maandag 13 maart 2023

Kunnen dieren handelen?


Kunnen dieren handelen, dat wil zeggen: kunnen zij actor zijn, zoals we van mensen zeggen dat ze actoren zijn? In de laatste aflevering van de workshopserie Werk en Reflectie kwam die vraag aan de orde. Het ging toen over Bruno Latour, en die beantwoordt de vraag bevestigend. Ja, zegt hij, dieren en zelfs planten en dingen hebben een zeker handelend vermogen. Zij vormen met elkaar en met ons, mensen, Actor Networks.

Aan de andere kant, als je strikt logisch redeneert, beantwoord je die vraag ontkennend. Nee, dieren (om het daartoe te beperken) kunnen niet handelen. Want handelen hangt samen met het stellen van doelen, intentionaliteit, en met betekenisgeving. Dat is alleen mogelijk met behulp van taal en ratio, en daarmee voorbehouden aan de mens, zoals Aristoteles al zegt. Het toekennen van betekenis en het expliciet benoemen ervan verloopt altijd via de mens. Dus dieren kunnen geen actor zijn.

Die laatste opvatting klinkt steekhoudend, daar is geen speld tussen te krijgen. Behalve als je die betekenistoekenning door de mens beschouwt als altijd beperkt en tijdgebonden. En daar is veel voor te zeggen, want dieren, planten en dingen geven hun betekenissen niet direct ten volle prijs aan de mens. Ze houden betekenissen voor ons in petto. Zo wisten we bij de uitvinding van de verbrandingsmotor nog niet dat die zou leiden tot opwarming van de aarde, en bij de introductie van de pil dat er een seksuele revolutie uit voort zou komen. We kunnen niet alle mogelijk optredende betekenissen verzinnen en voorzien. Wij mensen zullen door de rest van de wereld verrast blijven worden. Dat kun je wel beschouwen als een soort actorschap dat dieren, planten en dingen ten opzichte van ons hebben.

Zie ook Levinas en Bruno Latour.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Kunnen dieren handelen? en scrol naar beneden door.

vrijdag 3 maart 2023

Troost

Het boek Vertroostingen. Gewone woorden van Dirk de Wachter levert wat het belooft. Doordat de psychiater De Wachter herkenbaar spreekt over de diepe menselijke behoefte aan troost en die behoefte illustreert aan de hand van zijn eigen recente confrontatie met een levensbedreigende ziekte. Op aanstekelijke manier vertelt hij hoe hij troost put uit Bach en Leonard Cohen, uit godsdienstige rituelen, ook al gelooft De Wachter niet meer, en uit zijn liefde voor de stad Parijs. Wat steeds terugkeert als bron van troost is wat hij noemt “het kleine goede”, dat hij met name heeft beleefd tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis. Daar was een schoonmaakster die hem na een slapeloze nacht even aandacht schonk, en daar waren verpleegkundigen en artsen die hem in zijn verdriet serieus namen ook al konden ze de dreiging niet definitief wegnemen. 

Herhaaldelijk verwijst hij, bij die aandacht voor het kleine goede, naar de filosoof Levinas. Want de aandacht die hij kreeg als patiënt, net als trouwens de aandacht die hij zelf als psychiater geeft aan zijn cliënten, heeft niks te maken met het weten van een oplossing of het volledig kennen van elkaar. De troost die daar gewekt wordt komt juist voort uit een niet-weten, uit de erkenning van een andersheid die wel tegelijkertijd de erkenning is van de ernst van het verdriet van de ander. “Waardoor we opnieuw bij Levinas zijn. Hij zegt: ‘De ander is een radicaal andere die ik nooit helemaal kan kennen.’”

Maar heel goed komt Levinas niet uit de verf in zijn verhaal. Dat komt waarschijnlijk omdat De Wachter denkt dat “u, als lezer, geen boodschap hebt aan moeilijke filosofen of abstracte theorieën”. Ook al denkt hij zelf dat filosofie wezenlijk is voor de maatschappij omdat mensen moeten leren nadenken en vragen durven stellen die niet altijd te beantwoorden zijn, hij blijft heel voorzichtig in zijn presentatie van Levinas. Door het over niet meer te hebben dan de waardering voor het kleine goede doet hij de filosoof eigenlijk tekort.

