donderdag 16 april 2015

Levinas en Bergson


Misschien is het grootste verschil tussen de filosofen Henri Bergson en Emmanuel Levinas wel gelegen in de cultstatus die Bergson in zijn tijd als filosoof genoot. In Parijs trok hij steevast volle zalen, en in de VS gingen zijn boeken met honderdduizenden over de toonbank toen Bergson kort na 1900 New York bezocht. Dat kun je van Levinas bepaald niet zeggen. Hij werd wel gehoord, maar een publieksfilosoof was hij niet.

Aan de buitenkant hebben de twee een, al dan niet gedeeltelijke, Joodse afstamming gemeen. Levinas kwam uit een Litouws-Joodse familie, Bergson werd geboren uit een Joodse vader en een Katholieke moeder.

Meer inhoudelijk is er – althans aanvankelijk – een behoorlijk raakvlak. Of beter gezegd: dat raakvlak is er tussen Bergson en Edmund Husserl, die geldt als de grote leermeester van Levinas. Je kunt zeggen dat Bergson en Husserl één grote zorg met elkaar gemeen hadden. En dat hun beider denken gezien kan worden als pogingen tot een antwoord op die zorg. Hun probleem betrof de materialistische tijdgeest van de tweede helft van de 19e eeuw, de periode waarin Bergson en Husserl opgroeiden en hun carrières startten.

Husserl formuleerde zijn bezwaar als volgt: de wetenschap, tot en met de psychologie toe, hecht nauwelijks waarde aan wat dingen voor mensen betekenen. Ze is alleen geïnteresseerd in het al dan niet bestaan van dingen. Dat moet onderzocht, bewezen en gemeten worden. Wat ze voor een mens betekenen blijft buiten beschouwing.

Bergsons bezwaar tegen de geest van de tijd was dat voor de toenmalige serieuze wetenschappers iets pas gold als ‘werkelijk’ als het meetbaar was. Dingen telden pas – letterlijk – mee als ze afgebakend en opgeknipt werden en hanteerbaar konden worden gemaakt.

Dat illustreerde hij aan de hand van de omgang met het verschijnsel tijd. Het was volgens Bergson niet toevallig dat in 1884 de International Standard Time werd ingevoerd, en dat seconden, minuten en uren voortaan over de hele wereld gelijk waren. Wat daarin verloren gaat, zei hij, is de innerlijke beleving van tijd. Hij doelde daarmee bijvoorbeeld op het verschijnsel dat een minuut voor ons kan lijken op een uur en omgekeerd. In de woorden van Husserl zou je Bergsons punt als volgt kunnen verwoorden: de diepste betekenis van tijd ontglipt ons.

Zowel Bergson als Husserl vond dat de hiërarchie omgedraaid zou moeten worden: niet de plat-materialistische wereld moest gezien worden als de ware wereld, maar het gebied van de subjectieve betekenissen was de échte werkelijkheid.

Nu terug naar Levinas. Die start, zoals gezegd, als leerling van Husserl en volgt hem aanvankelijk in diens zoektocht naar betekenis als iets wat vooral buiten het materiële, dagelijkse leven gevonden moet worden. Maar al snel raakt Levinas onder de indruk van een andere leerling van Husserl, namelijk Heidegger. Diens aansporing om juist het geleefde, materiële bestaan – met zijn dagelijkse beslommeringen, arbeid, werktuigen – als oerbron van betekenissen te onderkennen, treft Levinas vol in het gelaat.

Zoals dat voor Heidegger het punt markeerde waarop hij van Husserl afstand nam, geldt dat ook voor Levinas. Vanaf ongeveer 1930 liet hij het door de late 19e eeuw getriggerde denken van Husserl achter zich. Daarmee waren dus ook Bergson en Levinas inhoudelijk ver van elkaar verwijderd geraakt.

Zie ook Sartre, Levinas en het café en Waarom Heidegger ons niet verder brengt

Geen opmerkingen:

Een reactie posten