Ik vat deze maatregel op als een illustratie van onze neiging in het georganiseerde leven om verregaand op te delen wat eigenlijk niet opgedeeld kan worden. Het is maar de vraag of ethiek los verkrijgbaar is, omdat het eigenlijk in alles aanwezig moet zijn. Ín de mensen, ín wat je met elkaar doet, en niet als een aparte categorie.
Betekent die laatste opvatting dat ik uitkom bij de ‘deugdenethiek’? Dat is de ethiek die propageert dat mensen deugden – zoals matigheid, moed, rechtvaardigheid – in hun karakter verankeren. Directeuren en andere organisatiemedewerkers zouden dan geen externe bewakende instantie meer nodig hebben, omdat ze vanuit zichzelf deugdzaam handelen.
Voor deze deugdenethiek is zeker wat te zeggen, in ieder geval kun je er moeilijk tegen zijn. Maar ik ben er geen grote fan van, omdat er een zweem van moeizaamheid omheen hangt. Je moet voortdurend aan je karakter werken, je hele leven lang oefenen. Ook daar is iets voor te zeggen, maar iets meer ontspanning mag wel van mij.
Bovendien: hoe meet je deugden, zonder meteen in de valse categorieën terecht te komen waar de ‘directeur ethiek’ ook een exponent van is? Als je deugden operationeel wilt gaan inzetten is het gevaar groot dat je morele kwaliteiten opnieuw reduceert tot afgebakende eigenschappen en weer buiten je plaatst.
Leuker is het, en ontspannener, om goede verhoudingen gewoon aan te treffen, te vinden in de werkelijkheid. Probleem is: als dat goede geen van te voren afgebakende, vaststaande categorie wil zijn, dan moet het steeds ter plekke nieuw ontstaan in de situaties en configuraties die optreden, in de relaties die zich voordoen. Dus eigenlijk niet zozeer in de mensen en de dingen, maar tussen wat er gebeurt. Dat heeft iets verrassends en onplanbaars.
Maar dat móet het ook wel hebben, want scherpe afbakening van categorieën kan ons vaak niet meer overtuigen. Denk maar aan de ‘directeur ethiek’.
Zie ook Definiëren van de wereld
Geen opmerkingen:
Een reactie posten