Dat is echt jammer, want in zijn verlangen om het simpel te houden overschrijdt hij een grens, niet in zijn boek maar in een interview in NRC naar aanleiding van zijn boek. Hij gaat daarin zover dat hij Levinas en Heidegger in één zin samenbrengt als filosofen van de ontmoeting die verloopt via het face-to-face: “Voor Heidegger en Levinas is de face à face, het elkaar in de ogen kijken, de essentie van het bestaan.” Dat klopt niet, want één van de dingen die Levinas zijn leven lang hebben beziggehouden is nu juist het onderscheid tussen wat hij noemt het “face-à-face” in het Gelaat van de ander, en het Mitsein van Heidegger. Dat laatste (in het Nederlands: ‘mede-zijn’) ligt volgens Levinas aan de basis van totaliserende tendensen. Hij maakt veel werk van de bestrijding ervan.

Zie ook Sterpsychiaters in de Stopera.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Troost en scrol naar beneden door.

vrijdag 17 februari 2023

Kleine letters


Echt waar, kopen mensen dat blad? Ik bedoel De Groene Amsterdammer, met zijn vele dichtbedrukte pagina’s, piepkleine lettertjes en doorwrochte artikelen. Kennelijk wel, want het blad loopt goed, naar het schijnt. In ieder geval groeien de oplagecijfers van de gedrukte versie.

Maar hoe verhoudt zich dat dan tot de ongerustheid in geletterde kringen over ‘ontlezing’, over gemakzuchtige infotainment en over vervanging van de aanduiding ‘essay’ voor het boekenweekproduct? Ongerustheid die trouwens ook bij De Groene zelf leeft blijkens bijgaande illustratie. Misschien valt het allemaal wel mee. In ieder geval voel ik, mede door het succes van de dichtbedrukte en best veeleisende Groene Amsterdammer, geen noodzaak om op mijn weblogpagina’s grotere letters te gebruiken.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Kleine letters en scrol naar beneden door.

vrijdag 10 februari 2023

Tussen nostalgie en ongemak

Het is niet van de lucht, het verlangen naar de terugkeer van een gevoel van gemeenschappelijkheid, weg van de ikkigheid. Zo formuleert James Kennedy het in een overzicht over recente verzuchtingen van politici en psychiaters in die richting. Maar hij constateert ook dat die verzuchtingen al klinken sinds de jaren tachtig en al veertig jaar onmachtig lijken te zijn tegenover het eigenlijke fenomeen dat onze tijd beheerst: de levensvisie gericht op zelfontplooiing waarin je eigen ontwikkeling en groei centraal staan.

Zo sterk is die levensvisie dat het voor de traditionele gemeenschapszin centrale woord ‘plichtsbesef’ weinig betekenis meer heeft. “Willen we echt gemeenschapszin?”, zo vraagt Kennedy zich af. “Waarschijnlijk niet als het ons raakt of beperkt in onze eigen ontwikkeling als individuen.” De vraag is dus of het Westen de weg terug zal vinden naar een wereld van plichten jegens elkaar.

Mijn vraag is een andere dan die van Kennedy. Ik vraag me af of de bedoelde gemeenschapszin niet te simplistisch wordt opgevat. Er is momenteel meer met individuen aan de hand dan dat ze alleen in hun rechten geïnteresseerd zijn. Het is niet (in ieder geval niet meer) zo dat individuen vanzelfsprekend, al dan niet op basis van een intrinsiek plichtsbesef, tot en bij elkaar komen, Dat wordt voorondersteld in het traditionele gebruik van het woord gemeenschapszin, maar die knuffelbare invulling van het woord gemeenschapszin is voorgoed verleden tijd. Die ging uit van een diepliggende, vanzelfsprekende onderlinge solidariteit en van een gemeenschappelijk toebehoren aan een gemeenschappelijke zaak. Maar juist dát gevoel (Mitsein op z’n Heideggers) is verdwenen.

En met reden. Want hoe knuffelbaar dat Mitsein ook klinkt, het heeft geen weet van de fundamentele andersheid van individuen ten opzichte van elkaar, wat de filosoof Levinas ‘de scheiding’ noemt. Zo lang je die scheiding en het discomfort wat daarbij hoort niet onderkent, blijft de hang naar gemeenschapszin een nostalgische en voor ons tijdsgewricht onrealistische klank behouden. Het vanzelfsprekende onderlinge ‘bijeen horen’ strookt eenvoudig niet met de fundamentele verschillen die we – op het gebied van al dan niet meerlagige genders, religies, culturen, en nationaliteiten – hebben leren onderkennen.

