donderdag 8 januari 2015

De heilige verbeelding


Al zolang ik mensen het woord ‘verbeelding’ hoor bezigen is daaraan een verheven klank verbonden. Verbeelding staat op een voetstuk. Maar, vroeg ik me al vaak af, waarom is dat zo?

Het kan zijn omdat verbeelding mensen – schrijvers en lezers – helpt om, al is het maar tijdelijk, even de weerbarstige werkelijkheid te ontvluchten en een roes van vergetelheid te beleven. Uitgevers lijken daarop te mikken bij het promoten van nieuwe boeken zoals nu gebeurt met een nieuw boek van Leon de Winter dat wordt aangeprezen als ‘een dans op het hoge koord van de verbeelding’. En schrijver Adri van der Heijden vertelde eens dat het vroeger bij hem thuis zo vervelend was dat hij in de verbeelding vluchtte.

Gelukkig dat het bestaat, maar een tweede verklaring spreekt me meer aan. Daarin staat verbeelding voor de koestering en vergroting van de menselijke innerlijke ruimte. Zoals filosofie je horizon kan verbreden door de presentatie van nieuwe ideeën, zo kan de literaire verbeelding dat door de schildering van emoties en psychologische verwikkelingen.

Maar wat me van die laatste waardering van de verbeelding weer minder aanspreekt is dat die vaak in één moeite door gekoppeld wordt aan een nuttige bijwerking van de verbeelding: die zou de intermenselijke communicatie helpen verbeteren doordat mensen zich beter in elkaars situatie leren inleven. Ja zelfs, zeggen sommigen zoals Martha Nussbaum of Richard Rorty, voor het écht verbeteren van de wereld moet je literatuur inzetten.

Ik heb het daar niet zo op. In de eerste plaats omdat er tussen de studeerkamer waar de verbeelding zich ontplooit en de werkelijkheid op een irritante manier licht blijft zitten. Iets van die irritatie klonk laatst door bij criticus Rob Schouten in zijn voorzichtige appreciatie van Arnon Grunberg. Die weigert ons in zijn romans gerust te stellen, en die omkering van het Zwitserlevengevoel laat Schouten niet onberoerd. “Zijn werk heeft meer met het menselijk trauma dan met de heilige verbeelding te maken”.

In de tweede plaats, en daarmee samenhangend, houd ik niet van het idee van wereldverbeterende maakbaarheid dat spreekt uit de instrumentele waardering voor verbeelding. Natuurlijk is er niets tegen horizonverbreding op filosofisch of literair gebied, dat is alleen maar goed. Maar de onderliggende gedachte klopt niet, want die redeneert dat als je maar breed genoeg denkt en voelt, je de misverstanden uit de wereld kunt bannen. En die gedachte is op een geniepige manier contraproductief.

Het scala van menselijke gedachten en emoties is immers oneindig groot. Te denken dat je dat allemaal op voorhand kunt inpassen in je voorstellingswereld doet per definitie geen recht aan de werkelijkheid van mensen en is daarom, in zijn pretenties, potentieel gewelddadig. Want hoe gaat een ruime verbeeldingswereld om met een werkelijkheid die daar alsnog buiten blijkt te vallen? Daarmee moet al gauw iets mis zijn.

En die laatste conclusie wil ik niet te snel trekken. Maar dat betekent dat er omgekeerd iets mis is, niet zozeer met de verbeelding zelf, maar met de pretenties van de verbeelding. We zullen, in weerwil van de pretenties van Nussbaum en Rorty, verrast blijven worden door de reacties van anderen, hoe groot onze verbeeldingskracht ook is.

Goed beschouwd hoeven we uit het hele scala van menselijke emoties er maar één te kennen, of – als je wilt – te verbeelden: verdriet. Want dan zul je meestal in staat zijn om de situaties te herkennen waarin je een ander gekwetst hebt, al je verbeeldingskracht ten spijt.

Zie ook Baas in eigen boek

1 opmerking:

  1. Dag Naud,
    zoals dromen tijdens de slaap louterend kunnen zijn voor het goed functioneren van een mens, zo zie ik verbeelding als een toevluchtsoord in situaties van machteloosheid. Ik denk dat het ontstaan van veel literatuur (en andere kunst) verklaard kan worden vanuit een achtergrond van ‘knelsituaties’. En zoals na het ontwaken uit een nachtelijke droom, de ‘daglicht-werkelijkheid’ onvergelijkbaar ‘anders’ blijkt – zo valt de alledaagse realiteit niet te versimpelen tot een ‘verbeelde’ werkelijkheid. Dat soort inzichten moeten ons hoeden voor een te simpel vooruitgangsgeloof, een al te groot maakbaarheidsideaal en voorbarige hoera-kreten. De a(A)ndere zal ons blijven verrassen.
    Je schreef opnieuw een fijn bericht.

    BeantwoordenVerwijderen