vrijdag 8 oktober 2010

Paradoxen


Laatst las ik dat in grote delen van Afrika en Azië grote gêne bestaat om het te hebben over ontlasting, sanitair, stoelgang. Dat is taboe, zodanig dat het bouwen van toiletten nauwelijks bespreekbaar is. De paradox is dat de omgang met ontlasting veel openlijker plaats vindt dan bij ons. Het gebeurt soms gewoon op straat, of langs de kant van de weg. En linkerhanden geef je niet.

Zo openlijk hebben wij het in het Westen liever niet, eigenlijk is dat bij ons taboe. Maar ondertussen hebben wij het er wel uitgebreid over gehad, bijna schaamteloos: over toiletten, riolering, handenwassen en toiletpapier. Daarom zijn al die voorzieningen er gekomen. En nu voelen wij ons ongemakkelijk als die ergens ontbreken en mensen zonder problemen zomaar hun behoeften doen. Maar die willen er dan weer niet over praten. Waar is de geremdheid nu het grootste?

Wie in de (bruine) materie duikt – bij wijze van spreken –, komt er kennelijk minder vies uit dan wie het te vies vindt.

Nog zo’n paradox. Het Westen heeft als geen andere beschaving werk gemaakt van de strijd tegen allerlei bedreigingen, van overstromingen tot ziektes, van honger tot armoede. Dit alles met het doel de levenszekerheid te vergroten. En met succes.

Tegelijkertijd lijkt datzelfde Westen steeds meer in de greep te zijn van angsten en onzekerheid. Maar die hebben niet zozeer het karakter van angst voor fysieke bedreigingen of tekorten. Die onzekerheden zijn vooral sociaal-cultureel van aard. Men ervaart een onbestemd gevoel van verlorenheid, van eenzaamheid, anonimiteit en uiteenvallende gemeenschappen. Men vreest de sociale val. Terwijl we het nog nooit zo goed gehad hebben.

Wie zich, uit angst voor de dreigingen van de elementen, daar met succes tegen wapent en zekerheid creëert, komt er banger uit dan hij erin ging.

Deze paradox past in de beschrijvingen van Levinas. Die spreekt over het il-y-a en daarmee bedoelt hij de angstwekkende onverschilligheid van dit universum dat ons kan slaan met fysieke rampen, gebrek en ziekten. Levinas ziet vervolgens de strijd van de mens tegen die bedreigingen als een lofwaardig streven om overeind te blijven tegenover het schrikwekkende il-y-a.

Tegelijkertijd – zegt Levinas – keert in de getemde, veilige samenleving het il-y-a altijd terug. Maar dan in de versluierde variant, in de gedaante van eenzaamheid, doffe bureaucratie of gevoelens van zinloosheid. Het is tegen die achtergrond dat hij de ontmoeting met een ander mens plaatst. Die ontmoeting manifesteert zich daar in zijn volle kracht en kan, wat hem betreft, fungeren als nieuwe bron van zin.

Zie ook Ontsnapping

Geen opmerkingen:

Een reactie posten