Dus, om met Levinas te spreken, alleen door de scheiding serieus te nemen die er bestaat tussen individuen en het ongemak dat daarbij hoort, is nieuwe solidariteit mogelijk. De rest is nostalgie.

Zie ook Woke avant la lettre.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Tussen nostalgie en ongemak en scrol naar beneden door.

vrijdag 27 januari 2023

Is wij-denken gezond voor ons?


Naar aanleiding van het overlijden van paus Benedictus schreef journalist Sjoerd de Jong over een onverwachts eigentijdse trek van die paus. Namelijk zijn heimwee naar het ongebroken Katholicisme van vóór de Reformatie. Niet dat dat nu ineens zo’n hype is, maar De Jong wees op een kenmerk van die heimwee die wél een eigentijdse variant kent: het verlangen naar een collectieve harmonie van hoofd en hart, waar de Reformatie en de Verlichting met hun nadruk op individuele gewetenskwesties een einde aan hadden gemaakt. Die holistische heimwee van Benedictus, zegt de Jong, is eigenlijk heel actueel, want de “hang naar holisme is inmiddels confetti op elk cultuurkritisch feestje”. En dat niet alleen op de cultureel conservatieve rechterflank, maar “ook in het midden is het zoeken naar nieuwe gemeenschapszin en ‘verbinding’ pasmunt geworden. In meer progressieve kring vliegt ubuntu je om de oren, of inheemse wijsheden over de verbondenheid van alles met, nou ja alles”.

Inderdaad is er veel aandacht voor de Afrikaanse ubuntufilosofie, waarvan een kerngedachte is dat ieder mens onlosmakelijk is verbonden met andere mensen. Westerlingen zeggen: ik denk dus ik ben. Afrikanen zeggen: ik ben mens omdat ik meedoe en deel. Daaruit volgt de aansporing om conflicten op te lossen door sociale harmonie, voortdurend overleg en dialoog. Publicist Babah Tarawally noemt ubuntu “the biggest gift to the world”.

Het aantal voorbeelden van deze hang naar meer gemeenschap is moeiteloos uit te breiden. Dichter bij huis zijn er bijvoorbeeld de aansporingen tot het creëren van meer verbinding van psychiater Jim van Os. Hij sprak over verbinding, die “lijkt veelal weggevallen in de samenleving: het gemeenschappelijke perspectief. Je zou kunnen zeggen dat een belangrijke kernvraag voor onze tijd is: hoe verbonden voel jij je met de samenleving?”

En Dirk de Wachter, toevallig of niet ook een psychiater, vertelt dat zijn werk erin bestaat om verbinding te maken. Dat is hard nodig nu oude rituelen die daarvoor altijd een bodem boden zijn weggevallen. “Als we daar niet opnieuw aandacht aan geven, dreigen we te verkruimelen tot een maatschappij waar iedereen zich in zijn eigen studio terugtrekt met een diepvriesmaaltijd en een Netflix-account”. Verder is er de site NieuwWij, waarvan alleen de naam al een statement is: ‘wij’ moeten elkaar opnieuw vinden.

De vraag die ik hierbij heb is: doen we er goed aan om argeloos al het wij-denken en hunkeren naar gemeenschappelijkheid te omarmen? De aantrekkingskracht ervan is me goed bekend en heel begrijpelijk: we leven in een fragmentariserende samenleving waar van oudsher bekende verbanden langzamerhand uit elkaar vallen. Dat kan eng aanvoelen. Maar wat bedoelen we precies met het alternatief van verbinding en gemeenschap? En moeten we er misschien ook voorzichtig mee zijn?

Dat laatste is stellig de opvatting van mijn huisfilosoof Emmanuel Levinas. Levinas ziet in de westerse culturele traditie een gevaarlijke neiging om het werkelijk persoonlijke ondergeschikt te maken aan een gemeenschappelijk iets, en dat iets is dan vooral de ene, door iedereen erkende waarheid. Levinas: “Sinds Plato is het ideaal van het sociale steeds weer gezocht in een ideaal van eenwording. Men denkt dat het subject, in zijn verhouding tot de ander, geneigd is zich met hem te identificeren, volledig opgaand in een collectieve voorstelling, in een gemeenschappelijk ideaal. Dit is de collectiviteit die ‘wij’ zegt, die, gekeerd naar de intelligibele zon, naar de waarheid, de ander naast zich voelt en niet in de ogen kijkt”. 

