines en isolatie van ziektekiemen zijn bewezen deugdelijke medische praktijken die niet aan geldigheid verliezen omdat de nazi’s die termen hebben misbruikt. Het misplaatst trekken van zo’n parallel verzwakt de alertheid op daadwerkelijke parallellen.

Iets anders is of voor sommige mensen bepaalde waarden misschien zwaarder wegen dan de angst om ziek te worden of dan de sociale verantwoordelijkheid tot vaccineren. De mogelijkheid dat dat zo is wil ik nadrukkelijk openhouden, en die mensen wil ik dus niet verketteren of in de hoek zetten. Ik hoop alleen dat het er niet te veel worden. Om banale medische redenen.

Zie ook De banaliteit van het kwaad revisited

Wil je commentaar geven of zien: klik op Joden zijn geen virussen en virussen zijn geen Joden en scrol naar beneden door.

vrijdag 29 oktober 2021

Vals spelen


De onmacht druipt ervan af, van de pogingen om het ongekend onrecht snel en doeltreffend te herstellen. Ook bij mezelf trouwens. Soms denk ik, gooi er een ruimhartig geldbedrag tegen aan voor iedereen die zich gemeld heeft als slachtoffer, zonder het precies uit te zoeken. Maar ik weet zeker dat er zich onder die 47.000 aanmeldingen profiteurs zitten die je niet zomaar 50.000 euro in de schoot wilt werpen.

Voor wat betreft het ontstaan van dit drama is het al even moeilijk om helder zich te krijgen op wat zich heeft afgespeeld. Van een paar factoren in de wirwar ben ik wel overtuigd. 

Bijvoorbeeld:

  • dat de politiek, regering én parlement, te lichtzinnig nieuw beleid uitvaardigt zonder zich over de uitvoerbaarheid te bekommeren; denk aan het laten uitkeren van toeslagen door de Belastingdienst die eigenlijk alleen deskundig was in het invorderen van geld; 
  • dat bij de geringste tekenen van fraude op de knop zero tolerance gedrukt wordt; Rutte gaat hier beslist niet vrijuit: toen staatssecretaries Weekers in 2013 twijfels uitte over de strenge fraudejacht omdat de goeden onder de kwaden zou kunnen lijden, had Rutte daar geen boodschap aan; die poseert liever als stoere bewaker van grenzen; 
  • dat die houding zijn weerslag heeft op het ambtelijke apparaat dat daar een vrijbrief en zelfs opdracht in zag tot rücksichtlos opjagen van mogelijk onschuldige mensen; 
  • dat er vervolgens zoveel bureaucratische lagen zitten tussen de ambtelijke beslissers en de uitvoerders die spreken met de toeslaggerechtigden annex -slachtoffers dat allerlei signalen van schrijnend leed vervagen.

Toch denk ik dat er in de algehele mist sprake moet zijn geweest van rode lijntjes die níet vervaagden maar wel overschreden zijn. Zulke lijntjes zijn de simpele, elementaire fatsoensregels met betrekking tot de ontvangst van aangetekende stukken, of van door slachtoffers zelf – soms vanuit Drenthe en Groningen – persoonlijk in Heerlen aangeleverde bewijzen van betaling of onschuld. Als de aanleveraar een week later te horen krijgt dat er niks ontvangen is, dan is dat niet alleen gekmakend voor die persoon. Dat is een indicatie dat er heel bewust en heel systematisch door een of meerdere mensen is gezegd: doe maar alsof we niets ontvangen hebben. Een kind weet: dat is niet eerlijk. Daar is niks vaags aan, dat is een overduidelijke overtreding van recht en fatsoen. Men speelt vals. Het kan niet anders of er lopen mensen rond die weten dat ze hier over de grens gegaan zijn.

Zou het helpen om collectief die simpele maar elementaire regels van fatsoen en recht uit te roepen als onopgeefbaar en bewaking ervan expliciet te honoreren? Omdat overtreding dáárvan, naast het evidente leed van de slachtoffers, een niet te missen signaal is voor de ambtelijke top en de politiek dat er iets gruwelijk fout gaat. 


Wil je commentaar geven of zien: klik op Vals spelen en scrol naar beneden door.

vrijdag 22 oktober 2021

Biologisch en sociaal darwinisme


In mijn blogbericht Even slikken schreef ik over de keuze voor het neoliberalisme die verschillende prominente Christendemocraten maakten na de oorlog en weer vanaf de jaren tachtig. Ik vond dat ontluisterend omdat het mensbeeld achter het neoliberalisme nogal plat is. Dat had ik niet verwacht van de Christendemocraten.

Bij nader inzien had het niet zo onverwacht hoeven zijn voor me. Want had ik niet voorbereid kunnen zijn op dat démasqué van het CDA? Had ik me niet veel eerder kunnen realiseren dat ‘consultant des vaderlands’ Wopke Hoekstra het ware gezicht is van de Christendemocraten, en dat de woorden ‘rentmeesterschap’, ‘solidariteit’ enzovoorts vooral zoethoudertjes zijn voor CDA-partijcongressen?

