Van Bauman heb ik niet alle vijftig boeken in de kast staan, maar toch wel een stuk of zeven. Die gaan allemaal in op het eerstgenoemde thema, de rationeel-industriële manier waarop de Sjoa werd gepland en uitgevoerd. Ik las ze in de jaren negentig, geïntrigeerd als ik was door de systematisch volgehouden buitenstaandersblik die hij had, en die het gevolg was van enerzijds antisemitisme en anderzijds zijn eigen keuzes. Als Jood moest hij in 1939 vluchten voor Hitler en in 1968 voor het Poolse communistische antisemitisme van Gomolka. In 1968 week hij uit naar Israël, maar de stemming daar beviel hem niet en in 1971 streek hij neer in Engeland, waar hij tot 1992 sociologie doceerde in Leeds.
De buitenstaandersblik verschafte zijn boeken een permanente scherpte, en daarbij schreef hij in een voor mij meeslepende stijl: iedere zin is geladen met betekenis en tegelijkertijd goed gecomponeerd en soepel lopend. Soms zelfs té soepel, of te coherent, waardoor je met een zekere dwingendheid naar Baumans conclusies wordt geleid. Maar fascinerend was het wel.
Daar kwam bij dat hij in zijn werk destijds gebruik maakte van inzichten van Levinas. De manier waarop hij dat deed vond ik niet geheel overtuigend, maar het vergrootte voor mij beslist de aantrekkelijkheid van zijn werk.
Al die fascinaties gecombineerd deden mij in 1998 besluiten Bauman eens op te zoeken voor een interview. Daarvan herinner ik me primair nog zijn vriendelijke en welwillende houding, de zalmhapjes en de wodka, maar verder ook de aanblik van de tuin van zijn huis in Leeds: volstrekt overwoekerd door fors uit de kluiten gewassen struiken en bomen. Deze tuin belichaamde Baumans min of meer principiële afwijzing van de gangbare rationeel-hygiënische inrichting van de openbare en particuliere ruimte, en was daarmee een statement.
Een intrigerende man is heengegaan.
Zie ook Levinas en egoïsme
Geen opmerkingen:
Een reactie posten