Levinas trekt wat dat betreft één rechte lijn vanaf Plato via Hegel naar Hitler en Stalin en andere totalitaire ideologen. Daarbij doet hij met nadruk ook Heidegger aan, die de op het oog zo knuffelbare termen Mitsein en Miteinandersein muntte en daarmee aan die gevaarlijke inzet op collectieve waarheid zijn eigen bijdrage leverde. Levinas: “Ook het Miteinandersein blijft fungeren als de collectiviteit van het mit, en het openbaart zich in zijn authentieke vorm rond de waarheid. Het is collectiviteit rond iets gemeenschappelijks”. Door een teveel aan wij-denken heeft het nationalisme in de 20ste eeuw zo’n vernietigende vlucht kunnen nemen, en Heidegger stond daarbij niet alleen maar aan de zijlijn.

Opmerkelijk genoeg ziet Tarawally het precies omgekeerd: “Het gemeenschappelijke en hogere belang boven het individuele belang, is iets wat de mensheid nodig heeft. Tot nu toe heeft het Westen daarin gefaald”. Daarom spreekt ubuntu hem juist aan, want zorgen voor elkaar is daarin een kernbegrip. “Nu is dat in het Westen uitbesteed aan de overheid, instituten en verzekeringen. Dat is volgens mij de reden waarom het individu afstand neemt van de collectief.”

Ik denk dat beide visies, die van Levinas en Tarawally, beide bestaansrecht hebben. Levinas duidt op een heel specifiek cultuuraspect waar in het Westen de collectiviteitsdwang aan gebonden is: het aspect van kennis verwerven en waarheid zoeken. Dáár toonde zich van vroegs af aan een sterke, zo niet destructieve hang naar eenheid, en afwijzing van dissidente meningen. Maar gemeenschappelijkheid op zichzelf hoéft die op waarheid gerichte unificerende trek helemaal niet te hebben. In die zin kan Tarawally groot gelijk hebben als hij een lans breekt voor de gemeenschappelijkheid van ubuntu.

Het liefste sluit ik me in dit koor van deze en andere stemmen aan bij auteurs van een paar recente artikelen die een middenpositie innemen. Zij pleiten voor tussenvormen die  open staan voor zowel een eigen identiteit als voor de rest van de wereld. Allereerst is er opnieuw Babah Tarawally die in zijn recente boek De getemde man een veelzeggende hoofdstuktitel heeft opgenomen: "Tussen wij en ik". Daarnaast vertelt hij over zichzelf: “In den beginne was er mijn achternaam, mijn stam, mijn geloof, mijn geboorteland, Afrika, de wereld en het universum. Dus ik ben eerst mijn achternaam, dan komt mijn voornaam. Ik ben geplukt uit de Mandingo stam, geboren in Sierra Leone en gedoopt tot de Islam. Ik ben nu zoveel meer. Wat kan ik nog meer zijn? En wat wil ik niet meer zijn?”

Verder is er Yuval Harari die als Joodse Israëliër pleit voor het relativeren van je eigen identiteit, ook al is die bijvoorbeeld in zijn geval ijzersterk. Hij meent dat wie zijn identiteit tot één menselijke groep beperkt, voorbijgaat aan al het andere in de wereld. “Dan laat ik in mijn identiteit weinig ruimte voor voetbal en chocola, voor Aramees en Tolstoj, en zelfs voor romantiek”, want die hebben aantoonbaar een oorsprong van buiten het Jodendom. “Tolstoj is niet het exclusieve eigendom van de Russen, elk mens is erfgenaam van de gehele menselijke schepping”. Wat er overblijft als je dat buiten beschouwing laat “is een beperkt stamverhaal, dat misschien wel als scherp wapen dient in de strijd van de identiteitspolitiek, maar dat ook een hoge prijs heeft. Zolang ik aan dat beperkte verhaal vasthoud, kom ik nooit de waarheid over mezelf te weten.”