Al in de jaren zestig van de vorige eeuw wist ik uit de eerste hand hoe diep het 19e-eeuwse darwinistische strijdmodel verankerd was op de Jezuïetenscholen. Daar waar de Katholieke maatschappelijke elite werd klaargestoomd voor haar rol in de samenleving was competitie het organiserende principe. Niet alleen moesten de kostschooljongens regelmatig vechten om de laatste boterham, leerlingen werden in groepen ondergebracht die onderling met elkaar concurreerden op gebieden van school- en sportprestaties.

Het basale wereldbeeld van het Katholieke establishment verschilde niet zo veel van dat van de seculiere hoogopgeleide mainstream: dat beeld was diepgaand gevormd door neodarwinistische biologische theorieën. Die theorieën beschouwen de evolutie van leven als bepaald door natuurlijke selectie via competitie en het optreden van genetische mutaties. Vanuit de biologie monden op sociaalwetenschappelijk terrein die onwankelbare uitgangspunten uit in de stroming van het sociaal darwinisme waarin de maatschappelijke ordening verklaard wordt als het gevolg van competitie en genetische aanleg, met als meest smerige uitloper de ‘wetenschappelijke’ rassentheorieën die bijvoorbeeld zwarten of Joden als inferieure producten van de menselijke evolutie beschouwen. 

Je kunt dit een diep cynische kijk op het menselijk leven noemen, en daarmee verplaatst en verbreedt zich mijn verbazing. Want – ook al ging niet iedereen zover als het sociaal darwinisme – niet alleen de Katholieke elite maar het establishment over de breedte van de hele samenleving was doordrenkt van het kille competitiedenken, gevoed vanuit de biologische wetenschap. Terwijl de toplaag van diezelfde samenleving, als ze zich niet religieus noemde, zich toch op zijn minst op humanistische waarden wilde beroepen. Hoe rijmt zo’n samenleving dat met elkaar, vraag ik me verbaasd af.

De vanzelfsprekende en kritiekloze acceptatie van neodarwinistische uitgangspunten is af te lezen aan de affaire Lynn Margulis. In 1966 schreef Margulis als jonge microbioloog aan de Boston University een theoretisch artikel over endosymbiose, het verschijnsel waarbij een organisme symbiotisch leeft in de cellen of in het lichaam van een gastheerorganisme. Een implicatie van haar artikel was dat evolutie niet alleen kan verlopen via strijd, maar ook via onderlinge afhankelijkheid en coöperatie van meerdere organismen. Een organisme kan bijvoorbeeld een ander organisme verzwelgen, maar zodanig dat beide overleven en uiteindelijk gedurende miljoenen jaren evolueren tot volwaardige cellen. Samenwerking in plaats van strijd!

Margulis had de grootste moeite om het artikel geplaatst te krijgen. Het werd door meer dan twaalf wetenschappelijke tijdschriften afgewezen, en uiteindelijk geaccepteerd door The Journal of Theoretical Biology. De reden voor de afwijzing en vijandigheid die Margulis ondervond was, zoals de New World Encyclopedy het formuleert, dat “terwijl de klassieke interpretatie van evolutie, het neodarwinisme, de nadruk legt op concurrentie als de belangrijkste kracht achter evolutie, Margulis samenwerking benadrukt als de belangrijkste factor in de ontwikkeling van het leven”. 

Margulis werd als een radicale nieuwlichter beschouwd door haar collega’s die wilden vasthouden aan de traditionele survival of the fittest-benaderingen van de biologie. Tegenwoordig wordt het artikel beschouwd als een mijlpaal in de moderne endosymbiotische theorie.

Waar het mij om gaat is vast te stellen hoe diep, als een ware ideologie, het competitiedenken in de samenleving van de 19e en 20e eeuw geworteld was. En hoe groot de strijdigheid met de religieuze of humanistische waarden – zoals samenwerking – die men beleed, zonder dat men die strijdigheid doorhad. 

Dan hebben we, sinds de jaren zestig, toch wel enige vooruitgang geboekt.

Zie ook Even slikken

Wil je commentaar geven of zien: klik op Biologisch en sociaal darwinisme en scrol naar beneden door.

vrijdag 8 oktober 2021

Levinas en gender


Door corona teruggedrongen in de binnenkamer kwam ik de afgelopen anderhalf jaar tot een onderzoekje naar parallellen tussen de dynamiek van de genderbeweging en het denken van Emmanuel Levinas. De aanleiding was een gelijksoortige irritatie die ik voelde bij die twee ideeënstromen en die te maken heeft met wat ik op sommige momenten beleef als vervaging van concepten en willekeurige taalvernieuwing. ‘Hoe vaag kun je zijn?’ roep ik op die momenten inwendig uit.

