donderdag 7 december 2017

Zelfbewustzijn

De eerste prijs voor de essaywedstrijd die de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen jaarlijks uitschrijft in samenwerking met de NRC, ging in 2017 naar de evolutiebioloog Gijsbert Werner. Gevraagd naar wat waarschijnlijk de belangrijkste wetenschappelijke doorbraak van de 21e eeuw zal blijken te zijn, betoogt Werner dat het onderscheid tussen biologisch en kunstmatig brein zal verdwijnen. De mens zal niet specialer meer zijn dan een computer, het idee van onze uniciteit als soort gaat op de schop.

Het proces waarbij de mens van zijn centrale positie als kroon op de schepping wordt teruggedrongen tot “een relatief betekenisloze soort, op een onopmerkelijke planeet, in een oneindig universum”, is al eeuwen geleden in gang gezet. De Copernicaanse ontdekking dat de aarde om de zon draait in plaats van andersom, de uitvinding van telescopen en microscopen, en geologische vondsten waren stuk voor stuk stappen in een proces dat de mens steeds minder speciaal maakte.

“Er lijkt nog één bastion van menselijke uniciteit over: onze unieke geest. Onze ervaringen, gedachten en gevoelens lijken immuun voor deconstructie in koude, wetenschappelijke termen”, vervolgt Werner, en hij doelt daarmee op het zelfbewustzijn van de mens. De mens zou, als enige soort, zich niet alleen bewust zijn van zijn omgeving, maar ook van zichzelf, zijn eigen gedachten en gevoelens.

Maar die uitzonderingspositie is gezichtsbedrog, denkt Werner. Uit onderzoek bij dolfijnen, mensapen, olifanten en eksters blijkt dat zij zichzelf kunnen zien in een spiegel – en dat wordt gezien als een bewijs van zelfbewustzijn. Daarnaast toont de neurobiologie aan dat onze geest een fysieke basis heeft. En tenslotte zijn wetenschappers zover dat ze neurale netwerken kunnen nabouwen met chips en processoren, met als resultaat computers die patronen kunnen herkennen, problemen kunnen oplossen, kunnen plannen en leren. Als dat zo doorgaat, zegt Werner, “zal het fundamentele onderscheid tussen biologische en synthetische breinen onhoudbaar worden”. Dus inclusief zelfbewustzijn voor computers.

Wat nu? Daar vervliegt de adel van de geest, die juist bestond in het besef als enige schepselsoort te beschikken over inzicht in eigen gedachten en gevoelens. En die daaraan verantwoordelijkheid koppelde voor de rest van de wereld, en die daaraan verheven schoonheidszin verbond. Een beschavingsideaal van eeuwen – ook wel humanisme genoemd – staat op het spel, inclusief mensenrechten, de Negende van Beethoven en de roman als ultiem beschavingsproduct. We worden bedreigd met het onherroepelijke verlies van ons zelfbeeld als zelfstandige, autonome individuen.

Werner vraagt zich af of dat wel goed zal gaan. “Wanneer het uiteindelijk breed doordringt dat er weinig mystiek is aan de door onze geest gegenereerde processen, zal dat tot existentiële twijfel leiden.” En “Waar blijft de morele basis om mensen verantwoordelijk te houden voor hun gedrag?”

Eerlijk gezegd weet ik niet of ik net zo aangeslagen ben door deze vooruitzichten als Werner. Gesteld dat zelfbewustzijn iets goeds is, en er komt inderdaad kunstmatige intelligentie die dat ook heeft, dan is daar toch niets tegen? Op het vlak van zelfbewustzijn heb je volgens mij geen last van concurrentie. Of worden we dan jaloers? Uniciteit voegt volgens mij niet zoveel toe. Misschien zijn computers zelfs wel sympathieker, omdat ze stelselmatiger redelijk en tolerant zijn.

Los daarvan, en van groter belang: ik heb me altijd maar matig thuis gevoeld bij die ophemeling van het zelfbewustzijn, en de nadruk op vrijheid en autonomie die daarbij hoort. Want daar is inderdaad sprake van respect voor de waarde van het individu, maar ook van een rücksichtlos en abstract universalisme: we zijn allemaal hetzelfde, namelijk individu. Daar hoort verantwoordelijkheid voor de wereld bij, maar ook verregaand abstract uitgewerkte mensenrechten. Daar hoort de romanschrijver bij met zijn inlevingsvermogen, maar met tegelijkertijd zijn droom om te heersen in zijn eigen universum. Ons Westerse humanisme heeft wat mij betreft zo zijn keerzijden. Het is niet voor niets dat de oorsprong van de roman gesitueerd wordt in het milieu van de eerste modern-imperialistische grootmacht: het Spanje van midden 16e eeuw.

In die kritiek op het humanisme ben ik overigens geheel niet origineel. In de jaren 60, 70 en 80 waren er vooral in Parijs (dat kroonjuweel van de westerse humanistische cultuur) veel denkers die het min of meer gehad hadden met de optimistische kijk op het menselijke subject en zijn mogelijkheden. Bij allemaal moest het op autonomie en vrijheid gerichte individu het ontgelden. Dat had twee wereldoorlogen niet kunnen voorkomen, ging ten onder in abstracties, en overschatte zichzelf stelselmatig.

Voor één Parijse filosoof was deze bezinning op het humanisme aanleiding om naast bewustzijn van eigen gevoelens en gedachten (dus: zelfbewustzijn) een ander fenomeen te benadrukken. Hij kon opzij stappen, weg van de humanistische, romaneske mantra ‘iedereen heeft zelfbewustzijn, en dus lijken we op elkaar, zijn we in wezen allemaal hetzelfde’; en toe bewegen naar een heel andere gewaarwording: ‘hé, die ander is heel anders, dat kan ik niet verzinnen’.

Misschien kan een computer dát voorlopig nog niet voelen.

Zie ook Empathie is moreel neutraal

1 opmerking:

  1. Goed geschreven bericht dat de unieke positie van die Andere filosoof in evidentie stelt...

    BeantwoordenVerwijderen