Een andere stem uit het midden is Youssef Azghari, auteur van het recent verschenen Boom, vaas, vis. Hij pleit voor “ruimte voor uiteenlopende geluiden. Je zou dat een beetje democratisch kunnen noemen. Ik ben voor iets tussen cultureel isolement en assimilatie in, namelijk voor sterk in je schoenen staan”, en hij wijst erop dat daar een andere omgang met waarheid voor nodig is dan we in het Westen gewend zijn: “Een waarheid is er wel, maar die ene weg ernaartoe bestaat inderdaad niet”. Net als Harari relativeert hij om die reden zijn eigen religieuze traditie, in zijn geval de Islam. Voor een ideale samenleving is “de Islam niet per se nodig”, bovendien is er historisch sprake van zoveel kruisbestuiving dat een eenduidige identiteit voor religies eigenlijk niet bestaat. Als voorbeeld geeft hij de herkomst van het Marokkaanse liedje Wayaralabuya, dat volgens zijn oom komt van het Hebreeuwse hallelujah. Maar voor het toelaten van dat soort verbindingen “heb je een open blik nodig, en kennis van je eigen geschiedenis”. En je moet vooral loskomen van gelijkhebberigheid: “Ga er stevig in door verschillen te bespreken, maar houd de connectie in het oog. Zonder ruimte voor verschillen krijg je geen nieuwe kennis of inzichten. Durf dus anders tegen kwesties aan te kijken, prikkel elkaar om na te denken. Maar druk op jouw positie niet meteen het etiket ‘laatste waarheid’”. 

Dat laatste advies was aan paus Benedictus waarschijnlijk niet besteed. Daarvoor stond hij te stevig in de specifiek westerse waarheidstraditie.

Zie ook Ubuntu.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Is wij-denken gezond voor ons? en scrol naar beneden door.


donderdag 22 december 2022

Eerlijk is eerlijk


Eerlijk is eerlijk, déze draai van Rutte komt oprecht op me over. “Ik had het mis”, zei hij toen hij in zijn toespraak van 19 december sprak over zijn eerdere opvatting dat het slavernijverleden te ver achter ons ligt en excuses niet nodig zijn. 

Rutte maakt per week vele draaien en kijkt regelmatig opportunistisch weg van schandalige kwesties. Hij lijkt dan niet zo veel last te hebben van een inwendig kompas van waarden en principes. Dat hij ook in staat is om zijn blindheid voor gruwelijke werkelijkheden af te leggen stemt me positief. Met zijn ommezwaai inzake Zwarte Piet had hij dat trouwens ook al laten zien.

Zie ook Excuses en denkschaamte en Marc Rutte, historicus.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Eerlijk is eerlijk en scrol naar beneden door.

donderdag 15 december 2022

Excuses en denkschaamte


Voor mij als geïnteresseerde in het verschijnsel denkschaamte is het een voor de hand liggende vraag: raakt wat er nu gebeurt rondom de excuses voor slavernij aan dat verschijnsel? De regering kondigt aan om op 19 december excuses te maken voor het slavernijverleden, en allerlei Surinaamse en Antilliaanse organisaties keren zich tegen daartegen. Er is zelfs een kort geding over aangespannen. Leent de dagelijks zichtbare verlegenheid van de Nederlandse regering in deze kwestie zich voor formuleringen in termen van denkschaamte?

Denkschaamte kan omschreven worden als de verlegenheid over je eigen denken, ook al was dat denken alleen maar oprecht goed bedoeld. Het kan optreden wanneer, ondanks jouw goede intenties, en volledig tegen je verwachtingen in, de ander juist doodongelukkig blijkt te worden van jouw goedbedoelde ideeën. Het geloof in je eigen ideeën en ordeningen blijkt toch niet zo weldadig te zijn. Als dan het besef doordringt: ‘Oef, ik bedoel het goed maar ik loop over anderen heen’ kan een soort existentiële verlegenheid toeslaan die maakt dat je even stopt met denken en alleen nog maar luistert naar die anderen.

Op het eerste gezicht lijken een aantal onderdelen van de denkschaamte wel van toepassing te zijn op de huidige consternatie. Voor een nadere beoordeling loop ik onderstaand de op dit moment actuele casus ‘Excuses voor de slavernij’ op meer precieze manier door met aandacht voor de vraag in hoeverre de voor denkschaamte benodigde ingrediënten aanwezig zijn.

Het ingrediënt van de goede ideeën en goede intenties is beslist aanwezig in het voornemen van de regering, maar niet op een heel eenduidige manier. Uitlatingen van premier Rutte uit voorgaande jaren laten ruimte voor twijfel. In 2020 vond hij excuses niet nodig en in 2021 vond hij het niet het goede moment. In de Tweede Kamer waren CDA en VVD lang tegen en was er pas afgelopen oktober een meerderheid voor excuses.