De eerste stroom, die van de genderdiscussie, is natuurlijk al veel langer aan de gang maar voor mij kennelijk pas recent onontkoombaar actueel geworden. De andere stroom is die van het boek Un-common Sociality. Thinking sociality with Levinas van de Zweedse filosoof Ramona Rat, waar ik door de relatieve rust van de corona lockdown grondig kennis van kon nemen.

De eerste stroom zit dicht op de huid van concrete personen en groepen en daarvan pik ik de ideeën op uit een bijna dagelijkse vloed van artikelen in kranten en tijdschriften, en soms uit boeken. De tweede stroom, bijna volledig ontleend aan het boek van Rat, is theoretischer en beweegt zich door een intellectuele ruimte van noties en concepten.

Opmerkelijk genoeg bleken in mijn hoofd de twee stromen elkaar te kruisen en een verbinding aan te gaan. Ik kreeg de indruk dat veel van wat Levinas volgens Ramona Rat teweegbrengt in zijn denken over socialiteit lijkt op de dynamiek die de genderbeweging genereert.

Tot die dynamiek behoren verschijnselen zoals vervaging van concepten en creatie van nieuwe taal. Vervaging van concepten treedt in de genderbeweging onder andere op door een minder scherpe afbakening van het onderscheid tussen man en vrouw dan traditioneel gangbaar is. Aansluitend leeft het verlangen naar nieuwe taal zich daar uit in nieuwe woorden voor man en vrouw, bijvoorbeeld ‘mevreer’ en ‘menouw’.

Bij Levinas toont zich de conceptvervaging doordat hij, als het gaat om de mens, de termen ‘binnen’ en ‘buiten’ (bedoeld als: de binnenwereld en de buitenwereld van de mens) meer in elkaar laat overvloeien dan gebruikelijk is, evenals de aanduidingen ‘passief’ en ‘actief’. 

Nogmaals: hoe vaag kun je zijn? Hier gaan echt dingen schuiven. Als er – voor het gevoel van de meeste mensen – iets is wat sinds het oerbegin van de mensheid vastlag was dat het verschil tussen man en vrouw, onder toekenning van specifieke en niet alleen biologische kenmerken voor elk van de twee categorieën. En anders wel het verschil tussen binnen en buiten, van elkaar gescheiden door de grenslijn daartussen.

Wat daar zo irritant aan is: je hele wereldbeeld gaat schuiven. Aan de vaste ordening in taal en woorden ontlenen we veel van onze oriëntatie in de wereld. Noem het ontologische zekerheid, omdat de ontologie de leer is van de ordening van al wat is in categorieën en patronen. Als die zekerheid je ontglipt kunnen verwarring en boosheid toeslaan. 

Als het gaat om de genderbeweging kun je van die ergernis in de media op dagelijkse basis uitingen tegenkomen. Een greep daaruit: “Zo wordt ‘vrouw’ ineens uit het woordenboek geschrapt!”, “De Franse taal gaat ten onder als het bestaan van genderneutrale voornaamwoorden wordt erkend”, “Kunnen we dan niet beter het verschijnsel taal opheffen?” 

Bij mij zal de irritatie ongetwijfeld uit eenzelfde soort verwarring voortkomen. Waarom hecht ik desondanks toch veel waarde aan de genderbeweging en het denken van Levinas? Dat heeft ermee te maken dat zowel de genderbeweging als Levinas een motief hebben voor hun knagen aan de ontologische zekerheid. 

In beide gevallen is het motief dat de keurige ontologische ordening van onze wereld in categorieën – je kunt het ook hokjes noemen, en ontologie hokjesdenken – beklemming en onvrijheid kunnen opleveren. Dan zijn de kosten te hoog.

De genderbeweging wijst op de beklemming die uitgaat van traditionele enge omschrijvingen van identiteiten als man en vrouw. Het loslaten daarvan kan een ware bevrijding vormen zoals bij de transvrouw Jan Morris waarover in Trouw gerapporteerd werd: “De opluchting die Jan voelde was immens. Ook in haar oude vertrouwde wereldje kon ze haar oude-nieuwe zelf zijn: in één en dezelfde wereld was alles veranderd en tegelijkertijd ook precies hetzelfde gebleven.”

Voor Levinas bestaan de kosten van hokjesdenken uit de totaliserende werking die ervan uitgaat wanneer de hele wereld in één groot systeem wordt ondergebracht. Oprechte communicatie tussen mensen is dan de verliezer want, zegt Levinas, voor werkelijke communicatie is ontsnapping noodzakelijk uit een alomvattend systeem.

Zó vaag mag je zijn, dus.

Zie ook Moeilijker dan postmodern en het uitgebreide artikel Levinas en gender

Wil je commentaar geven of zien: klik op Levinas en gender en scrol naar beneden door.