Had – en dat is het tweede ingrediënt – de regering zelf het gevoel iets goeds te gaan doen? Dat er bij Rutte c.s. sprake was van een geloof in de eigen goede bedoelingen, zou je kunnen afleiden uit een zekere verrastheid bij het kabinet naar aanleiding van de boze reacties op het initiatief. Die reacties hadden ze niet verwacht, en de regering lijkt er behoorlijk van geschrokken te zijn. 

Over het derde ingrediënt wat dan volgt – namelijk: de existentiële verlegenheid met het eigen denken, ofwel: de denkschaamte zelf – hebben we geen uitsluitsel. Tot nu toe heb ik daar in ieder geval niemand over horen spreken. Het is wel het kerningrediënt.

Het vierde ingrediënt – namelijk dat je even stopt met denken en initiatieven nemen en alleen nog maar luistert – lijkt niet bepaald aan de orde te zijn. Men houdt vast aan de oorspronkelijke plannen, met name de datum van 19 december, en ontplooit extra activiteiten waarbij niet duidelijk is in hoeverre men het verhaal van de gesprekspartners tot zich laat doordringen.  

Al met al overtuigt de ophef over de excuses niet echt als casus voor denkschaamte. Was het maar waar, van die existentiële verlegenheid, dan zou ook het vierde ingrediënt moeiteloos volgen: uitstel van de datum voor excuses van 19 december naar 1 juli 2023. Want zo werkt dat met het kerningrediënt: ok, je snapt die gevoeligheden van de ander niet, maar je hebt even gevoeld dat er iets belangrijker is dan dat snappen van jou; je bent even echt in contact. En dan verschuif je die datum gewoon, geen probleem.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Excuses en denkschaamte en scrol naar beneden door.

donderdag 8 december 2022

Grossman, Kafka en de roman


‘Is dat wel waar?’, vroeg ik me af over de uitspraak van David Grossman in de weergave van Ilan Roos. Namelijk dat een schrijver probeert, bij de ontmoeting met andere mensen – en speciaal met de personages in zijn boeken –, tot het uiterste te gaan om ze te leren kennen. Ter illustratie vertelde Grossman een anekdote over een psycholoog die onmiddellijk achter een drenkeling het water in springt om deze uiteindelijk te redden. Terwijl een schrijver erachteraan springt en naar hem toe zwemt om uiteindelijk met hem te verdrinken.

Maar de meerderheid van de schrijvers die ik ken (toegegeven, dat zijn er niet zo veel) voldoen niet aan dat beeld. Schrijvers als Harry Mülisch of A.F.Th. van der Heijden, maar ook wel Amos Oz zijn wat mij betreft het tegendeel van een drenkeling. Zij zijn als goden in een zelf-gecreëerd universum vol al dan niet lineair verlopende verwikkelingen, waarin zij zelf tot op het allerlaatst de touwtjes in handen hebben. Reden voor mij om met het genre ‘roman’ niet zoveel op te hebben, ik ben meer van de poëzie.

Wel maak ik voor sommige schrijvers een uitzondering omdat zij de vreemdheid van de ander – of in termen van de filosoof Levinas: de scheiding – tot het eind toe serieus lijken te nemen. Met de scheiding doelt Levinas op het verstorende moment dat volgens hem optreedt bij iedere ontmoeting met een ander mens. Verstorend, maar tegelijkertijd voorwaarde voor echte dialoog en ontmoeting, wat verklaart dat er verwikkelingen mogelijk zijn en er over de ander geschreven kan worden. Al zal dat laatste bij het type schrijvers dat hier gevoelig voor is al gauw een hakkelend en voortdurend zoekend karakter hebben.

Voor Kafka geldt dat bijvoorbeeld, gezien de mate waarin hij door zijn eigen werk verrast en overvallen kon worden – zie zijn recent verschenen nagelaten verhalen In het labyrinth. En ik denk dat het voor Grossman ook geldt, wat te maken zal hebben met de vaststelling van Roos tegen het eind van zijn bespreking: David Grossman is niet bang om te voelen.

Maar moet je met dat besef van de scheiding, en dus van de onkenbaarheid van de ander, per se eindigen als drenkeling? Of, metaforisch opgevat, als verstoken van maatschappelijke inbedding en samenwerking en gedoemd tot eenzaamheid? Kafka’s levensloop lijkt dat te suggereren, maar Grossman laat het tegendeel zien.

Zie ook Buber, Levinas en het schandaal van de filosofie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Grossman, Kafka en de roman en scrol naar beneden door.

donderdag 1 december 2022

Woke avant la lettre


Jammer, de Levinas Studiedag van 3 december over het thema “Safe spaces en het risico van het gesprek” gaat niet door. Te weinig aanmeldingen. Ik keek er naar uit vanwege de verfrissende invalshoek die beloofde de actualiteit van maatschappelijke polarisatie en het haperende publieke gesprek te belichten vanuit het denken van Levinas.

Wat zegt het tekort aan aanmeldingen? Misschien dat de gemiddelde Levinas-fan de voorkeur geeft – behalve aan Sinterklaas – aan de brave Levinas. Dat wil zeggen aan de interpretatie van zijn werk in de richting van het hebt-uw-naaste-lief-sfeertje, nu eens niet uit Christelijke maar uit Joodse hoek afkomstig en daarom van nieuwe geloofwaardigheid voorzien.

Maar die interpretatie gaat gemakkelijk voorbij aan de oncomfortabele elementen van Levinas’ filosofie. Zoals Erik Hagoort zegt in de folder waarin hij vertelt over zijn workshop die gepland stond voor de studiedag: “Levinas werkt zijn gedachten over het gesprek uit in termen van ongelijkheid, asymmetrie en scheiding. Niet bepaald comfortabel”. Beslist oncomfortabel, maar het zou wel eens kunnen dat juist dit soort termen de scherpte bezitten die ons mede helpen inzien waarom oncomfortabele verschijnselen als safe spaces, woke en identiteitspolitiek maatschappelijk op dit moment zo’n grote vlucht nemen. Waarschijnlijk hebben die lastige levinassiaanse termen meer potentie dan de langzamerhand onmachtig klinkende oproepen tot verbinding en empathische dialoog. Hoewel daar als vormen van beschaving, ook vanuit Levinas gezien, natuurlijk niks tegen is.

Al in vroege besprekingen van het werk van Levinas, voordat er überhaupt sprake was van woke bewegingen, wijzen commentatoren op de ongemakkelijk radicale, maar ook krachtige implicaties van het denken van Levinas. Dat doet bijvoorbeeld Robert Bernasconi in zijn artikel uit 1995 met de titel You Don’t Know What I’m Talking About. Bernasconi bekritiseert daarin vanuit een levinassiaans perspectief de hermeneutische opvatting van dialoog als versmelting van de horizonnen van de gesprekspartners met elkaar door inleving in en kennismaking met elkaars werelden. Bernasconi zet daar vraagtekens bij omdat zo’n dialoog de andersheid van de ander teniet kan doen, en die vernietiging doet spontaan de gedachte opkomen: you don’t know what I’m talking about. Daarmee wordt het idee verwoord dat wanneer de claim van de ander wordt geïntegreerd in mijn kennishorizon, de ander daardoor wordt gereduceerd tot de categorieën van ‘hetzelfde’, om de taal van Levinas te gebruiken: er vindt onterechte versmelting plaats. Voor Levinas, maar ook voor Bernasconi, wordt daarmee de ander geweld aan gedaan.

Warempel een gedachte die je woke avant la lettre zou kunnen noemen. Zeker als Bernasconi  vervolgens zegt: “The phrase says, ‘You cannot be yourself and understand me.’ Women say it to men; the poor say it to the rich; the victim says it to the oppressor; the target of racism says it to the racist”. 

Dit alles presenteer ik niet omdat ik zelf zo’n voorstander ben van radicale polarisatie of identiteitspolitiek of cancelculture. Ik ben eerder van het harmoniemodel. Maar het harmoniemodel heeft het moeilijk momenteel, en we snappen niet goed waarom. We doen eindeloos beroep op termen als ‘verbinding’ en ‘dialoog’ maar die blijken in toenemende mate loos en hun uitwerking te missen. Op dat punt kan het – inderdaad soms radicale – denken van Levinas over scheiding en andersheid ons wat verheldering bieden.

Zie ook Levinas en empathie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Woke avant la lettre en scrol naar beneden door.

vrijdag 25 november 2022

Rusland en China


Er  bestaat een categorie landen die je, gezien hun gedrag, tiranniek, moorddadig, autoritair, mensrechtenschendend en imperialistisch moet noemen. Naast andere landen behoren Rusland en China wat mij betreft tot die categorie.

Als het zo massief hopeloos is met die landen dan is het opmerkelijk dat ik geneigd ben om binnen die categorie toch nog een nader onderscheid te maken. Met name tussen Rusland en China: mijn intuïtieve oordeel over China is net iets positiever. Dat heeft er denk ik mee te maken dat Rusland bij al die andere kwalijke eigenschappen ook nog eens een zwaar soort nihilisme vertoont. 

De toekomst kan er voor Rusland – of eigenlijk moet je zeggen: voor Poetin en zijn slavofiele kliek – maar op één manier uitzien: als die van een glorieus continentaal imperium van Ierland tot Vladivostok, met een desnoods lijdend maar trots volk en gouden paleizen voor de elite in Moskou. Zo niet, dan maar geen toekomst. Dan mag de vernietiging toeslaan, van Rusland en de rest van de wereld. Het interesseert ze geen zier. Dat noem ik nihilistisch. 

Je kunt veel zeggen van China, maar nihilistisch is het niet, als daaronder verstaan wordt: geen belang kunnen hechten aan de toekomst en het ontbreken van ieder verantwoordelijkheidsgevoel dat verder gaat dan het strikte eigenbelang. China schendt  mensenrechten, legt de massa kadaverdiscipline op en verliest individualiteit van mensen volledig uit het oog; maar het wil wél een toekomst voor China en de aarde, niet de vernietiging.

Dat voor Rusland de toekomst nauwelijks een categorie is, drukt Giuliano da Empoli uit in zijn boek De Kremlinfluisteraar: de Russische politiek is in de eerste plaats een komedie, met meedogenloos cynisme en geweld als de belangrijkste ingrediënten.

Zie ook Marx op zijn kop en China en het Westen.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Rusland en China en scrol naar beneden door.

vrijdag 18 november 2022

Abraham de Sympathieke

Er zijn van die stukken in de Tora die je alleen met dichtgeknepen neus kunt lezen. De laatste parasja van Deuteronomium die we nog maar een maand geleden lazen in sjoel bevat daar voorbeelden van. Zoals de verzen 41 en 42 van hoofdstuk 32: “Ik wet mijn bliksemend zwaard, ik ga het vonnis voltrekken. Ik zal mij wreken op mijn vijanden, ik reken af met wie mij haatten. Mijn pijlen maak ik dronken van het bloed van vijanden, gevallen en gevangen”. 

Hoe anders is dat met de verhalen over Abraham waar we met de Toralezingen nu middenin zitten. Wat we lezen is een onafgebroken parade van wellevendheid, gastvrijheid, edelmoedigheid, relativeringsvermogen, zin voor rechtvaardigheid, dankbaarheid en zorgzaamheid van het mooie karakter Abraham. Gastvrij betoont hij zich tegenover de drie vreemde mannen die in hoofdstuk 18 ineens voor zijn tent verschijnen. Rechtvaardig is hij als hij daarna in discussie gaat met God over de bestraffing van Sedom, en wellevend in de zakelijke perikelen die hij bespreekt met de grootgrondbezitter Avimelech. Zo’n man wil je wel als aartsvader hebben, ik kan best begrijpen dat behalve het Jodendom ook de Christenen en Moslims daarvoor gekozen hebben.

Humanisten en verlichte gelovigen zullen daar niet makkelijk mee instemmen, en wel vanwege een andere eigenschap van Abraham: zijn opofferingsgezindheid en gehoorzaamheid. Abraham bleek bereid om zijn zoon Jitschak als offer aan God aan te bieden, en over de prijzenswaardigheid van die bereidheid kun je inderdaad van mening verschillen.  

Overigens, terugkomend op het begin van dit stukje, de aanwezigheid van oorlogsverhalen en overwinningszucht in de Tora vind ik op zichzelf niet problematisch. Ze getuigen van realiteitszin en die kan akelig actueel zijn, bijvoorbeeld als we daar de wrede oorlogsdrift van dictator Poetin in Oekraïne bij betrekken. Ook daar moet je wat mee.

Zie ook Krijgshaftige taal.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Abraham de Sympathieke en scrol naar beneden door.